ECLI:NL:GHARL:2024:5713

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
21-005498-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zedenmisdrijven en bezit van kinderporno met veroordeling tot gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1998, is veroordeeld voor zedenmisdrijven en het bezit van kinderporno. Het hof bevestigt de veroordeling tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan achttien maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende maatregel. De zaak kwam aan het hof na een hoger beroep tegen een vonnis van 24 november 2023. De verdachte heeft ontkend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd, maar het hof oordeelt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is. De verklaringen van de aangevers zijn als betrouwbaar beoordeeld en er is steunbewijs uit andere verklaringen en bewijsmiddelen. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de schadevergoeding voor [benadeelde 1] is vastgesteld op € 15.000 en voor [benadeelde 2] op € 5.000, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen Samsung Galaxy A71 bevolen. De beslissing van het hof is in lijn met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, waarbij het hof het volwassenenstrafrecht toepast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005498-23
Uitspraak d.d.: 15 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 november 2023 met parketnummer 18-325945-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 1 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank met aanvulling van gronden met betrekking tot het steunbewijs. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Jakobs, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis van de rechtbank van 24 november 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, houdt kortgezegd in:
  • veroordeling van verdachten ter zake van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten;
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van het voorarrest, waarvan achttien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren;
  • oplegging van bijzondere voorwaarden;
  • oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 15.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van € 5.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen Samsung Galaxy A71.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank ten aanzien van het bewijs, de bewijsmotivering, de vorderingen van de benadeelde partijen, het beslag, de straf - met uitzondering van één onderdeel van de opgelegde bijzondere voorwaarden - , de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel en de, in hoger beroep herhaalde, verweren op juiste en goede gronden heeft geoordeeld en zal die overwegingen tot de zijne maken.
Het hof komt ten aanzien van het opgelegde contactverbod met [getuige 2] tot een andere beslissing dan de rechtbank. Het vonnis zal in zoverre worden vernietigd.
Het hof komt met betrekking tot het bewijs en de bewijsoverweging alsmede de strafmotivering en motivering van de maatregelen met een aanvulling zoals hierna weergegeven.

Aanvulling bewijsmiddelen

Het hof vult de bewijsmiddelen aan met:
1. Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , d.d. 14 oktober 2022, (doorgenummerde pagina’s 59 – 64 van het dossier van politie Noord-Nederland met nummer 2022202093/2022296321 d.d. 30 mei 2023), het proces-verbaal houdt in, voor zover van belang, als verklaring van de getuige:
Mijn naam is [getuige 1] , ik geef geschiedenis. Afgelopen jaar zat [benadeelde 1] (het hof begrijpt: [benadeelde 1] ) in 2 mavo klas, zat ze bij mij in de les. Ik heb [benadeelde 1] meegenomen naar de gang en ze zei dat haar broer regelmatig aan haar zat. Ik weet dat hij regelmatig bij haar in bed kroop. Dat hij dingen deed die ze niet wilde en dat had ze wel aangegeven. Ze zei dat ze het ook wel wist dat het niet gewoon was maar haar broer kon er ook niet zo veel aan doen, hij was geestelijk ook wat beperkt en ze vergoederlijkte het ook een beetje. Ik zei tegen haar dat dit moest stoppen en dat dit ernstig was. Ze snapte dat ook wel maar omdat het ook binnen het gezin gebeurde vond ze het wel heel lastig omdat haar moeder het al heel moeilijk had en heel hard werkte. Ik had de indruk dat [benadeelde 1] haar moeder hier niet mee wilde belasten. Ook wel een beetje schaamte van wat heb ik dan gedaan. [benadeelde 1] moest toen heel erg huilen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerde pagina’s 51 – 52 van het dossier van politie Noord-Nederland met nummer 2022202093/2022296321 d.d. 30 mei 2023), het proces-verbaal houdt in, voor zover van belang:
Donderdag 03 november 2022 hebben wij gesproken met [moeder benadeelde 2] . Wij deelden [moeder benadeelde 2] mede waarom wij haar een bezoek brachten en met welke reden wij haar dochter [benadeelde 2] wilden spreken. Wij hoorden dat [moeder benadeelde 2] aangaf op de hoogte te zijn van de aangifte van [benadeelde 1] . [moeder benadeelde 2] vertelde ons dat destijds, toen [benadeelde 2] 7 of 8 jaren oud was, zij verteld had dat [verdachte] aan haar had gezeten. [moeder benadeelde 2] vertelde dat [benadeelde 2] dit destijds eerst aan haar vader, tevens ex-partner van [moeder benadeelde 2] , [persoon] had verteld waarop [persoon] [benadeelde 2] betichtte van liegen en [benadeelde 2] hiervoor strafte en excuses liet maken aan [verdachte] .

