Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen op 30 augustus 2024, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- een journaalbericht namens de vader van 19 september 2024 met een productie;
- een journaalbericht namens de moeder van 30 september 2024 met producties.
- de advocaat van de moeder;
- de vader met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2017 in [plaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2019 in [plaats2] .
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
alsde inzet van hulpverlening ertoe leidt dat de ouders op een constructieve manier met elkaar kunnen overleggen over de kinderen en de moeder bereid en in staat is om op een manier met de kinderen communiceren die hen niet met volwassen zaken belast, de ouders
danin onderling overleg een omgangsregeling kunnen afspreken. Uit niets blijkt echter dat de moeder daadwerkelijk bereid is om op een constructieve manier te overleggen met de vader. Integendeel, uit het dossier blijkt dat zij blijft herhalen dat “ze beschermd wil worden tegen de vader, en dat ze niet wil spreken met de vader”. Uit de onderhavige procedure blijkt ook dat zij haar strijd tegen de vader onverminderd voortzet.