ECLI:NL:GHARL:2024:510

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
200.328.381
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om zorgregeling in het belang van het kind na misbruik en stressvolle omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om een zorgregeling vast te stellen voor zijn dochter, [de minderjarige]. De vader had eerder bij de rechtbank Gelderland een zorgregeling aangevraagd, maar deze was afgewezen in de beschikking van 6 april 2023. De vader en moeder zijn gescheiden en hebben samen het gezag over [de minderjarige], die in 2012 is geboren. De moeder heeft de voogdij en [de minderjarige] woont bij haar. De vader heeft sinds lange tijd geen contact met [de minderjarige] vanwege een verleden van seksueel misbruik door haar halfbroer, wat heeft geleid tot een ondertoezichtstelling door Jeugdbescherming Gelderland. Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden zijn gewijzigd, maar oordeelt dat het in het belang van [de minderjarige] niet zinvol is om een zorgregeling vast te stellen. Het hof heeft de zorgen van [de minderjarige] en de stress die zij heeft ervaren bij eerdere pogingen tot contactherstel meegewogen. Ondanks de emotionele nood van de vader om contact te herstellen, heeft [de minderjarige] herhaaldelijk aangegeven geen contact te willen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en bepaald dat er geen zorgregeling zal gelden tussen de vader en [de minderjarige].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.381
(zaaknummer rechtbank Gelderland 387312)
beschikking van 11 januari 2024
in de zaak van
[verzoeker],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.A. Hauwert in Duiven,
en
[verweerder],
die woont in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Striekwold in Doetinchem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland van 6 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, binnengekomen op 13 juni 2023, met producties;
  • het verweerschrift;
  • een journaalbericht van de vader van 10 november 2023 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling was op 21 november 2023. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de advocaat van de moeder;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
2.3
Het hof heeft in overleg met de beide advocaten ter zitting [de minderjarige] na de mondelinge behandeling uitgenodigd voor een gesprek. [de minderjarige] heeft op 11 december 2023 een gesprek gehad met één van de raadsheren en verteld wat zij van de zaak vindt.
3. De feiten
3.1
De vader en de moeder zijn getrouwd geweest. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2012. De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
3.2
[de minderjarige] woont bij de moeder.
3.3
[de minderjarige] heeft onder toezicht gestaan van Jeugdbescherming Gelderland. De ondertoezichtstelling is afgelopen op 25 mei 2023, dus na de bestreden beschikking.
3.4
In de beschikking van 24 juni 2020 heeft de rechtbank Gelderland een zorgregeling vastgesteld. Volgens die zorgregeling heeft [de minderjarige] minimaal één keer in de twee weken één uur begeleid contact met de vader, waarbij de verdere invulling van de zorgregeling wordt bepaald door Jeugdbescherming Gelderland.
3.5
[de minderjarige] heeft al lange tijd geen contact met de vader. De achtergrond daarvan is dat [de minderjarige] door seksueel is misbruikt door haar halfbroer [de halfbroer] bij de vader thuis.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader heeft de rechtbank verzocht om een zorgregeling vast te stellen tussen hem en [de minderjarige] . De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen in de bestreden beschikking.