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte nogmaals ten stelligste ontkend dat hij ontuchtige handelingen met de aangevers heeft gepleegd. De verdediging heeft hierbij aangevoerd dat er sprake is van een heksenjacht door de familie van verdachte die zijn oorsprong vindt in de vijandige houding van [moeder benadeelde 1] tegen verdachte.
Voorts stelt de verdediging dat ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 vrijspraak moet volgen omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde misbruik van [benadeelde 1] , [aangever] en [benadeelde 2] . Zij voert hiertoe aan dat de verklaringen van de aangevers niet worden ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. Hiernaast voert de verdediging aan dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 5. De kinderpornografie die op de telefoon van verdachte is aangetroffen, is afkomstig van een corrupte link. De verdediging stelt dat er meerdere getuigen zijn die kunnen verklaren dat er in die tijd meerdere van dit soort corrupte links rondgingen. Verdachte was – na meerdere pogingen – in de veronderstelling dat hij de bestanden had verwijderd van zijn telefoon.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het vonnis bevestigd kan worden met aanvulling van bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen met betrekking tot het steunbewijs. Hiertoe is aangevoerd dat het dossier meer steunbewijs bevat dan door de rechtbank is geselecteerd. In de eerste plaats heeft de advocaat-generaal gewezen op de verklaringen van aangevers met waarnemingen van elkaars misbruik. Daarnaast zijn er verklaringen van [benadeelde 1] , de moeder van [benadeelde 1] en getuige [getuige 1] waaruit blijkt dat er verandering van gedrag en emoties zijn waargenomen. Tot slot zijn er kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen op de telefoon van verdachte, terwijl uit het dossier naar voren komt dat verdachte ten tijde van het misbruik ook foto’s maakte van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . De advocaat-generaal is van oordeel dat er voor wat betreft de feiten 1, 2, 3 en 4 voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. Voorts voert de advocaat-generaal aan dat voor wat betreft de corrupte link onvoldoende concrete informatie is aangevoerd waardoor ook veroordeling voor feit 5 moet volgen.
Oordeel van het hof
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank houdende de selectie van de bewijsmiddelen en de nadere overwegingen met betrekking tot de feiten en het bewijs. Het hof is van oordeel dat de rechtbank ten aanzien van het bewijs en de, in hoger beroep herhaalde, verweren op juiste en goede gronden heeft geoordeeld en zal die overwegingen tot de zijne maken. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Ten aanzien van het steunbewijs, het alternatieve scenario en het verweer ter zake van feit 5 zal het hof aanvullend overwegen.
Steunbewijs
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat de verklaringen van de aangevers voldoende betrouwbaar zijn waardoor zij tot het bewijs kunnen worden gebezigd. De door [benadeelde 1] afgelegde verklaringen zijn concreet, uitgebreid, op hoofdlijnen consistent, authentiek en gedetailleerd. Ook [benadeelde 2] en [aangever] hebben concreet verklaard over wat er tussen ieder van hen en verdachte is voorgevallen, welke seksuele handelingen zijn verricht en onder welke omstandigheden. Het feit dat de verklaringen van de aangevers betrouwbaar worden geacht is op zichzelf echter niet voldoende om tot een bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 4 te komen. De verklaringen moeten steun vinden in overige bewijsmiddelen.
Het hof deelt het oordeel van de rechtbank dat de verklaringen van aangevers voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het hof voegt daaraan toe dat er naast de door de rechtbank geselecteerde bewijsmiddelen nog twee bewijsmiddelen zijn aan te merken als steunbewijs ter zake van het tenlastegelegde misbruik. In de eerste plaats is dat de verklaring van getuige [getuige 1] . Getuige [getuige 1] heeft [benadeelde 1] in de klas gehad. Zij heeft verklaard dat zij het met haar leerlingen ook wel eens heeft gehad over grote levensvragen en over ‘nee’ zeggen als er mensen aan je zitten. Tijdens zo’n gesprek vertelde [benadeelde 1] over haar oudere broer en dat hij regelmatig aan haar zat. Getuige [getuige 1] beschrijft dat [benadeelde 1] de ernst van de situatie niet goed in zag, dat ze vertelde dat haar broer er ‘niet zoveel aan kon doen’ omdat hij ‘geestelijk ook wat beperkt is’. Daarnaast verklaarde zij dat [benadeelde 1] het erg moeilijk had met de eventuele gevolgen van het doen van haar verhaal en de last die het zou meebrengen voor haar moeder.
Daarnaast is het hof van oordeel dat de verklaring van [benadeelde 2] steun vindt in de verklaring van haar moeder zoals weergegeven in het aangehaalde proces-verbaal van bevindingen. In haar verklaring bevestigt [moeder benadeelde 2] de verklaring van [benadeelde 2] , dat zij met haar vader, de moeder van verdachte en verdachte in de tuin van verdachte zat en toen heeft verteld over het misbruik dat was gepleegd door verdachte bij haar en dat ze niet werd geloofd door haar vader.
Het hof komt dus tot de slotsom dat de in de verklaringen van aangevers gereleveerde feiten en omstandigheden niet op zichzelf staan en voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Alternatieve scenario
Het hof is van oordeel dat uit het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken geen aanknopingspunten volgen die de stelling van verdachte – dat de familie zich tegen hem heeft gekeerd en hem daarom belast – bevestigen. Integendeel, het hof ziet in verschillende bewijsmiddelen contra-indicaties van het gestelde scenario. Het hof neemt daarbij in aanmerking het feit dat [aangever] geen aangifte heeft willen doen tegen verdachte, dat [benadeelde 1] niet integraal bevestigt wat [benadeelde 2] heeft verklaard en dat uit de getuigenverklaring van [getuige 1] juist volgt dat [benadeelde 1] voor haar broer op kwam. Uit deze laatste verklaring blijkt volgens het hof in het bijzonder het loyaliteitsconflict waar aangeefster mee worstelde, en hoezeer zij haar familie wilde beschermen. Dat [benadeelde 1] zich door haar moeder voor het karretje van haar moeder heeft laten spannen om op die manier verdachte ‘erbij te lappen’ vindt geen enkele steun in het dossier. Voor [benadeelde 2] geldt dat nog sterker. Verdachtes lezing wordt door het hof als totaal onaannemelijk terzijde geschoven.
In onderling verband en in samenhang beschouwd acht het hof de door de rechtbank geselecteerde bewijsmiddelen en de aanvullende bewijsmiddelen voldoende redengevend voor het oordeel dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 5
Naast het feit dat het door verdachte geschetste scenario naar het oordeel van het hof niet ondersteund wordt door de zich in het dossier bevindende stukken, acht het hof dit scenario op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Verdachte heeft opnieuw verwezen naar eventuele getuigen die over de corrupte links zouden kunnen verklaren. Verdachte heeft dat niet nader onderbouwd. Hij heeft bevestigd dat hij de politie niet met de getuigen wilde laten praten voordat hij dat zelf had gedaan. Ten overstaan van het hof heeft verdachte geen nadere onderbouwing van zijn stelling gegeven Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario zal dan ook door het hof als onaannemelijk terzijde worden geschoven.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde feit heeft begaan.

