ECLI:NL:GHARL:2024:4730

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
200.342.744
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor reis met kinderen naar Vietnam in kort geding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding hoger beroep. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, die op 6 juni 2024 toestemming had verleend aan de moeder om met hun kinderen naar Vietnam te reizen van 27 juli 2024 tot en met 18 augustus 2024. De vader verzocht het hof om deze toestemming te schorsen en de vordering van de moeder af te wijzen. De moeder voerde verweer en vroeg het hof om het bestreden vonnis te bekrachtigen.

De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2024 de situatie van de kinderen en de ouders besproken. De vader uitte zijn zorgen over de mogelijkheid dat de moeder met de kinderen in Vietnam zou blijven, gezien het diepgewortelde wantrouwen tussen de ouders en de achtergrond van de moeder in Vietnam.

Het hof oordeelde dat de moeder op dit moment geen toestemming moet krijgen om met de kinderen naar Vietnam te reizen. De ouders moeten eerst verder werken aan hun onderlinge relatie en de ontwikkeling van de kinderen moet niet in gevaar worden gebracht. Het hof heeft de vordering van de vader toegewezen en het verzoek van de moeder afgewezen, met de overweging dat de situatie tussen de ouders eerst moet stabiliseren voordat er toestemming voor een reis kan worden verleend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, familie
zaaknummer gerechtshof 200.342.744
zaaknummer rechtbank Gelderland 435501
arrest in kort geding van 16 juli 2024
in de zaak van
[verzoeker]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
tevens eiseres in het incident
en bij de voorzieningenrechter optrad als gedaagde partij
hierna te noemen: de vader
advocaat: mr. E. Gubbens
tegen
[verweerster]
die woont in [woonplaats1]
die verweer voert tegen de vordering in hoger beroep
tevens verweerder in het incident
en bij de voorzieningenrechter optrad als eisende partij
hierna te noemen: de moeder
advocaat: mr. F.B. Flooren
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland
gevestigd te Arnhem
hierna te noemen: de GI

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De vader stelt hoger beroep in tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter) op 6 juni 2024 tussen de ouders heeft uitgesproken.
1.2.
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding, tevens memorie van grieven, tevens houdende incident tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring in hoger beroep met producties, ingekomen op 21 juni 2024;
  • de memorie van antwoord in hoger beroep tevens in het incident met producties;
  • een akte overleggen nadere producties van de vader van 5 juli 2024;
  • een akte overleggen nadere toelichting met producties van de moeder van 7 juli 2024.
1.3.
Op 9 juli 2024 heeft het hof de zaak mondeling behandeld. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat:
- een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (verder ook: de raad);
- twee vertegenwoordigers namens de GI.
Partijen vragen het hof arrest te wijzen in de hoofdzaak.

2.De kern van de zaak

2.1.
De vader en de moeder zijn de (juridische) ouders van:
[de minderjarige1] (roepnaam: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2021 te [woonplaats1] , en
[de minderjarige2] , geboren [in] 2017 te [plaats1] (Frankrijk).
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige2] en [de minderjarige1] .
2.2.
Bij beschikking van 18 september 2023 zijn [de minderjarige2] en [de minderjarige1] onder toezicht gesteld van de GI tot 18 september 2024.
2.3.
De rechtbank heeft bij beschikking van 22 december 2023 de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Deze echtscheiding is op 27 februari 2024 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
De moeder heeft bij de voorzieningenrechter gevorderd haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige2] en [de minderjarige1] naar Vietnam te reizen van 27 juli 2024 tot en met 18 augustus 2024. De voorzieningenrechter heeft deze vordering toegewezen en zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.5.
De vader wil dat de toegewezen vordering van de moeder in hoger beroep alsnog wordt afgewezen.
De vader vraagt verder de tenuitvoerlegging van het besteden vonnis te schorsen totdat het hof op zijn vordering in hoger beroep heeft beslist (incident).
2.6.
De moeder voert verweer en vraagt het hof de vorderingen van de vader af te wijzen en het bestreden vonnis te bekrachtigen.

