ECLI:NL:GHARL:2024:6512

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
200.345.263
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot ondertoezichtstelling van kinderen door moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om haar kinderen onder toezicht te stellen. De moeder had in eerste aanleg bij de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een verzoek ingediend dat op 11 juni 2024 werd afgewezen. Het hof bekrachtigt deze beschikking en laat de schriftelijke verklaring van de moeder buiten beschouwing vanwege strijd met de twee-conclusieregel. De moeder is in hoger beroep gekomen met de vraag om de beschikking te vernietigen en haar verzoek alsnog toe te wijzen. De vader verzet zich hiertegen en vraagt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2024 waren beide partijen aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft geoordeeld dat niet is voldaan aan de wettelijke eisen voor een ondertoezichtstelling. De moeder had als doel contactherstel met de kinderen, maar het hof concludeert dat het ontbreken van contact op zich geen ernstige bedreiging voor de kinderen vormt. De vader heeft als enige het gezag over de kinderen en er zijn geen meldingen van betrokken instanties over de kinderen gedaan. Het hof heeft ook overwogen dat de moeder in eerdere procedures niet betrouwbaar is gebleken en dat haar verzoek tot ondertoezichtstelling nodeloos was, wat heeft geleid tot een proceskostenveroordeling in het nadeel van de moeder. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en veroordeelt de moeder in de proceskosten van de vader in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.345.263
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 574003)
beschikking van 22 oktober 2024
in de zaak van
[verzoekster],
die woont in [woonplaats1] (Zuid-Afrika),
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.D.M. Rubens-Snijders,
en
[verweerder],
die woont in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.H.C. Houben.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna ‘de bestreden beschikking’ noemen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, ingekomen op 30 augustus 2024, met producties;
  • het verweerschrift, met producties;
  • een journaalbericht namens de vader van 19 september 2024 met een productie;
  • een journaalbericht namens de moeder van 30 september 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 oktober 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de advocaat van de moeder;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
2.3
De moeder heeft het hof verzocht om deelname aan de mondelinge behandeling in hoger beroep door middel van een digitale verbinding. Het hof heeft dit verzoek afgewezen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn gescheiden. Zij zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2017 in [plaats1] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2019 in [plaats2] .
3.2
De kinderen wonen bij de vader. Hij heeft als enige het gezag over hen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder om de kinderen voor de duur van een jaar onder toezicht te stellen, afgewezen.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, haar verzoek om de kinderen onder toezicht te stellen alsnog toe te wijzen.
4.3
De vader voert verweer. Hij vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep, althans dat verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen en de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure.

