ECLI:NL:GHARL:2024:4877

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
23/2416
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding onder de Wet WOZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een geschil over de proceskostenvergoeding in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Huizen had de waarde van de onroerende zaak van belanghebbende vastgesteld op € 518.000 voor het jaar 2022 en een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar heeft de beschikking en de aanslag gehandhaafd. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 juli 2024 is enkel de vraag aan de orde gekomen of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van proceskosten, omdat de heffingsambtenaar niet volledig aan de verplichting tot het verstrekken van gegevens heeft voldaan. De andere grieven van belanghebbende zijn ingetrokken. Het Hof oordeelt dat, hoewel er sprake is van een schending van de informatieplicht door de heffingsambtenaar, dit niet van doorslaggevende betekenis is geweest voor het instellen van beroep. Belanghebbende had ook zonder deze schending beroep ingesteld, gezien hij een eigen taxatierapport had ingediend. Het Hof heeft daarom het hoger beroep ongegrond verklaard en ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of proceskosten.

De uitspraak is openbaar gemaakt en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2416
uitspraakdatum: 23 juli 2024
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 8 juni 2023, nummer UTR 22/4574, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) ten aanzien van belanghebbende de waarde van de onroerende zaak [adres1] 1 te [woonplaats] voor het jaar 2022 vastgesteld op € 518.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 9 juli 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [naam1] namens belanghebbende, alsmede [naam2] en [naam3] namens de heffingsambtenaar.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase verzocht om toezending van verschillende, nader door hem benoemde stukken die ten grondslag hebben gelegen aan de onderhavige waardevaststelling.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft naar aanleiding van dit verzoek belanghebbende, naast het taxatieverslag, het gehele taxatiemodel digitaal ter beschikking gesteld. Het gaat om een groot bestand waarin onder meer kavelmodellen, woningmodellen en bijgebouwmodellen zijn opgenomen. Voorts is daarin een overzicht verstrekt van de gehanteerde vergelijkingsobjecten met de zogenoemde correctiefactoren. Abusievelijk zijn nadere details van twee van de drie gehanteerde referentiepanden niet in de bezwaarfase aan belanghebbende verstrekt. In het taxatieverslag zijn door de heffingsambtenaar de volgende referentiepanden genoemd: [adres2] 5, [adres3] 22 en [adres2] 3, alle te [woonplaats] .
2.3.
Belanghebbende heeft in bezwaar een ‘woningwaarderapport’ van taxateur [naam4] overgelegd. Daarin zijn als referentiepanden opgenomen de in [woonplaats] gelegen woningen: [adres4] 65, [adres2] 3 en [adres4] 33.
2.4.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
2.5.
In beroep heeft belanghebbende ter onderbouwing van de door hem voorgestane waarde het in 2.3 bedoelde woningwaarderapport ingebracht. De Rechtbank heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld.

3.Geschil

In hoger beroep is, naar de gemachtigde ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard, louter in geschil of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van proceskosten voor beroep en hoger beroep omdat de heffingsambtenaar niet aan de in artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ opgenomen verplichting tot het verstrekken van gegevens heeft voldaan. De andere in het hogerberoepschrift verwoorde grieven heeft belanghebbende ter zitting van het Hof uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken. De vastgestelde waarde is evenmin in geschil.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Het beroep van belanghebbende is door de Rechtbank ongegrond verklaard. Niettemin is de rechter ook in een zodanig geval, bij schending door de heffingsambtenaar van de in artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ vervatte verplichting tot het verstrekken van gegevens, bevoegd de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de heffingsambtenaar in bezwaar aan belanghebbende op diens verzoek een grote hoeveelheid gegevens heeft verstrekt maar dat die verstrekking op (relatief beperkte) onderdelen niet volledig is geweest. In zoverre is sprake van een schending van artikel 40 Wet WOZ.
4.3.
In dit gebrek in de informatieverstrekking door de heffingsambtenaar ziet het Hof echter geen aanleiding om de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende en het door hem betaalde griffierecht. Het Hof acht aannemelijk dat de (relatief beperkte) schending niet van doorslaggevende betekenis is geweest voor het instellen van beroep, nu belanghebbende in bezwaar een eigen taxatierapport – gebaseerd op een eigen onderzoek dat los van de onderbouwing van de heffingsambtenaar heeft plaatsgevonden – heeft aangeleverd (zie 2.3) en dat rapport ook in beroep heeft ingebracht. Daarnaast heeft hij in beroep naast de grief over het ontbreken van een deel van de gegevens, diverse andere niet daarmee samenhangende grieven tegen de beschikte waarde aangevoerd. Verondersteld moet worden dat belanghebbende ook beroep had ingesteld en kosten had gemaakt, wanneer de heffingsambtenaar artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ niet zou hebben geschonden.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond. Hetgeen belanghebbende overigens nog heeft aangevoerd, doet aan deze conclusie niet af.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, raadsheer, in tegenwoordigheid van
mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.
De griffier, De raadsheer,
(J.H. Riethorst) (R. den Ouden)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 24 juli 2024.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.