ECLI:NL:GHARL:2024:718

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
200.328.473
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake curatele en ontslag curator met betrekking tot verzoeker

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de curatele van verzoeker, geboren in 1985, die sinds 5 december 2011 onder curatele is gesteld wegens een geestelijke stoornis. De curator, die sinds 1 juni 2017 is aangesteld, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van verzoeker om de curatele om te zetten in een onderbewindstelling en om zijn curator te ontslaan. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij zijn leven op orde heeft, een vaste baan heeft en zijn schulden heeft afgelost, en dat de gronden voor curatele niet langer aanwezig zijn. De curator heeft echter betoogd dat de gronden voor de curatele nog steeds bestaan, onderbouwd door een rapport van een psycholoog dat wijst op een licht verstandelijke beperking van verzoeker en de noodzaak van ondersteuning.

Het hof heeft de argumenten van verzoeker en de curator zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat, ondanks de positieve ontwikkelingen in het leven van verzoeker, de gronden voor de ondercuratelestelling nog steeds aanwezig zijn. Het hof is van oordeel dat het niet in het belang van verzoeker is om de beschermingsmaatregel te wijzigen, gezien de recente veranderingen in zijn leven. Daarnaast heeft verzoeker geen gewichtige redenen aangevoerd voor het ontslag van de curator. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek van verzoeker afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.473
(zaaknummer rechtbank Gelderland 10259886 CU VERZ 22-447)
beschikking van 30 januari 2024
inzake
[verzoeker],
ingeschreven te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J.J. Roossien te Nunspeet,
en
[verweerder] ,
kantoorhoudende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de curator,
advocaat: mr. H.L. Thiescheffer te Leeuwarden.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader,
en
de broers:
[broer1],
wonende te [woonplaats3] ,
en
[broer2],
wonende te [woonplaats1] ,
en
[broer3],
wonende te [woonplaats1] ,
en
[broer4],
wonende te [woonplaats4] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 21 maart 2023 uitgesproken onder zaaknummer 10259886 CU VERZ 22-447 (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 15 juni 2023;
- het verweerschrift van de curator; en
- een brief namens [verzoeker] met producties van 8 december 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 december 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- [verzoeker] , met mr. Roossien; en
- de curator, met mr. Thiescheffer.
Aan de partner van [verzoeker] , [naam1] , was bijzondere toegang verleend, zij was als toehoorder aanwezig.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1985.
3.2
Bij beschikking van 5 december 2011 heeft de kantonrechter in de rechtbank Zutphen [verzoeker] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis. Sinds 1 juni 2017 is
[verweerder] de curator.
3.3
[verzoeker] heeft de kantonrechter op 28 december 2022 verzocht om de curator te ontslaan en zijn vriendin, [naam1] , te benoemen tot bewindvoerder.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de verzoeken afgewezen.
4. De omvang van het geschil
4.1
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de ondercuratelestelling om te zetten in een onderbewindstelling, de curator te ontslaan en zijn partner, [naam1] , te benoemen tot bewindvoerder of – als de curatele niet wordt omgezet – tot curator.
4.2
De curator voert verweer en hij vraagt het hof de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Omzetting curatele in bewind
5.1
Een meerderjarige kan door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van – onder meer – zijn geestelijke toestand en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd (artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
5.2
De curatele eindigt als ten behoeve van degene die onder curatele is gesteld ter vervanging van curatele een bewind of een mentorschap door de rechter is ingesteld (artikel 1:389 lid 1 onder c BW).
5.3
[verzoeker] stelt dat de gronden voor een ondercuratelestelling niet langer bestaan. Hij heeft een vaste baan, een stabiel inkomen en sinds juni 2022 een vaste relatie. Hij is door zijn werkgever in de gelegenheid gesteld om een opleiding tot chauffeur te volgen en de schulden die hij had zijn volledig ingelost. Hij heeft zijn leven goed op orde gekregen. Met een minder verstrekkende beschermingsmaatregel, zoals een beschermingsbewind, kan dus worden volstaan, aldus – kort gezegd – [verzoeker] .