Aanvullende strafmotivering en maatregelmotivering

Toepassing jeugdstrafrecht of volwassenenstrafrecht
In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan achttien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar, met aftrek van de duur van het voorarrest. Verdachte is aldus gestraft volgens het volwassenenstrafrecht.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte in hoger beroep tot dezelfde straf wordt veroordeeld als in eerste aanleg. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat verdachte veroordeeld moet worden volgens het volwassenenstrafrecht. Daarbij heeft zij verwezen naar art. 495 leden 4 en 5 Sv.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft toepassing van het jeugdstrafrecht bepleit. Zij heeft daartoe – kort gezegd en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte voor een groot deel van de tenlastegelegde periode minderjarig was. Bij aanvang van deze periode was verdachte zelfs vijftien jaar oud, waardoor het jeugdstrafrecht moet worden toegepast.
Voorts dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten de gestelde diagnose, de belaste jeugd en de conclusies in de Pro Justitia rapportage.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt. Het hof zal zich bij de strafoplegging ten aanzien van de bewezenverklaarde periode beperken tot de periode dat verdachte zestien jaar en ouder was. In slechts een zeer kort deel van de bewezenverklaarde periode van feit 1 was verdachte vijftien jaar oud, te weten van 1 tot 8 augustus 2014. De bewezenverklaarde periode omvat verder niet alleen de jaren dat verdachte 16 en 17 jaar oud was, maar bovendien de jaren waarin hij 18 tot en met 21 jaar oud was. In de periode van het onder 2. bewezenverklaarde was verdachte 21 en 22 jaar oud en ten tijde van het onder 3. en 4. bewezenverklaarde handelen was hij 16 en 17 jaar oud. Hiernaast was verdachte ten tijde van het plegen van het onder 5. bewezenverklaarde handelen 24 jaar oud.
Gelet op de veelheid aan feiten en de lange duur waarin deze zijn begaan, is het hof van oordeel dat het de zeer korte periode waarin verdachte 15 jaar oud was bij het bepalen van de straf buiten beschouwing kan laten, zodat de door de verdediging bepleite verplichte toepassing van jeugdsanctierecht niet aan de orde hoeft te komen.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of ten aanzien van de andere feiten het sanctierecht voor jeugdige personen of dat voor volwassenen op de verdachte dient te worden toegepast. De hoofdregel is dat ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van twaalf jaar, maar nog niet die van achttien jaar heeft bereikt, het jeugdstrafrecht van toepassing is. Echter, ingevolge artikel 77b Sr kan ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van zestien jaar, maar nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, het jeugdstrafrecht buiten toepassing worden gelaten en recht worden gedaan overeenkomstig het strafrecht voor volwassenen, indien daartoe grond wordt gevonden in de ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. In verband met het voorgaande overweegt het hof als volgt.
Ten aanzien van de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich over een periode van 6,5 jaar schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn zusje. Deze ontuchtige handelingen bestonden uit pijpen, vingeren, aftrekken en het seksueel binnendringen van haar lichaam. Hiernaast heeft hij ontuchtige handelingen gepleegd met zijn broertje en een vriendinnetje van zijn zusje. Dit zijn zeer ernstige feiten die de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van de, op dat moment, zeer jonge slachtoffers hebben aangetast. Tevens blijkt uit de ter terechtzitting in hoger beroep voorgelezen slachtofferverklaringen de ernst van de feiten en de gevolgen die de gebeurtenissen hebben gehad voor de slachtoffers. Ten slotte is komen vast te staan dat verdachte jaren later, toen hij 24 jaar oud was, in het bezit was van kinderpornografie.
Ten aanzien van de persoonlijkheid van de verdachte
