In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 19 december 2022. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Wijdemeren had de waarde van de woning vastgesteld op € 141.000 per waardepeildatum 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting voor het jaar 2021. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar handhaafde zijn beslissing. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2024 heeft belanghebbende zich laten vertegenwoordigen door mr. D.A.N. Bartels, terwijl de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door [naam1] en taxateur [naam2]. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar met een taxatierapport aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de referentieobjecten, waaronder een vergelijkbare woning in hetzelfde appartementencomplex, goed vergelijkbaar zijn en dat de waarde per kubieke meter van deze referentieobjecten hoger is dan de waarde die voor de woning is vastgesteld.
Belanghebbende heeft een recente verkoopprijs van een andere woning als argument ingebracht, maar het Hof oordeelde dat deze prijs te ver van de waardepeildatum ligt om als maatstaf te dienen. Uiteindelijk heeft het Hof het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.