ECLI:NL:GHARL:2024:5125

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
21-001879-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstallen, lokaalvredebreuk, belediging en bedreiging van opsporingsambtenaren met zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder twee diefstallen, één lokaalvredebreuk, belediging van een Bijzonder Opsporingsambtenaar en bedreiging van een Buitengewoon Opsporingsambtenaar met zware mishandeling. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het overtreden van een gebiedsverbod, in totaal negen keer. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de straf verlaagd tot zes maanden gevangenisstraf. De advocaat-generaal had gevorderd tot vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor de schadevergoeding. De verdachte heeft een lange geschiedenis van strafbare feiten en de reclassering heeft geen mogelijkheden gezien voor interventies om zijn gedrag te veranderen. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001879-22
Uitspraak d.d.: 3 april 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 april 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, onder parketnummers 18-101004-21 en 18-007016-22, 18-167098-21, 18-215704-21, 18-217313-21, 18-250515-21, 18-250908-21, 18-257637-21, 18-262156-21, 18-273448-21, 18-279842-21, 18-286756-21, 18-313662-21, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-259227-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] 1983,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van vonnis waarvan beroep, met veroordeling van de verdachte ter zake van hetgeen hem is tenlastegelegd tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het gerechtshof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk zal verklaren en de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. P.T. Huisman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 29 april 2022, waartegen het hoger beroep zicht richt, de verdachte veroordeeld ter zake van de tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. Daarnaast heeft de politierechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.
Daarnaast heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijke opgelegde straf, gewezen onder parketnummer 18-259227-20, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-101004-21:
hij op of omstreeks 13 april 2021 te [pleegplaats] een fooienpot en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [rechthebbende] ( [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 18-250908-21 (gevoegd):
hij op of omstreeks 18 september 2021, te [pleegplaats] , in de gemeente [gemeente] , opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 8701225 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van [pleegplaats] , in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen/vanaf 10 september 2021 tot 10 december 2021 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] , door, zich op voornoemde datum om(streeks) 13.20 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-007016-22 (gevoegd):
hij op of omstreeks 10 januari 2022 te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] , krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van [pleegplaats] , in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 28 december 2021 tot 28 maart 2022 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] en de omgeving [locatie] , door, zich op voornoemde datum om 15:25 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-167098-21 (gevoegd):
hij op of omstreeks 14 februari 2021 te [pleegplaats] , althans in de gemeente [pleegplaats] , opzettelijk [naam 1] , medewerkster bij [bedrijf] en bijzonder opsporingsambtenaar,, in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door haar meermalen, althans éénmaal, de woorden toe te voegen: "kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Zaak met parketnummer 18-313662-21 (gevoegd):
hij, op of omstreeks 19 november 2021 te [pleegplaats] , opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van de gemeente [gemeente] , in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 10 september 2021 en 10 december 2021 niet mocht bevinden in het centrum van [pleegplaats] (binnen de [locatie] ), door, zich op voornoemde datum om 19:40 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-286756-21 (gevoegd):
hij op of omstreeks 22 oktober 2021 te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van [pleegplaats] , in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 10 september 2021 tot en met 10 december 2021 niet mocht bevinden in het centrum [pleegplaats] , door zich op voornoemde datum omstreeks 03:10 uur op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied, namelijk in de [adres] , te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-279842-21 (gevoegd):
hij op of omstreeks 13 oktober 2021 te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente [gemeente] , in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 10 september 2021 tot 10 december 2021 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] , door, zich op voornoemde datum om 16:25 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-273448-21 (gevoegd):
hij op of omstreeks 8 oktober 2021, te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente [gemeente] , in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 10 september 2021 tot 10 december 2021 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] , door, zich op voornoemde datum om 22:42 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-262156-21 (gevoegd):
hij, op of omstreeks 29 september 2021 te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente [gemeente] , in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 10 september 2021 tot 10 december 2021 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] , door, zich op voornoemde datum om 7:25 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-257637-21 (gevoegd):
1.