Over de persoon van de verdachte is verschillende malen gerapporteerd. Uit de Pro Justitia rapportage blijkt dat verdachte kampt met forse problematiek. Hij groeit als zwakbegaafde jongen op in een onveilig, zeer waarschijnlijk seksueel grenzeloos opvoedklimaat met hechtingsproblematiek, vroegkinderlijke trauma’s (misbruikervaringen, huiselijk geweld), forse gedragsproblematiek, angst- en stemmingsklachten, een stoornis in het gebruik van middelen en een bedreigde (borderline)persoonlijkheidsontwikkeling. Tevens komen ten tijde van het psychologisch onderzoek disfunctionele trekken van de bedreigde
persoonlijkheidsontwikkeling en zijn hechtingsproblematiek naar de oppervlakte als de
emotionele druk oploopt, voldoende om te kunnen spreken van een (cluster B)
persoonlijkheidsstoornis.
Verdachte is tijdens de terechtzitting in hoger beroep blijven herhalen dat de bewezenverklaarde feiten ‘allemaal leugens zijn’. Nog steeds probeert verdachte zijn daden af te schuiven op aangevers en op zijn moeder. Verdachte heeft daardoor geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Met de rapporterende psycholoog en de reclassering is het hof van oordeel dat verdachte ongrijpbaar lijkt en weinig open.
Ten aanzien van de omstandigheden waaronder het feit is begaan
Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn natuurlijke overwicht op zijn 9 jaar jongere zusje. Ook [aangever] en [benadeelde 2] waren aanzienlijk jonger dan verdachte. Uit de verklaringen van aangevers volgt dat verdachte hen op eenzelfde geraffineerde manier heeft overgehaald tot het verrichten van de ontuchtige handelingen. Verdachte beloofde ze cadeautjes en maakte gebruik van andere lokmiddelen. Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof een berekenende houding van verdachte.
Voorts heeft het hof verschillende adviezen van deskundigen in aanmerking genomen.
In het reclasseringsadvies van 2 november 2023 heeft de reclassering geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen omdat er gezien de huidige leeftijd van betrokkene geen geschikte interventies voor verdachte zijn binnen het jeugdstrafrecht. Tevens adviseert GZ-psycholoog [psycholoog] om verdachte een behandeling voor volwassenen aan te bieden, zo blijkt uit het Pro Justitia rapport van 16 maart 2023.
Al het voorgaande én het feit dat verdachte ten tijde van de terechtzitting in hoger beroep de leeftijd van 25 jaar inmiddels had bereikt, maakt dat het hof aanleiding ziet om in het onderhavige geval het jeugdstrafrecht buiten toepassing te laten en het strafrecht voor volwassenen toe te passen. In het verlengde hiervan ziet het hof vanzelfsprekend geen aanleiding jeugdsanctierecht toe te passen bij de afhandeling van de feiten die verdachte beging toen hij inmiddels meerderjarig was.
Het hof kan zich vervolgens met de overwegingen van de rechtbank die haar hebben gebracht tot het opleggen van de door haar vastgestelde straf verenigen en neemt deze over. Dat alles maakt dat de opgelegde gevangenistraf passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Ten aanzien van de opgelegde bijzondere voorwaarden
De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarde meerdere contactverboden opgelegd voor de duur van vijf jaar, onder andere ten aanzien van [getuige 2] . Dit contactverbod houdt in dat verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [getuige 2] . Bakker heeft in de onderhavige zaak een getuigenverklaring afgelegd. Haar rol in de strafzaak is daartoe beperkt. Van (problematisch) contact met verdachte is het hof niets gebleken. Naar het oordeel van het hof ontbreekt dan ook de noodzaak voor het opleggen van het contactverbod ten aanzien van [getuige 2] . De overige contactverboden blijven uitdrukkelijk wel van kracht, en dadelijk uitvoerbaar.
Ook het opleggen van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel acht het hof noodzakelijk op gronden zoals door de rechtbank in haar vonnis overwogen. Daaraan voegt het hof nog toe dat die noodzaak met name ook volgt uit het gegeven dat verdachte zelf een belaste voorgeschiedenis heeft, hij op minderjarige leeftijd is begonnen met het plegen van de feiten, er tot in zijn meerderjarigheid mee is doorgegaan, op zijn 24e in het bezit was van kinderpornografie en tot op de zitting van het hof geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Het hof heeft hierbij ook meegewogen wat de reclassering in haar uitgebreid gemotiveerde rapport van 2 november 2023 schrijft over de problematiek van verdachte, zijn lage behandelmotivatie en de (beperkte mogelijkheden tot) inschatting van de (recidive)risico’s.