5.4
De curator voert aan dat de gronden voor ondercuratelestelling nog steeds aanwezig zijn. De door [verzoeker] aangereikte omstandigheden raken niet de gronden van de ondercuratelestelling en kunnen dus ook niet tot het opheffing of omzetting van de curatele leiden. Op de mondelinge behandeling heeft de curator aan het hof verteld dat [verzoeker] te rooskleurig kijkt naar zijn inkomen. Na aftrek van zijn kosten en het leefgeld blijft hiervan nog maar een paar euro over. [verzoeker] heeft – zonder de curator hierover in te lichten – met zijn DigiD bij de Belastingdienst een voorlopige teruggaaf aangevraagd. [verzoeker] heeft geen recht op een voorlopige teruggaaf, zodat hij die moet terugbetalen. De curator heeft de DigiD gewijzigd, zodat [verzoeker] dit soort aanvragen niet meer kan doen. Ook uit het rapport van de psycholoog, dat door [verzoeker] is overgelegd, blijkt dat [verzoeker] op meerdere vlakken ondersteuning nodig heeft, aldus de curator.
5.5
Het hof is – net als de kantonrechter – van oordeel dat de gronden voor de ondercuratelestelling nog steeds aanwezig zijn. Het hof vindt het heel positief dat [verzoeker] een vaste baan heeft en een opleiding tot chauffeur mag gaan volgen. Dat [verzoeker] zijn schulden volledig heeft kunnen aflossen met zijn inkomen is een compliment waard. Maar deze positieve ontwikkelingen maken niet dat de gronden voor de ondercuratelestelling niet meer aanwezig zijn. Het diagnostisch onderzoek dat [verzoeker] door een psycholoog heeft laten uitvoeren bevestigt juist dat de gronden nog aanwezig zijn. Hierin komt naar voren dat [verzoeker] een licht verstandelijke beperking heeft en dat [verzoeker] op meerdere vlakken ondersteuning nodig heeft.
Nu het hof van oordeel is dat aan de gronden voor curatele is voldaan, moet de vraag worden beantwoord of een minder verstrekkende maatregel mogelijk is, zoals bewind en/of mentorschap. In het leven van [verzoeker] is in korte tijd veel veranderd. Hij heeft een nieuwe relatie, hij woont niet meer bij zijn ouders en is ingetrokken bij zijn partner en [verzoeker] heeft het contact met zijn ouders en zijn broers plotsklaps verbroken. Omdat in het leven van [verzoeker] al zo veel gewijzigd is, vindt het hof het niet in het belang van [verzoeker] dat er ook een wijziging komt in de beschermingsmaatregel.
Ontslag curator
5.6
Het volgende verzoek dat beoordeeld moet worden, is of de curator wegens gewichtige redenen moet worden ontslagen (artikel 1:385 lid 1 onder d BW).
5.7
[verzoeker] stelt dat de onderlinge verhouding tussen hem en de curator slecht is. Hij wordt zonder reden kort gehouden door de curator. De partner van [verzoeker] zou volgens hem de nieuwe bewindvoerder of curator moeten worden.
5.8
De curator heeft aangevoerd dat hij goede redenen heeft om zijn taak strak uit te voeren. [verzoeker] heeft de curator niet op de hoogte gesteld van zijn (extra) inkomsten, omdat [verzoeker] die liet storten op zijn leefgeldrekening. Hij liet daarop ook toeslagen van de Belastingdienst uitbetalen. [verzoeker] heeft daarmee geprobeerd de curator buitenspel te zetten.
[verzoeker] heeft geen gewichtige redenen aangevoerd die het verzoek om ontslag, zodat het verzoek moet worden afgewezen.
De partner van [verzoeker] moet niet als curator worden benoemd. Het is wenselijk dat een professionele partij de beschermingsbewindmaatregel uitvoert en niet een persoon in de nabijheid van [verzoeker] . De regels waar curatoren zich aan moeten houden, zijn niet eenvoudig. Niet is gebleken dat de partner van [verzoeker] voldoende capaciteiten heeft om de taak van curator uit te voeren. Als de relatie tussen [verzoeker] en zijn partner zou eindigen, dan heeft [verzoeker] een curator die ook zijn ex-partner is en dat is niet wenselijk, aldus de curator.
5.9
Het hof is van oordeel dat [verzoeker] geen gewichtige redenen heeft aangevoerd die tot het ontslag van de curator zou moeten leiden. Het hof heeft ook overigens geen aanwijzingen dat de curator zijn taak niet goed uitvoert. Dat [verzoeker] het niet altijd eens is met de curator, is geen reden voor ontslag.
5.1
Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 21 maart 2023;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, P.B. Kamminga en S. Kuijpers, bijgestaan door de griffier, en is op 30 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.