3.Het oordeel van het hof

Het incident
3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vader zijn incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis ingetrokken, omdat het hof de hoofdzaak tegelijkertijd behandelt en heden uitspraak doet. Het hof zal de vader daarom niet-ontvankelijk verklaring in deze vordering.
De hoofdzaak
spoedeisend belang
3.2.
In een kort geding moet het hof altijd beoordelen of de partij die de vordering in kort geding indient nog een spoedeisend belang heeft. Nu de moeder om toestemming voor een reis met de kinderen naar haar familie in Vietnam per 27 juli 2024 heeft verzocht, is evident dat er in deze procedure sprake is van een spoedeisend belang. De vader is daarom ontvankelijk in zijn vordering in de hoofdzaak.
beoordeling
3.3.
Het hof is van oordeel dat de moeder geen toestemming moet krijgen om met haar kinderen naar Vietnam te reizen. Het hof legt hierna uit hoe het tot dit oordeel komt.
3.4.
Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt dat de kinderen de afgelopen jaren veel onrustige en steeds wisselende situaties hebben meegemaakt en onveiligheid hebben ervaren.
De moeder en de biologische vader van [de minderjarige2] hebben met [de minderjarige2] na haar geboorte in Frankrijk en Zwitserland verbleven. Nadat zij uit elkaar zijn gegaan heeft [de minderjarige2] een jaar bij de familie van de moeder in Vietnam gewoond. Volgens de moeder omdat de families van de moeder en de biologische vader vonden dat er eerst goede afspraken tussen de biologische vader en de moeder moesten worden gemaakt. De moeder stelt dat zij gedurende dat jaar haar situatie in Nederland in orde heeft gebracht, zodat [de minderjarige2] bij haar in Nederland kon gaan wonen. Gedurende deze periode kwam de vader in beeld en heeft zij ook nog een aantal maanden bij [de minderjarige2] in Vietnam verbleven. Nadat goede afspraken zijn gemaakt met de biologische vader over [de minderjarige2] is zij in Nederland gaan wonen, aldus de moeder. De vader is het op een aantal punten niet eens met deze uitleg van de moeder over het verloop van haar situatie.
Vervolgens zijn de vader en de moeder in Nederland gehuwd, is [de minderjarige1] geboren en is de vader de juridische vader van [de minderjarige2] geworden. De ouders kregen relatieproblemen en hun situatie is uiteindelijk steeds verder geëscaleerd waarbij verschillende rechterlijke procedures zijn gevoerd. De verstandhouding tussen de ouders is fors verstoord geraakt. Hulpverlening in het vrijwillige kader heeft niet tot voldoende verbetering geleid. De problematiek tussen de ouders heeft ertoe geleid dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderen zijn in september 2023 onder toezicht gesteld waarbij de kinderrechter heeft geoordeeld dat de kinderen opgroeien in een opvoedsituatie waarin een diepgeworteld wantrouwen tussen de ouders bestaat en de ouders een hevige onderlinge strijd voeren waarin zij het belang van de kinderen uit het oog zijn verloren. Er waren grote zorgen over de sociaal emotionele ontwikkeling van [de minderjarige2] , haar gevoelens van veiligheid en haar zelfbepalende en dwingende gedrag.
3.5
Uit recentere informatie blijkt dat de ouders in het kader van de ondertoezichtstelling hulpverlening aanvaarden en dat de verdeling van de zorg tussen de ouders nu redelijk goed verloopt. De moeder heeft haar opleiding enige tijd onderbroken om meer beschikbaar te zijn voor de kinderen. Dit heeft volgens de moeder een positief effect op [de minderjarige2] gehad. Zij is nu rustiger en haar contact met klasgenoten is verbeterd. De moeder heeft haar opleiding dit jaar weer opgepakt en hoopt deze eind 2024 af te kunnen ronden.