5.De motivering van de beslissing

Ten aanzien van de processtukken
5.1
Bij het hiervoor genoemde journaalbericht van 30 september 2024 heeft de moeder als productie 7 een eigen verklaring overgelegd. De vader heeft bezwaar gemaakt tegen het in het geding brengen van dit stuk. Zoals het hof op de mondelinge behandeling heeft beslist, laat het hof dit stuk buiten beschouwing wegens strijd met de zogenoemde ‘twee-conclusieregel’. Deze regel houdt in dat partijen in één schriftelijk stuk hun standpunt kunnen uiteenzetten en dat het aanvoeren van standpunten in nadere stukken in beginsel niet mogelijk is (artikel 347 lid 1 Rv in verbinding met artikel 362 Rv). Gesteld noch gebleken is dat in de jurisprudentie aanvaarde uitzonderingen op de twee-conclusieregel (kort gezegd: ondubbelzinnige toestemming van de wederpartij, nova en de bijzondere aard van de desbetreffende procedure) hier aan de orde zijn. Voor zover namens de moeder een beroep is gedaan op het beginsel van hoor en wederhoor is het hof van oordeel dat dit beginsel niet is geschonden, omdat de advocaat van de moeder het standpunt van de moeder naar voren heeft kunnen brengen.
Ten aanzien van de verzochte ondertoezichtstelling
5.2
Net als de kinderrechter is het hof van oordeel dat niet is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan een ondertoezichtstelling (artikel 1:255 lid 1 BW). De moeder wil een ondertoezichtstelling om contactherstel tussen haar en de kinderen te bewerkstellingen. Het enkele ontbreken van contact tussen een kind en zijn ouder vormt onvoldoende grond voor een ondertoezichtstelling. Het ontbreken van contact moet zodanige conflicten of problemen opleveren voor het kind dat deze, op zichzelf of in combinatie met andere omstandigheden, een ernstige bedreiging opleveren voor zijn zedelijke of geestelijke belangen. Het is het hof niet gebleken dat daarvan sprake is. Zoals de kinderrechter heeft overwogen, zijn meerdere instanties betrokken bij de kinderen en heeft geen van deze instanties een melding gedaan over de kinderen. Daarnaast staat de vader open voor hulpverlening en heeft hij [naam1] ingeschakeld. Uit het contact dat de raad heeft gehad met [naam1] blijkt dat deze instantie op dit moment geen actieve rol heeft omdat het goed gaat met de kinderen. [de minderjarige1] heeft de PMT afgerond. Het lukt hem nu beter om met zijn emoties om te gaan en hij wordt minder snel boos. Beide kinderen doen het goed op school. Omdat niet is gebleken dat de kinderen ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling zal het hof – overeenkomstig het advies van de raad – geen ondertoezichtstelling opleggen. Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
Ten aanzien van de verzochte proceskostenveroordeling
5.3
De hoofdregel is dat de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten van de andere partij. Hoewel op die hoofdregel in familiezaken doorgaans een uitzondering wordt gemaakt door de proceskosten te compenseren, ziet het hof in deze zaak reden om de hoofdregel toe te passen en de moeder te veroordelen in de proceskosten van de vader in hoger beroep. Het hof legt hierna uit waarom.
5.4
Het hof heeft in zijn beschikking van 7 november 2023 geoordeeld dat het vaststellen van een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen op dat moment in strijd was met de belangen van de kinderen, onder meer omdat de moeder zich niet betrouwbaar en voorspelbaar had getoond in de nakoming van de omgang van de kinderen, zij op grote afstand van de kinderen was gaan wonen en zij de vader en de kinderen in onzekerheid had gelaten over waar zij in de nabije toekomst zou gaan wonen. Amper vijf maanden na die beschikking van het hof heeft de moeder haar verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen ingediend met als doel contactherstel tussen haar en de kinderen te bewerkstelligen, zonder dat zij enige nadere onderbouwing heeft gegeven waarom omgang nu wél in het belang van de kinderen zou zijn. Daarmee is de moeder nodeloos een procedure begonnen. Het hof zal haar daarom als de in het ongelijk te stellen partij veroordelen in de proceskosten van de vader in de procedure in hoger beroep (€ 2.428,- voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief, namelijk 1 punt voor het verweerschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling met een tarief van € 1.214,- per punt).
5.5
Voor zover namens de moeder is aangevoerd dat het hof in de beschikking van 7 november 2023 contactherstel tussen de moeder en de kinderen niet volledig heeft uitgesloten door te overwegen dat het van belang is dat partijen zich wenden tot het wijkteam om afspraken te maken over omgang, overweegt het hof dat het hof partijen heeft aangeraden om zich tot het wijkteam te wenden omdat de moeder zei dat zij bereid was tot overleg met de vader. Verder heeft het hof overwogen dat
alsde inzet van hulpverlening ertoe leidt dat de ouders op een constructieve manier met elkaar kunnen overleggen over de kinderen en de moeder bereid en in staat is om op een manier met de kinderen communiceren die hen niet met volwassen zaken belast, de ouders
danin onderling overleg een omgangsregeling kunnen afspreken. Uit niets blijkt echter dat de moeder daadwerkelijk bereid is om op een constructieve manier te overleggen met de vader. Integendeel, uit het dossier blijkt dat zij blijft herhalen dat “ze beschermd wil worden tegen de vader, en dat ze niet wil spreken met de vader”. Uit de onderhavige procedure blijkt ook dat zij haar strijd tegen de vader onverminderd voortzet.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen en de moeder veroordelen in de proceskosten van de vader in hoger beroep.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 juni 2024;
veroordeelt de moeder in de proceskosten van de vader in hoger beroep, begroot op € 2.428,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskostenveroordeling betreft.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, P.B. Kamminga en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, en is op 22 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.