In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding hoger beroep. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, die op 6 juni 2024 toestemming had verleend aan de moeder om met hun kinderen naar Vietnam te reizen van 27 juli 2024 tot en met 18 augustus 2024. De vader verzocht het hof om deze toestemming te schorsen en de vordering van de moeder af te wijzen. De moeder voerde verweer en vroeg het hof om het bestreden vonnis te bekrachtigen.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2024 de situatie van de kinderen en de ouders besproken. De vader uitte zijn zorgen over de mogelijkheid dat de moeder met de kinderen in Vietnam zou blijven, gezien het diepgewortelde wantrouwen tussen de ouders en de achtergrond van de moeder in Vietnam.
Het hof oordeelde dat de moeder op dit moment geen toestemming moet krijgen om met de kinderen naar Vietnam te reizen. De ouders moeten eerst verder werken aan hun onderlinge relatie en de ontwikkeling van de kinderen moet niet in gevaar worden gebracht. Het hof heeft de vordering van de vader toegewezen en het verzoek van de moeder afgewezen, met de overweging dat de situatie tussen de ouders eerst moet stabiliseren voordat er toestemming voor een reis kan worden verleend.