4.2
De vader komt met drie grieven in hoger beroep. De grieven zien op de zorgregeling en het verbinden van voorwaarden aan het handelen van de moeder rondom contact met [de minderjarige] . De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en:
I. een zorgregeling te bepalen, waarbij de vader en [de minderjarige] gedurende drie maanden één keer in de twee weken één uur begeleide omgang hebben, daarna gedurende drie maanden één keer in de twee weken twee uur begeleide omgang op neutraal terrein, daarna gedurende drie maanden één keer in de twee weken twee uur onbegeleide omgang op neutraal terrein, daarna één keer in de twee weken op zaterdag onbegeleide omgang van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de vader thuis, waarna de omgang wordt uitgebreid naar één keer in de twee weken een weekend van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader thuis;
II. te bepalen dat de moeder de volgende voorwaarden moet nakomen:
  • [de minderjarige] wordt persoonlijk door de moeder aan de GI of een door de GI aan te wijzen persoon of instantie aan de vader overgedragen op een door de GI aan te wijzen neutrale locatie;
  • de moeder moet in woord en daad laten zien dat zij het goed en positief vindt dat [de minderjarige] naar de vader gaat;
  • de moeder moet eventuele weerstand bij [de minderjarige] niet omarmen, maar in woord en daad tegenspreken en [de minderjarige] daadwerkelijk op andere gedachten brengen, anders gezegd ervoor zorgen dat [de minderjarige] met de gezinsvoogd meegaat;
  • de moeder moet bij het contact met de vader op een normale en positieve wijze met de vader omgaan (verbaal en non-verbaal);
  • ook bij ziekte van de moeder of [de minderjarige] moet [de minderjarige] aan de gezinsvoogd worden overgedragen, tenzij uit de verklaring van een arts (aan de gezinsvoogd te overleggen uiterlijk ten tijde van de geplande overdracht) blijkt dat [de minderjarige] en/of de moeder door ziekte thuis moet(en) blijven;
III. de moeder, als zij na betekening van de beschikking niet meewerkt aan de zorgregeling (onder I en II), te veroordelen tot betaling aan de vader van een dwangsom van € 1.000,- per gepland omgangsmoment tot een maximum van € 5.000,-;
IV. de vader te machtigen om nakoming van de zorgregeling te bewerkstelligen door het toepassen van lijfdwang op de moeder voor de duur van vierentwintig uur, nadat zij
€ 5.000,- aan dwangsommen heeft verbeurd;
V. de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
VI. kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer in hoger beroep en vraagt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader te veroordelen in de kosten van de procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders hebben samen het gezag. De rechter kan een eerdere overeenkomst of uitspraak over de zorgregeling wijzigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd (artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
5.2
Het hof stelt vast dat de omstandigheden zijn gewijzigd, omdat de zorgregeling uit de beschikking van 24 juni 2020 in het geheel niet wordt uitgevoerd. Bovendien heeft volgens die beschikking Jeugdbescherming Gelderland de regie over de zorgregeling, terwijl de ondertoezichtstelling na de datum van de bestreden beschikking is afgelopen. Het hof kan het verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling dus beoordelen.
5.3
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen door geen zorgregeling vast te stellen. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over en voegt daar het volgende aan toe.
5.4
De vader wil met dit hoger beroep bereiken dat hij weer contact met [de minderjarige] krijgt, zodat zij weet hoe belangrijk ze voor hem is en dat hij haar wil steunen. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld over zijn leven. Zijn leven staat in het teken van het gemis van [de minderjarige] . De vader heeft thuis een plekje ingericht met spulletjes en foto’s van [de minderjarige] en brandt daar elke dag een kaarsje voor haar. Door het misbruik van [de minderjarige] door [de minderjarige] ’s halfbroer kwam ook de vader in een heel moeilijke situatie terecht. De vader heeft zowel zijn zoon [de halfbroer] als [de minderjarige] willen steunen in die situatie. Dat [de minderjarige] nu het idee heeft dat de vader destijds voor [de halfbroer] heeft gekozen, vindt de vader heel erg. Dat is niet zo volgens hem. [de halfbroer] woont bij de vader thuis en voelt zich nog altijd heel schuldig over wat er gebeurd is. [de halfbroer] en de vader hebben goed contact met elkaar.
5.5
De voorzittend raadsheer heeft [de minderjarige] in hoofdlijnen verteld over de vader. De raadsheer heeft verteld dat de vader [de minderjarige] enorm mist, veel aan haar denkt en dat de vader niet heeft willen kiezen voor [de halfbroer] in plaats van haar. [de minderjarige] heeft daar goed naar geluisterd. [de minderjarige] heeft echter ook heel duidelijk verteld dat zij echt geen contact wil met de vader. Verder gaat het goed met [de minderjarige] . [de minderjarige] voelt zich goed en heeft genoeg vrienden in de buurt. Ze doet haar best op school en dat werpt zijn vruchten af.
