In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 18 april 2023. De heffingsambtenaar van de gemeente Baarn had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres1] te [woonplaats], vastgesteld op € 348.000 per waardepeildatum 1 januari 2021. Belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en aanslag onroerendezaakbelasting, maar de heffingsambtenaar heeft deze handhaafd. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 6 augustus 2024 hebben partijen een compromis bereikt. De waarde van de onroerende zaak werd verlaagd naar € 325.000, en de aanslag onroerendezaakbelasting werd dienovereenkomstig verminderd. Het Hof heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, en de heffingsambtenaar is veroordeeld tot het vergoeden van de kosten voor het taxatierapport en het griffierecht. De uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar zijn vernietigd, en het hoger beroep is gegrond verklaard.
De beslissing van het Hof houdt in dat de waarde van de woning wordt verminderd, de aanslag onroerendezaakbelasting wordt aangepast, en de heffingsambtenaar de kosten van belanghebbende vergoedt. Dit toont aan dat het Hof de belangen van de belanghebbende heeft meegewogen en een rechtvaardige oplossing heeft geboden in het geschil over de WOZ-waarde.