In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], geboren in 2012 en 2016. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de door de rechtbank Gelderland op 11 januari 2024 vastgestelde zorgregeling, die inhield dat de kinderen eenmaal per week gedurende drie uur bij de moeder verblijven onder begeleiding van een hulpverlenende instantie. De vader verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een nieuw onderzoek te gelasten, terwijl de moeder verweer voerde en vroeg om bekrachtiging van de beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2024 waren beide ouders, hun advocaten, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de raad voor de kinderbescherming aanwezig. Het hof heeft overwogen dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat de zorgregeling in het belang van de kinderen is. De vader heeft verzocht om de kinderen te horen, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het hof van mening was dat de kinderen nog te jong zijn en er voldoende informatie beschikbaar was via betrokken professionals.
Het hof heeft de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. Het hof heeft benadrukt dat de GI verantwoordelijk is voor het toewijzen van een jeugdbeschermer, wat van groot belang is voor de ontwikkeling van de kinderen. De beslissing van het hof houdt in dat de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank wordt voortgezet, en dat de vader's verzoeken om een nieuw onderzoek en het horen van de kinderen zijn afgewezen.