Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
artikel 530van het Wetboek van Strafvordering van:
[appellant] ,
Procesgang
Beoordeling van het verzoek
1.988
BESLISSING
1.988,00 (duizend negenhonderdachtentachtig euro).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juni 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland. De appellant, geboren in 1988 en woonachtig in Rotterdam, had verzocht om een vergoeding van € 968 voor gemaakte kosten van rechtsbijstand na een schietincident waarbij hij betrokken was. De rechtbank had de appellant eerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op 13 mei 2024, waarbij de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de appellant, mr. F.L.C. Schoolderman, aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de appellant bevond zich kort na een schietpartij in een afgezet gebied en werd door de politie aangesproken en oppervlakkig onderzocht. Zijn telefoon werd in beslag genomen in verband met het schietincident, hoewel hij niet formeel als verdachte was aangemerkt. De raadsvrouw heeft het verzoek om vergoeding nader toegelicht, terwijl de advocaat-generaal stelde dat de beschikking van de rechtbank bevestigd moest worden, omdat de appellant niet als gewezen verdachte kon worden aangemerkt.
Het hof oordeelde echter dat de appellant, gezien de bijzondere omstandigheden van zijn staandehouding, als een gewezen verdachte in de zin van artikel 530, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kon worden beschouwd. Het hof heeft besloten om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en heeft de appellant een totale vergoeding van € 1.988 toegekend, bestaande uit € 968 voor de kosten van de raadsvrouw en € 1.020 voor de kosten van het verzoek. De beslissing werd op 10 juni 2024 ter openbare zitting uitgesproken.