5.6
Het hof is van oordeel dat het op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] is om een zorgregeling vast te stellen. Het hof stelt vast dat er tijdens de ondertoezichtstelling geprobeerd is om het contact tussen [de minderjarige] en de vader te herstellen. [de minderjarige] heeft EMDR-therapie gekregen en Jeugdbescherming Gelderland heeft geprobeerd om contact tussen de vader en [de minderjarige] op te starten. Toen dit niet lukte, heeft [naam1] onderzocht welke mogelijkheden er waren voor contactherstel. [naam1] heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de bijbehorende procedures voor veel stress en spanning zorgen bij [de minderjarige] en de moeder. Het is mogelijk dat de moeder, vanwege die stress, onbewust haar gevoelens over de vader overbracht op [de minderjarige] , aldus [naam1] . Daarna heeft de moeder meegewerkt aan een intensief NIKA-traject, waarbij zij onder andere heeft gewerkt aan het responsief reageren op [de minderjarige] . Ook dit traject is inmiddels afgerond.
5.7
Het hof moet echter, net als de rechtbank, vaststellen dat al deze inspanningen er niet toe hebben geleid dat er bij [de minderjarige] ruimte is ontstaan voor contactherstel. [de minderjarige] heeft steeds duidelijk aangegeven dat die ruimte er bij haar niet is. Dat is opnieuw gebleken tijdens het gesprek met de raadsheer van het hof. Het hof deelt de visie van de raad dat het niet zinvol is om contactherstel af te dwingen bij [de minderjarige] . Het hof heeft er ook geen vertrouwen in dat het de ouders zal lukken om dat contact zelfstandig vorm te geven nu de ondertoezichtstelling is afgelopen. Bovendien vindt het hof gedwongen contactherstel ook niet in het belang van [de minderjarige] . Zij heeft al veel stress ervaren tijdens de ondertoezichtstelling en de bijbehorende pogingen tot contactherstel. Sinds de ondertoezichtstelling is beëindigd, heeft [de minderjarige] meer rust. Ook het hof heeft in het gesprek met [de minderjarige] gezien dat het op dit moment goed gaat met haar. Het hof is van oordeel dat zij die rust nodig heeft om toe te komen aan haar eigen verdere ontwikkeling. Het hof kan zich voorstellen dat dit voor de vader een onverteerbare uitkomst is. Het hof stelt bij dit oordeel echter het belang van [de minderjarige] voorop. Dit leidt ertoe dat het hof het verzoek van de vader in hoger beroep afwijst en dat de bestreden beschikking bekrachtigd zou moeten worden.
5.8
Als het hof de bestreden beschikking bekrachtigt, betekent dat dat de zorgregeling uit de beschikking uit 2020 blijft gelden. Het hof moet echter bij het vaststellen van een zorgregeling kijken naar de huidige stand van zaken en een reële beslissing nemen. Duidelijk is dat de regeling als uit de beschikking uit 2020 niet wordt uitgevoerd en ook niet kan worden uitgevoerd, mede doordat de ondertoezichtstelling is afgelopen. Daarom bepaalt het hof in het dictum dat er geen zorgregeling zal gelden tussen de vader en [de minderjarige] . Dat vindt het hof in het belang van alle betrokkenen, waaronder [de minderjarige] , die bij het hof expliciet heeft herhaald dat er bij haar geen ruimte is voor contactherstel. Het hof vernietigt daarom de bestreden beschikking.
Proceskosten
5.8
Het hof bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen. Dit is gebruikelijk in zaken tussen ex-partners en het hof ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 6 april 2023 en opnieuw
rechtdoende in hoger beroep:
bepaalt dat er vanaf heden geen zorgregeling geldt tussen de vader en [de minderjarige] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en K. Mans, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 11 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.