ECLI:NL:GHARL:2024:6976

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
21-001681-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de zaak van winkeldiefstal bij Kruidvat

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, dat op 4 april 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van winkeldiefstal bij de Kruidvat op 15 november 2022. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. In hoger beroep heeft de verdachte haar verweer gevoerd, waarbij haar raadsman vrijspraak bepleitte, omdat er volgens hem onvoldoende bewijs was dat de verdachte de goederen had weggenomen. Het hof heeft echter vastgesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was, waaronder camerabeelden en een kassabon, die de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal bevestigden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een onvoorwaardelijke taakstraf van veertig uren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder positieve ontwikkelingen in haar leven, maar heeft ook benadrukt dat zij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar daden. De uitspraak is gedaan in het belang van de verdachte, om haar positieve ontwikkeling niet te onderbreken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001681-23
Uitspraak d.d.: 11 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 4 april 2023 met parketnummer 08-003619-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. R.J.E. Berfelo, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis d.d. 4 april 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

Verzoek tot terugwijzing

De raadsman heeft ter terechtzitting van 8 mei 2024 verzocht om terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle. Daartoe heeft de raadsman - kort gezegd - aangevoerd dat sprake is van een uitzonderingsgeval op de hoofdregel van artikel 423, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering, nu de zaak niet bij verstek had mogen worden afgedaan.
Het hof heeft bij tussenarrest d.d. 22 mei 2024 het door de raadsman gedane verzoek tot terugwijzing gemotiveerd verworpen.
De raadsman heeft ter terechtzitting van 27 september 2024 zijn eerder gedane verzoek tot terugwijzing herhaald. Nu door de raadsman geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd ter nadere onderbouwing van zijn verzoek, ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van de eerdere beslissing van het hof. Het hof sluit zich voor wat betreft de motivering aan bij het gewezen tussenarrest d.d. 22 mei 2024. Aan die motivering voegt het hof nog toe dat de raadsman zijn stelling dat hij voorafgaand aan de zitting in eerste aanleg telefonisch contact heeft gehad met de strafgriffie (die hem te kennen zou hebben gegeven dat zijn boodschap doorgegeven zou worden aan de bode/politierechter) niet heeft onderbouwd met bijvoorbeeld telefoongegevens of een (eventueel achteraf gegeven) bevestiging per mail. Hoewel het hof geen bijzondere reden heeft om aan de woorden van de raadsman te twijfelen, brengt het belang van striktheid in het aannemen van (niet in de wet zelf neergelegde) uitzonderingen op de hoofdregel van artikel 423, eerste lid, van het Wetboek van Strafvorderingen in zijn algemeenheid mee dat door de appelrechter zo objectief en precies mogelijk getoetst kan worden wat een door een raadsman of verdachte gestelde gang van zaken rond de behandeling van een zaak in eerste aanleg is geweest.
Het hof wijst het verzoek tot terugwijzing derhalve af.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
zij op of omstreeks 15 november 2022 te [pleegplaats] haarkleuring (merk: L'Oreal) en/of tabletten/medicijnen (maagapresistente) en/of doucheschuim (merk: Kneipp), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het Kruidvat (gelegen aan [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
zij op of omstreeks 15 november 2022 te [pleegplaats] opzettelijk haarkleuring (merk: L'Oreal) en/of tabletten/medicijnen (maagapresistente) en/of doucheschuim (merk: Kneipp), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Kruidvat (gelegen aan [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ter zake van het tenlastegelegde feit. Daartoe heeft hij -kort gezegd - aangevoerd dat er in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te kunnen vaststellen dat verdachte diegene is geweest die de goederen uit de winkel heeft weggenomen.
Oordeel van het hof
Anders dan de raadsman, is het hof van oordeel dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit blijkt dat verdachte degene is geweest die de tenlastegelegde goederen uit de winkel heeft weggenomen.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
De aangifte bevat een concrete beschrijving van de goederen die door verdachte in het winkelmandje zijn geplaatst, van de goederen die door verdachte in haar eigen tas zijn gestopt en van de goederen die door verdachte bij de zelfscankassa zijn afgerekend. Bij de aangifte is een kassabon gevoegd, gedateerd 15 november 2022, waarop een tweetal goederen staan vermeld. Deze goederen komen overeen met de goederen die blijkens de aangifte op 15 november 2022 door verdachte zijn afgerekend. Voorts bevat het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2022 een mededeling dat de bankpas waarmee de goederen zijn afgerekend, op naam van verdachte staat vermeld. Het proces-verbaal van bevindingen bevat tevens een beschrijving van de camerabeelden die past bij de inhoud van de aangifte.
Naar het oordeel van het hof is daarmee voldoende wettig bewijs voorhanden voor een bewezenverklaring. Ook heeft het hof de overtuiging bekomen dat verdachte zich aan de tenlastegelegde winkeldiefstal schuldig heeft gemaakt, nu de medewerker van het Kruidvat niet op de hoogte was van het feit dat verdachte eerder meermalen ter zake van winkeldiefstal is veroordeeld maar bij het terugkijken van de beelden wel bij verdachte is uitgekomen. Van voorafgaande beïnvloeding bij het bekijken van de camerabeelden op zoek naar de dader van de winkeldiefstal kan geen sprake zijn geweest.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