De GI deelt mee dat de kinderen zich op dit moment wel goed ontwikkelen, maar dat het ook lastig blijft voor [de minderjarige2] om zich goed te concentreren. [de minderjarige1] is een vrolijk kind, maar zijn spraakontwikkeling is vertraagd en hij krijgt extra ondersteuning op het kinderdagverblijf om te begrijpen hoe hij met de mensen om hem heen moet omgaan. De ouders zijn liefdevol naar de kinderen maar hun verstoorde verstandhouding blijft een groot probleem; het wantrouwen in elkaar is groot.
3.6
Voor het hof is de vrees van de vader dat de moeder in Vietnam zal blijven met de kinderen gelet op het diepgewortelde wantrouwen tussen de ouders te begrijpen. De moeder is geboren en getogen in Vietnam en zij heeft daar haar familie wonen. In de afgelopen acht jaar heeft de moeder in vier landen gewoond, waaronder ook in Vietnam en zij heeft tot in februari 2020 [de minderjarige2] voor een jaar alleen achtergelaten bij haar familie in Vietnam. De moeder beschikt naast haar Nederlandse nationaliteit ook onveranderd over de Vietnamese nationaliteit. Dat deze vrees volgens de moeder niet terecht is, omdat zij net als de vader ook geworteld is in Nederland, en dat de GI geen signalen ziet dat de moeder met de kinderen in Vietnam wil blijven, maakt dat niet anders. Daarbij neemt het hof net als de vader ook in aanmerking dat Vietnam niet is aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Dat de moeder adres- en telefoongegevens van familie in Vietnam aan de vader kan verstrekken en de vader tijdens haar verblijf geregeld kan bellen en informeren is geen afdoende oplossing.
3.7
Het hof is dan ook van oordeel dat het op dit moment te vroeg is om de moeder toestemming te verlenen om met de kinderen naar hun familie in Vietnam te reizen. Er is sprake van geringe vooruitgang in de situatie tussen de ouders en in de ontwikkeling bij [de minderjarige2] . Voorkomen moet worden dat een reis naar Vietnam de ontwikkeling van [de minderjarige2] weer uit evenwicht brengt. De ouders moeten eerst verder werken aan het verbeteren van hun onderlinge relatie en leren om beter af te stemmen over de kinderen, ook al zal dat moeilijk voor hen zijn.
De moeder heeft nader onderbouwd dat de oma van de kinderen moederszijde in Vietnam kampt met gezondheidsklachten, maar dat deze klachten zodanig ernstig zijn dat een bezoek niet kan worden uitgesteld tot bijvoorbeeld volgend jaar, is naar het oordeel van het hof niet gebleken.
Het hof onderschrijft de opmerking van de raad dat het goed is voor de kinderen dat zij kennis maken met hun familie en hun culturele achtergrond en dat de moeder op vakantie moet kunnen gaan met de kinderen, maar is van oordeel dat de situatie tussen de ouders eerst verder moet stabiliseren.
Volgend jaar heeft de moeder haar opleiding vermoedelijk afgerond en heeft zij misschien een betaalde baan in Nederland. Ook is het de ouders met hun advocaten tot nu toe nog niet gelukt om de financiële gevolgen van de echtscheiding helemaal af te ronden. Het is wenselijk dat dit ook op korte termijn gebeurt, zodat de ouders uit de strijd komen en hun aandacht volledig op de kinderen kunnen richten.
3.8
Alle feiten en omstandigheden tezamen maken dat het hof van oordeel is dat de vordering van de vader moet worden toegewezen en de vordering van de moeder in eerste aanleg alsnog moet worden afgewezen.
4. De beslissing
Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn incidentele vordering tot schorsing;
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 6 juni 2024 en wijst het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen op vakantie te gaan naar Vietnam in de periode van 27 juli 2024 tot en met 18 augustus 2024 alsnog af;
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P. den Hollander, I.G.M.T. Weijers- van der Marck en M.H.F. van Vugt en, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.