ECLI:NL:GHARL:2024:4940

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
200.341.200
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en zorgregeling in een ouderschapsconflict

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de kinderen en de zorgregeling tussen de ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft 11 grieven ingediend tegen de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de moeder toestemming is verleend om te verhuizen met de kinderen. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 23 juli 2024 gehouden, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

Het hof heeft overwogen dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd om de kinderen voor de zomervakantie duidelijkheid te geven over hun woonsituatie en school. De vader verzoekt om de zorgregeling te wijzigen, maar het hof oordeelt dat de huidige regeling in stand moet blijven. De moeder heeft een woning gekocht in [plaats1] en de vader heeft niet voldoende aangetoond dat de verhuizing onterecht zou zijn. Het hof concludeert dat de grieven van de vader falen en dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen en de noodzaak om hen stabiliteit te bieden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.341.200/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland 431915)
beschikking van 30 juli 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.C. Putters,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.P. Slijkhuis.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 april 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Voor het verloop van de procedure tot 16 juli 2024 verwijst het hof naar zijn beschikking van die datum, waarin is beslist op het verzoek tot schorsing van de bestreden beschikking.
2.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het verweerschrift in de hoofdzaak;
- een journaalbericht van mr. Putters van 11 juli 2024 met producties.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 23 juli 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig de vader, bijgestaan door mr. Putters, en de moeder, bijgestaan door mr. Slijkhuis.
Voorts was een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming te Arnhem (verder: de raad) aanwezig.
3. De omvang van het geschil
3.1
Tussen partijen zijn in geschil de (vervangende toestemming voor) verhuizing van de moeder en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen betreffende de kinderen (hierna: de zorgregeling).
3.2
De vader is met 11 grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende (verkort weergegeven):
- de verzoeken van de moeder alsnog af te wijzen;
- te bepalen dat de zorgregeling, zoals vastgelegd in het ouderschapsplan, wordt gewijzigd in die zin de kinderen één keer per twee weken van vrijdag 17.30 uur tot en met woensdagochtend (naar school) bij hem verblijven;
- althans te beslissen zoals het hof juist acht.
3.3
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen, althans te beslissen zoals het hof juist acht en, indien nodig, de gronden van de bestreden beschikking te verbeteren.
3.4
In de beschikking van dit hof van 16 juli 2024 is het verzoek van de vader tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking afgewezen. Grief 1 van de vader behoeft dan ook geen (verdere) bespreking. Het hof zal de overige grieven gezamenlijk beoordelen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juli 2024 heeft het hof, na daartoe de zitting te hebben geschorst voor beraad, partijen medegedeeld dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen en dat later uitspraak zal worden gedaan en dus dan de beschikking met de beslissing en de schriftelijke motivering wordt gegeven. Het hof heeft voor deze aanpak gekozen om de kinderen voor de zomervakantie duidelijkheid te geven over waar zij na de zomervakantie zullen wonen en naar school gaan.
4.2
Het hof is – evenals de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt – van oordeel dat het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de kinderen moet worden toegewezen en dat de in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling ongewijzigd moet blijven. Het hof kan zich vinden in de beslissing van de rechtbank tegen de achtergrond van de geldende criteria en de daarvoor gegeven motivering. Daaraan voegt het hof nog het volgende toe.
4.3
Het door de vader in hoger beroep aangevoerde leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij overweegt het hof dat het antwoord op de vraag of er wel voldoende noodzaak is voor de verhuizing minder relevant en niet doorslaggevend is, omdat de geldende zorgregeling onverkort wordt gehandhaafd en de moeder te kennen heeft gegeven dat afwijking of nadere invulling van de regeling bespreekbaar is en zal blijven. Inmiddels is gebleken dat de moeder met haar partner een woning heeft gekocht in [plaats1] . Hoewel de reisafstand/reistijd tussen de woonplaats van de vader, de huidige woonplaats van de kinderen in [woonplaats2] en [plaats1] dezelfde is, zal het halen en brengen van de kinderen de vader meer tijd (en geld) kosten dan voorheen, omdat de vader dit niet meer kan doen vanuit en naar zijn werk in [plaats2] . Dat is echter niet voldoende om zijn verzet tegen de verhuizing van de moeder en de kinderen te rechtvaardigen. Bovendien heeft de moeder zich bereid verklaard de vader tegemoet te komen in het halen en brengen van de kinderen.
Dat de moeder de verhuizing niet voldoende heeft doordacht en voorbereid – zoals de vader ook in hoger beroep heeft aangevoerd – heeft de moeder gemotiveerd betwist en is het hof ook niet gebleken. Integendeel: het hof heeft zelden een verhuizing gezien die zo zorgvuldig is ingestoken als in deze zaak. Evenmin is sprake van (nieuwe) omstandigheden die zich verzetten tegen het verlenen van toestemming. Zoals het hof al heeft overwogen in de beschikking van 16 juli 2024 is de beweerdelijke wens van de vader om naar [woonplaats2] of [plaats3] te verhuizen nog niet geconcretiseerd en heeft die dus nog niet geleid tot het kopen of huren van een woning, terwijl de moeder – zo is inmiddels gebleken – de woning in [woonplaats2] heeft verkocht en een woning heeft gekocht in [plaats1] , die op 1 augustus 2024 wordt overgedragen. Bovendien is het nog maar de vraag of de enkele omstandigheid dat de vader terug zou verhuizen naar [woonplaats2] tot een ander oordeel in deze zaak zou hebben geleid.
4.4
Ook zal het hof niet ingaan op het in hoger beroep herhaalde verzoek van de vader om de kinderen te horen of om de raad voor de kinderbescherming te vragen een onderzoek te doen. [de minderjarige1] heeft al aangegeven dat zij zich niet wil bemoeien met deze kwestie – hetgeen het hof zeer begrijpelijk vind – en overigens wil het hof de kinderen niet (verder) belasten met een onderzoek door de raad, die ook voor duidelijkheid op korte termijn voor de kinderen pleit. Bovendien acht het hof zich voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven.
4.5
Wat betreft de zorgregeling is het hof van oordeel dat de huidige regeling als basis dient en in stand moet blijven. De door de vader beoogde regeling – meer omgang door de week – is praktisch niet uitvoerbaar. Daarbij maakt het niet uit of de kinderen in [woonplaats2] of [plaats1] wonen. Partijen moeten in staat worden geacht in onderling overleg afwijkingen van die regeling te bespreken, mede gelet op de wensen en belangen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
4.6
Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen en dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 april 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. Th.H.M. Lueb als griffier, is getekend door mr. J.H. Lieber en is op 30 juli 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.