hij, op of omstreeks 25 september 2021, in de gemeente [gemeente] , [benadeelde] (Buitengewoon Opsporingsambetaar voor de gemeente [gemeente] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een steen dreigend in de richting van die [benadeelde] te houden en daarbij te roepen: "Ik ga gooien";
2.
hij, op of omstreeks 25 september 2021, in de gemeente [gemeente] , opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van [pleegplaats] , in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen 10 september 2021 tot en met 10 december 2021 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] , door, zich op voornoemde datum omstreeks 19:00 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-250515-21 (gevoegd):
hij, op of omstreeks 16 september 2021 te [locatie] , gemeente [gemeente] een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 18-217313-21 (gevoegd):
hij, op of omstreeks 12 augustus 2021 te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente [gemeente] , in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 30 juli 2021 20:45 uur en 14 augustus 2021 20:45 niet mocht bevinden in/op de [adres] en/of de [adres] en/of [locatie] , door, zich op voornoemde datum om 23:40 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-215704-21 (gevoegd):
hij, op of omstreeks 11 augustus 2021 te [pleegplaats] in het besloten lokaal de [bedrijf] ( [locatie] ), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 20 maart 2021 schriftelijk de toegang tot die [bedrijf] ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging met betrekking tot het in de zaken 18-007016-22, 18-167098-21, 18-215704-21, 18-217313-21, 18-250515-21, 18-250908-21, 18-257637-21, 18-262156-21, 18-273448-21, 18-279842-21, 18-286756-21, 18-313662-21
Het hof is, evenals het openbaar ministerie, en gehoord de conclusie tot referte van de verdediging, van oordeel dat het tenlastegelegde kan worden bewezen op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bewijsoverweging met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18-101004-21 tenlastegelegde
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, nu verdachte de fooienpot, toebehorende aan [rechthebbende] , niet heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Op 13 april 2021 heeft [rechthebbende] , gelegen aan [adres] in [pleegplaats] , aangifte gedaan van diefstal van een fooienpot. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen in het dossier, meer specifiek de aangifte en de verklaring van getuige [naam 2] en getuige [naam 3] blijkt dat het verdachte is geweest die een fooienpot uit de vensterbank van het bedrijf heeft gepakt en in zijn jaszak heeft gestopt. Nadat verdachte door getuigen hierop werd aangesproken, zette hij de fooienpot terug. In de fooienpot ontbrak echter muntgeld. Nadat aangever en getuige verdachte hierop aanspraken, gaf verdachte nog een paar munten terug.
Gelet op het vorenstaande, alsmede de uiterlijke verschijningsvorm, heeft verdachte niet alleen de fooienpot in zijn jaszak gestopt en aldus aan het zicht van de eigenaar onttrokken, maar daarover bovendien als heer en meester beschikt. Naar het oordeel van het hof is er mitsdien sprake van een voltooide diefstal. Dat verdachte later op verzoek van aangever en getuigen munten heeft teruggegeven, doet daar niets aan af. Verdachtes verweer dat het allemaal een grap was, is naar het oordeel van het hof volstrekt ongeloofwaardig. In het vorenstaande ligt naar het oordeel van het hof besloten dat verdachte de bedoeling had om de fooienpot weg te nemen en daarmee dat hij ten aanzien van het goed het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-101004-21 en in de zaak met parketnummer 18-250908-21 en in de zaak met parketnummer 18-007016-22 en in de zaak met parketnummer 18-167098-21 en in de zaak met parketnummer 18-313662-21 en in de zaak met parketnummer 18-286756-21 en in de zaak met parketnummer 18-279842-21 en in de zaak met parketnummer 18-273448-21 en in de zaak met parketnummer 18-262156-21 en in de zaak met parketnummer 18-257637-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-250515-21 en in de zaak met parketnummer 18-217313-21 en in de zaak met parketnummer 18-215704-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-101004-21:
hij op 13 april 2021 te [pleegplaats] een fooienpot, die toebehoorde aan [rechthebbende] ( [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 18-250908-21 (gevoegd):
hij, op 18 september 2021, te [pleegplaats] , opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk [kenmerk] een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van [pleegplaats] , inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen/vanaf 10 september 2021 tot 10 december 2021 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] , door, zich op voornoemde datum om(streeks) 13.20 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-007016-22 (gevoegd):