Benadeelde partijen

De rechtbank heeft voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen onder meer het volgende overwogen, waarbij die overwegingen – voor zover het hof die onderschrijft - hierna cursief zijn weergegeven.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een
vordering tot schadevergoeding:

1. [benadeelde 1] , tot een bedrag van € 15.000,- ter vergoeding van immateriële schade,

vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

2. [benadeelde 2] , tot een bedrag van € 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade,

vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde. De bewezen verklaarde feiten leveren een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Onder die omstandigheden kan een aantasting van de persoon worden aangenomen zonder verdere onderbouwing. De rechtbank acht het gevorderde bedrag redelijk en zal de vordering daarom toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2014.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 bewezen verklaarde. De bewezen verklaarde feiten leveren een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Onder die omstandigheden kan een aantasting van de persoon worden aangenomen zonder verdere onderbouwing. De rechtbank acht het gevorderde bedrag redelijk en zal de vordering daarom toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 juni 2015.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vorderingen. De advocaat-generaal, de verdediging en de benadeelde partijen hebben hun standpunten in hoger beroep herhaald. Ter terechtzitting is door de benadeelde partij [benadeelde 2] een medische verklaring overgelegd waaruit blijkt dat bij haar PTSS is vastgesteld en dat zij is gestart met traumabehandeling.
Het hof kan zich verenigen met bovenvermelde overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Het hof zal de vorderingen van de benadeelde partijen integraal toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Inbeslaggenomen goederen

Het hof acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Samsung Galaxy A71 vatbaar voor verbeurdverklaring nu feit 5 is begaan met dit voorwerp en dit toebehoort aan verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38z, 57, 77b, 240b, 244, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep voor zover daarin als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [getuige 2] is opgelegd.
Bevestigthet vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van Weringh, voorzitter,
mr. A.F. van Kooij en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.M.M. Hendriks Vettehen, griffier,
en op 15 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.