ECLI:NL:GHARL:2024:6431

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
23/2339
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde en verzoek om vergoeding immateriële schade

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [woonplaats], per waardepeildatum 1 januari 2020, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 1.487.000 voor het jaar 2021. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar handhaafde de waarde. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank Midden-Nederland, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de heffingsambtenaar een verweerschrift indiende en belanghebbende aanvullende stukken aanleverde.

Tijdens de zitting op 2 oktober 2024 hebben partijen overeenstemming bereikt over de WOZ-waarde, die op € 1.487.000 in stand blijft. Daarnaast was er een geschil over de afwijzing van het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (VIS). Het Hof oordeelde dat belanghebbende recht heeft op een VIS van € 500, omdat de overschrijding van de redelijke termijn volledig aan de bezwaarfase was toe te rekenen. Het Hof verklaarde het hoger beroep van belanghebbende ongegrond wat betreft de WOZ-beschikking, maar gegrond wat betreft de VIS.

Het Hof heeft tevens bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 186 en de proceskosten van € 875 aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is op 16 oktober 2024 verzonden. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2339
uitspraakdatum: 15 oktober 2024
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 21 juni 2023, nummer UTR 22/773 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2020, voor het jaar 2021 vastgesteld op € 1.487.000.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. D.A.N. Bartels als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woning met de volgende objectkenmerken:
Type woning
vrijstaand
Bouwjaar
1919
Inhoud
1350 m3
Kavel
1507 m2
Overig
Garage en berging
2.2.
Het bezwaar tegen de beschikking is door belanghebbende op 3 maart 2021 ingediend. Bij uitspraak op bezwaar van 23 december 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 21 juni 2023 heeft de Rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (hierna: VIS) afgewezen.

3.Geschil

In hoger beroep is in geschil of de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2020 te hoog is vastgesteld. Voorts is in geschil of de Rechtbank terecht het verzoek om toekenning van een VIS heeft afgewezen.

4.Beoordeling van het geschil

WOZ-waarde
4.1.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de vastgestelde waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2020 op € 1.487.000 in stand blijft.
Toekenning VIS
4.2.
Partijen zijn ter zitting voorts overeengekomen dat belanghebbende recht heeft op een VIS van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase met minder dan 6 maanden. In aanmerking genomen dat de overschrijding volledig is toe te rekenen aan de bezwaarfase, dient de heffingsambtenaar de VIS aan belanghebbende te vergoeden.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende ongegrond wat betreft de WOZ-beschikking en gegrond wat betreft de VIS.

5.Griffierecht en proceskosten

5.1.
Het Hof ziet, nu het hoger beroep gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, aanleiding voor vergoeding van het griffierecht en een veroordeling in de proceskosten.
5.2.
De heffingsambtenaar dient aan belanghebbende te vergoeden het door hem voor het beroep betaalde griffierecht van € 50 en voor het hoger beroep betaalde griffierecht van € 136, derhalve in totaal € 186.
5.3.
Voorts dient de heffingsambtenaar aan belanghebbende te vergoeden de door hem gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep van in totaal € 875. De onderverdeling is als volgt:
- Beroep: 2 punten (beroepschrift en zitting) x 0,25 (wegingsfactor) x € 875 = € 437,50.
- Hoger beroep: 2 punten (hogerberoepschrift en zitting) x 0,25 (wegingsfactor) x € 875 = € 437,50.
5.4.
Opmerking verdient dat voornoemde bedragen op grond van het onmiddellijk per 1 januari 2024 in werking getreden artikel 30a, lid 4, Wet WOZ uitsluitend op een op naam van belanghebbende staande bankrekening dienen te worden uitbetaald.

6.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • verklaart het beroep bij de Rechtbank ongegrond,
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot het vergoeden van een bedrag van € 500 voor immateriële schade,
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 875, en
  • gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende te vergoeden de door hem betaalde griffierechten van in totaal € 186.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.
De griffier, De voorzitter,
J.W.J. de Kort R. den Ouden
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 16 oktober 2024.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.