zij op
of omstreeks15 november 2022 te [pleegplaats] haarkleuring (merk: L'Oreal) en
/of tabletten/medicijnen (maagapresistente) en
/ofdoucheschuim (merk: Kneipp),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan het Kruidvat (gelegen aan [adres 2] ),
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof bezigt de volgende - hieronder zakelijk weergegeven - bewijsmiddelen die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten:
1. De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van verdachte:
Op 15 november 2022 was ik in het Kruidvat aan [adres 2] te [pleegplaats] .
U, raadsman, vraagt mij hoe mijn medische situatie was de afgelopen twee jaren. Ik had allerlei verklevingen in mijn darmen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Oost-Nederland d.d. 17 november 2022, opgenomen op pagina 7 en volgende van het dossier met nummer PL0600-2022535253 d.d. 1 december 2022, inhoudende als verklaring van [aangever] :
[aangever] deed aangifte namens het slachtoffer Kruidvat, [adres 2] te [pleegplaats] .
Ik vond woensdagmiddag 16-11-22 4 lege verpakkingen van Dulcolax in de winkel. Hierdoor ben ik de beelden gaan nakijken en daarop zag ik het volgende:
Op 15-11-22 komt een vrouw de winkel binnen en pakt een mandje. Ze loopt naar de haaraccesoires en pakt haarelastiekjes. Vervolgens gaat ze naar de haarkleuring. Daar pakte ze L’Oreal Prerence 4.0. Deze doet ze in haar mandje en ze loopt naar de mond verzorging. Daar haalt ze de verpakking leeg. De lege verpakking zet ze vervolgens terug in het schap achter een volle verpakking.
Ze loopt dan door naar de bad/douche meters. Hier pakte ze 2x Kneipp Douche foam Me time. Deze gaan in het mandje. Ze loopt door naar de geneesmiddelen. Hier pakt ze 4pakjes Dulcolax. Deze gaan ook in het mandje. Ze loopt vervolgens naar de luiers waar de Dulcolax verpakkingen leeg worden gemaakt en samen met de Kneipp in de tas gaan. De lege verpakkingen Dulcolax legt ze in een schap.
Vervolgens pakt ze een pakje laxeertabletten. Ze loopt naar de zelfscan en betaald daar de haarelastieken en de laxeertabletten. Dit betaald ze met de pinpas. De overige producten die in haar tassen zitten worden niet gescand. Ze verlaat de winkel om 12:26.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2022 met bijlagen, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, verklaar het volgende:
[aangever] van winkel het Kruidvat, [adres 2] te [pleegplaats] deed via internet van een winkeldiefstal op 15 november 2022. Ik heb de bewakingsbeelden van dinsdag 15 november 2022 uitgekeken.
Ik zag op de bewakingsbeelden een vrouw die door aangever [aangever] was aangewezen als de verdachte van de winkeldiefstal. Ik meende de vrouw te herkennen van twee eerder in dit jaar afgewerkte winkeldiefstal. Om duidelijkheid te verkrijgen of ik de juiste naam had, heb ik een vordering op de pintransactie gedaan. Aangever [aangever] had de pin-bon bij de aangifte bijgevoegd. Via Equens werd de gecodeerde bankrekening [rekeningnummer] op de pin-bon zichtbaar. De bankrekening-houder was: [verdachte] geboren [geboortedag] 1986, [adres 1] te [plaats] .
Bewakingsbeelden 15 november 2022
Ik zag de verdachte het Kruidvat binnen liep en daarbij een tas over de schouder had hangen. Ik zag dat de verdacht voor een stelling stond en enkele doosjes eruit pakte en ermee wegliep. Ik zag dat de verdachte bij een stelling stond waarbij de verdachte met de rug naar de bewakingscamera stond. Ik zag dat de verdachte armbewegingen maakte, waaruit op te maken was dat er goederen in de tas werden gestopt. Ik zag dat de verdachte voor een stelling stond en enkele busjes uit een stelling pakte. Ik zag dat de verdachte met de busjes wegliep. Ik zag dat de verdachte bij de kassa stond en daarbij, zag ik dat verdachte twee goederen afrekende. Ik zag dat de verdachte het Kruidvat uitliep.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat het momenteel goed gaat met verdachte. Zij heeft een gezin en werk, en heeft zich vrijwillig laten behandelen voor haar kleptomanie.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van goederen bij de drogist Kruidvat. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf. Daar komt bij dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar handelen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 augustus 2024, is verdachte eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld ter zake van diefstallen, hetgeen in haar nadeel weegt.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze uit het dossier blijken en ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Daaruit blijkt dat er sprake is van positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte. Zo is verdachte sinds het bewezenverklaarde niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen en heeft zij zich recent onder behandeling laten stellen van een psycholoog.
Het hof constateert op grond van het voorgaande dat een hardnekkig recidivepatroon tot een einde lijkt te zijn gekomen. Het hof acht het in het belang van verdachte dat de positieve lijn niet wordt doorkruist door oplegging van een gevangenisstraf. Echter, nu verdachte geen verantwoordelijkheid voor het bewezenverklaarde feit heeft genomen, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. Alles overziend is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, voorzitter,
mr. J. Corthals en mr. D.R. Sonneveldt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 11 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.