hij, op 10 januari 2022 te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] , krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van [pleegplaats] , inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 28 december 2021 tot 28 maart 2022 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] en de omgeving [locatie] , door, zich op voornoemde datum om 15:25 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-167098-21 (gevoegd):
hij, op 14 februari 2021 te [pleegplaats] , opzettelijk [naam 1] , medewerkster bij [bedrijf] en bijzonder opsporingsambtenaar, in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door haar meermalen de woorden toe te voegen: "kankerhoer";
Zaak met parketnummer 18-313662-21 (gevoegd):
hij, op 19 november 2021 te [pleegplaats] , opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van de gemeente [pleegplaats] , inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 10 september 2021 en 10 december 2021 niet mocht bevinden in het centrum van [pleegplaats] (binnen de [locatie] ), door, zich op voornoemde datum om 19:40 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-286756-21 (gevoegd):
hij, op 22 oktober 2021 te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van [pleegplaats] , inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 10 september 2021 tot en met 10 december 2021 niet mocht bevinden in het centrum [pleegplaats] , door zich op voornoemde datum omstreeks 03:10 uur op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied, namelijk in de [adres] , te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-279842-21 (gevoegd):
hij, op 13 oktober 2021 te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente [gemeente] , , inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 10 september 2021 tot 10 december 2021 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] , door, zich op voornoemde datum om 16:25 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-273448-21 (gevoegd):
hij, op 8 oktober 2021, te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente [gemeente] , inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 10 september 2021 tot 10 december 2021 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] , door, zich op voornoemde datum om 22:42 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-262156-21 (gevoegd):
hij, op 29 september 2021 te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente [gemeente] ,, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 10 september 2021 tot 10 december 2021 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] , door, zich op voornoemde datum om 7:25 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-257637-21 (gevoegd):
1.
hij, op 25 september 2021, in de gemeente [gemeente] , [benadeelde] (Buitengewoon Opsporingsambtenaar voor de gemeente [gemeente] ) heeft bedreigd met zware mishandeling, door een steen dreigend in de richting van die [benadeelde] te houden en daarbij te roepen: "Ik ga gooien";
2.
hij, op 25 september 2021, in de gemeente [gemeente] , opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van [pleegplaats] , inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen 10 september 2021 tot en met 10 december 2021 niet mocht bevinden in/op het centrum van [pleegplaats] , door, zich op voornoemde datum omstreeks 19:00 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-250515-21 (gevoegd):
hij, op 16 september 2021 te [pleegplaats] , een mobiele telefoon, die aan [naam 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 18-217313-21 (gevoegd):
hij, op 12 augustus 2021 te [pleegplaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente [gemeente] , inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 30 juli 2021 20:45 uur en 14 augustus 2021 20:45 niet mocht bevinden in/op de [adres] en/of de [adres] en/of [locatie] , door, zich op voornoemde datum om 23:40 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak met parketnummer 18-215704-21 (gevoegd):
hij, op 11 augustus 2021 te [pleegplaats] in het besloten lokaal de [bedrijf] ( [locatie] ), wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 20 maart 2021 schriftelijk de toegang tot die [bedrijf] ontzegd voor de duur van 12 maanden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-101004-21 en in de zaak met parketnummer 18-250515-21 bewezenverklaarde levert op:
telkens: diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 18-250908-21 en in de zaak met parketnummer 18-007016-22 en in de zaak met parketnummer 18-313662-21 en in de zaak met parketnummer 18-286756-21 en in de zaak met parketnummer 18-279842-21 en in de zaak met parketnummer 18-273448-21 en in de zaak met parketnummer 18-262156-21 en in de zaak met parketnummer 18-257637-21 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-217313-21 bewezenverklaarde levert op:
telkens: opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Het in de zaak met parketnummer 18-167098-21 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Het in de zaak met parketnummer 18-257637-21 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 18-215704-21 bewezenverklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde: een opname in een klinische setting.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen, één lokaalvredebreuk en heeft zich voorts maar liefst negen keer schuldig gemaakt aan het overtreden van een gebiedsverbod. Verdachte heeft door winkeldiefstallen te plegen inbreuk gemaakt op andermans eigendomsrecht en hinder en schade veroorzaakt. Verdachte heeft daarnaast een toegangsverbod voor een winkelbedrijf genegeerd en daarnaast zich bij voortduring bevonden op plaatsen of in gebieden die voor hem verboden terrein waren. Van de door of namens de Burgemeester van [pleegplaats] tegen hem uitgevaardigde gebiedsverboden heeft verdachte zich in het geheel niets, maar dan ook niets aangetrokken.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een Bijzonder Opsporingsambtenaar en bedreiging van een Buitengewoon Opsporingsambtenaar met zware mishandeling. Verdachte heeft aldus blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect jegens deze ambtenaren. De beledigende uitlating is kwetsend en grievend voor de betrokkene geweest en verdachte heeft met de bedreiging de betrokken ambtenaar angst berokkend.
Uit een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 februari 2024 blijkt dat verdachte vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. De eerdere veroordelingen hebben hem er volstrekt niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. Verdachte is nadien ook onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke en andersoortige feiten. Gelet hierop is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Het hof heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies betreffende verdachte, van 22 april 2022. Hieruit blijkt dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken en of het gedrag te veranderen. De reclassering adviseert daarom een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal volgens de reclassering geen verregaande gevolgen hebben.
Het hof is, gelet op de hoeveelheid van de feiten, de recidive en de bevindingen van de reclassering, van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf recht doet aan de stelselmatig door de verdachte gepleegde inbreuken op de rechtsorde.
Alles afwegende, acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze bedraagt € 500,00, bestaande uit immateriële schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-257637-21 onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat datgene dat de benadeelde partij heeft aangevoerd onvoldoende is om een schadevergoeding op grond van een van de in artikel 6:106 BW genoemde gronden te rechtvaardigen. Gelet hierop zal het hof de vordering afwijzen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 2 februari 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, onder parketnummer 18-259227-20. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijk opgelegde straf worden afgewezen omdat deze straf reeds in een andere tegen de verdachte aanhangig gemaakte strafzaak ten uitvoer is gelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 138, 184, 266, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-101004-21 en in de zaak met parketnummer 18-250908-21 en in de zaak met parketnummer 18-007016-22 en in de zaak met parketnummer 18-167098-21 en in de zaak met parketnummer 18-313662-21 en in de zaak met parketnummer 18-286756-21 en in de zaak met parketnummer 18-279842-21 en in de zaak met parketnummer 18-273448-21 en in de zaak met parketnummer 18-262156-21 en in de zaak met parketnummer 18-257637-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-250515-21 en in de zaak met parketnummer 18-217313-21 en in de zaak met parketnummer 18-215704-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-101004-21 en in de zaak met parketnummer 18-250908-21 en in de zaak met parketnummer 18-007016-22 en in de zaak met parketnummer 18-167098-21 en in de zaak met parketnummer 18-313662-21 en in de zaak met parketnummer 18-286756-21 en in de zaak met parketnummer 18-279842-21 en in de zaak met parketnummer 18-273448-21 en in de zaak met parketnummer 18-262156-21 en in de zaak met parketnummer 18-257637-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-250515-21 en in de zaak met parketnummer 18-217313-21 en in de zaak met parketnummer 18-215704-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket Noord-Nederland van 15 april 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 2 februari 2021, onder parketnummer 18-259227-20, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van Weringh, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van L.R. Zomer, griffier,
en op 3 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.