ECLI:NL:GHARL:2024:6060

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
21-000179-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging na sepotmededeling zonder nieuwe feiten

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 10 november 2023, waarin de officier van justitie de zaak had geseponeerd. De raadsman van de verdachte verzocht het hof om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, omdat de verdachte was geïnformeerd dat de zaak was geseponeerd en er sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van deze beslissing rechtvaardigden.

Het hof heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 12 mei 2023 aan de verdachte had meegedeeld dat de zaak was geseponeerd. De advocaat-generaal stelde echter dat er na deze datum nieuwe feiten waren, zoals een proces-verbaal van bevindingen over geluidsopnames en het verhoor van een medeverdachte. Het hof oordeelde echter dat deze feiten niet als nieuw konden worden beschouwd, aangezien ze al bekend waren voordat de sepotmededeling was verzonden. Bovendien was het verhoor van de medeverdachte niet relevant voor de herziening van de sepotbeslissing.

Uiteindelijk concludeerde het hof dat er sinds de sepotmededeling geen nieuwe feiten waren opgetreden die een vervolging rechtvaardigden. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging en vernietigde het vonnis waarvan beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van het vertrouwen dat een verdachte mag hebben in de sepotbeslissing van het openbaar ministerie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000179-24
Uitspraak d.d.: 2 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 10 november 2023 met parketnummer 16-120903-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 mei 2024 en 18 september 2024.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. F.A. van Katwijk, waarnemend voor mr. R.P. van der Graaf, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft het hof verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte te verklaren, omdat de officier van justitie bij brief van 12 mei 2023 aan verdachte heeft meegedeeld dat de zaak was geseponeerd, zich sindsdien geen novum heeft voorgedaan en verdachte er dus op mocht vertrouwen dat hij in deze zaak niet zou worden vervolgd.
De advocaat-generaal vindt dat het openbaar ministerie ontvankelijk is omdat er na 12 mei 2023 een proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt over de van aangever ontvangen geluidsopnames en medeverdachte [medeverdachte] in juni 2023 is gehoord. Dit zijn nieuwe feiten en omstandigheden, zodat het openbaar ministerie alsnog tot vervolging kon overgaan, aldus de advocaat-generaal.
Het hof stelt vast dat bij brief van 12 mei 2023 aan verdachte is meegedeeld dat de zaak was geseponeerd. In de brief staat dat de zaak daarmee is afgedaan, tenzij de officier van justitie deze beslissing op grond van nieuwe feiten en omstandigheden moet herzien. Het hof oordeelt dat die er in de zaak tegen verdachte niet zijn geweest.
De aangever is op 2 mei 2023 op zijn verzoek aanvullend gehoord omdat hij nieuw bewijs had. Hij heeft toen een geluidsopname overhandigd en kort weergegeven wat er op deze geluidsopname te horen zou zijn. Dit was dus al bij het openbaar ministerie bekend voordat de brief op 12 mei 2023 is verzonden en kan daarom niet gelden als een nieuw feit. Het feit dat het openbaar ministerie kennelijk al op 30 maart 2023 intern had besloten de zaak tegen verdachte te seponeren maakt dit niet anders, nu deze beslissing pas op 12 mei 2023 (tien dagen na het aanvullende verhoor van de aangever en de ontvangst van de geluidopname) is verzonden.
Over deze geluidsopnames is pas op 10 augustus 2023 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Dit procesverbaal over de geluidsopname die de politie vóór de mededeling van de sepotbeslissing al in handen had en waarvan de strekking ook al bekend was, creëert geen novum dat herziening van de sepotbeslissing rechtvaardigt. Verder heeft medeverdachte [medeverdachte] zich bij zijn verhoor op zijn zwijgrecht beroepen. Dit verhoor heeft dus geen nieuwe feiten en omstandigheden opgeleverd die een herziening van de sepotbeslissing rechtvaardigen.
Aangezien er sinds de sepotmededeling geen novum is opgetreden, beroept verdachte zich terecht op het opgewekt vertrouwen dat hij niet zou worden vervolgd. Het hof is daarom van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Aldus gewezen door
mr. K. Gilhuis, voorzitter,
mr. Th.C.M. Willemse en mr. R. Verkijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.W. Levelt-Iseger, griffier,
en op 2 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.