Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
in zaaknummer 200.330.288/01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorg- en vakantieregeling van een minderjarige, geboren op 13 augustus 2021. De moeder en de vader van de minderjarige zijn in geschil over de verplichting van de moeder om terug te verhuizen naar [plaats1] en de vastgestelde zorg- en vakantieregeling. De rechtbank Midden-Nederland had de moeder gelast om samen met de minderjarige uiterlijk 1 januari 2024 terug te verhuizen naar [woonplaats2], wat de moeder niet wenste. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder niet hoeft te verhuizen, omdat het belang van de minderjarige voorop staat. De minderjarige woont al anderhalf jaar met de moeder in [woonplaats1] en is daar goed ingeburgerd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vader om terugverhuizing afgewezen.
Daarnaast hebben zowel de moeder als de vader verzocht om een wijziging van de zorgregeling. Het hof heeft geoordeeld dat de huidige zorgregeling, zoals vastgesteld door de rechtbank, in het belang van de minderjarige is en heeft deze bekrachtigd. De moeder heeft ook verzocht om geen vakantieregeling vast te leggen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het in het belang van de minderjarige is om vakanties met de vader door te brengen. De moeder is veroordeeld in de proceskosten van de vader en er is een dwangsom opgelegd voor het geval zij de zorg- en vakantieregeling niet naleeft.