ECLI:NL:GHARL:2024:7842

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
21-005568-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1996, had hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling voor het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na een zitting op 6 december 2024 en heeft de vordering van de advocaat-generaal tot veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan één week voorwaardelijk, in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 juni 2021 in [plaats] een auto heeft bestuurd, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en dat hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof om een gevangenisstraf op te leggen. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005568-22
Uitspraak d.d.: 20 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 12 december 2022 met parketnummer 96-206423-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 december 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.E. Versluis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte veroordeeld voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te [plaats] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat] , als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te [plaats] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat] , een motorrijtuig, (bedrijfsauto), heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het hof past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring
redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens
zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 12 december 2022 afgelegde verklaring, voor
zover inhoudende:
Ik was op 21 juni 2021 in [plaats] . Het klopt dat ik een tatoeage op mijn rechterarm heb.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 september 2021,
opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie [regio] met nummer
PL0100-2021165008, inhoudende als relaas van de verbalisant:
Op maandag 21 juni 2021 zag ik dat de hierna genoemde persoon als bestuurder van een
motorrijtuig reed op de openbare weg, de [straat] te [plaats] .
Verdachte
Achternaam: [achternaam]
Voornaam: [voornaam]
Geboren: [geboortedatum] 1966 te [plaats]
Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de
categorie: B
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9
september 2021, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas
van verbalisant [verbalisant] :
Op maandag 21 juni 2021, te 15.41 uur, zag ik, verbalisant, een zwarte Peugeot
aan komen rijden, ik verbalisant zag dat de heer [verdachte] achter het stuur zat van
genoemd motorvoertuig. (...)
Hierop reed ik, verbalisant, achter het motorvoertuig aan en zag dat het motorvoertuig over de [straat] de [straat] te [plaats] op reed en parkeerde op het woonerf van [adres] te [plaats] , alwaar de verdachte staat ingeschreven.
Ik, verbalisant, stapte uit mijn opvallend politiedienstvoertuig en keek de verdachte
op een afstand van minder dan 4 meter, recht in het gezicht aan. Ik herkende de
verdachte voor de volle honderd procent. Ik zag dat de verdachte blank was, kort
blond haar had en ongeveer 25 jaar oud was. Ik zag op de rechteronderarm,
buitenzijde, van de verdachte een lange tatoeage.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai NL-RDW, d.d. 4 september 2021,
opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Identiteit: [verdachte] ( [voornaam] )
Rijbewijs categorie: B
Ingang ongeldigverklaring: 12 januari 2016
Ontzegging vanaf: 19 februari 2020
Tot en met: 18 februari 2023
5. Een schriftelijk stuk, te weten een extract arrest van 1 augustus 2018, inhoudende:
Een uitspraak van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden , te weten een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren.
6. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving ontzegging van de rijbevoegdheid van 5
december 2019, inhoudende:
[verdachte] ,
Hierbij meld ik dat u de bevoegdheid is ontzegd om motorvoertuigen te besturen. Dit is het
gevolg van het onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden van 1 augustus 2018. Deze rijontzegging is opgelegd voor de duur van: 3 jaar.
De rijontzegging gaat in op de 21e dag na uitreiking van deze brief na 00:00 uur.
7. Een schriftelijk stuk, te weten een akte van betekening, inhoudende:
De kennisgeving ontzegging van de rijbevoegdheid is in persoon op 29 januari 2020 aan
[verdachte] betekend.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 juli 2021,
opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
verdachte:
P : Wist je dat je het motorrijtuig waarmee je reed niet mocht besturen?
V : Dat wist ik.
P : Wist je dat je rijbewijs ongeldig is verklaard?
V : Ja dat weet ik.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte wordt, kortgezegd, verweten dat hij op 21 juni 2021 een auto heeft bestuurd, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard (feit 1) en dat hem de bevoegdheid om auto te rijden was ontzegd (feit 2).
Uit het dossier blijkt dat het rijbewijs van verdachte op 19 februari 2020 ongeldig is verklaard en dat hem bij rechterlijke uitspraak op 1 augustus 2018 de rijbevoegdheid was ontzegd. Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie op 8 juli 2021 verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat hij het motorrijtuig waarmee hij reed niet mocht besturen en dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard. Verdachte wist ook van de ontzegging van de rijbevoegdheid. Uit de stukken blijkt dat de kennisgeving ontzegging van de rijbevoegdheid in persoon aan verdachte is betekend. Ten aanzien van deze onderdelen van de tenlastelegging zijn geen verweren gevoerd.
Door en namens verdachte is ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte van de hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft ontkend dat hij op 21 juni 2021 een auto heeft bestuurd en heeft ter terechtzitting in eerste aanleg twee getuigen meegebracht om de verklaring van verdachte op dit punt te ondersteunen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het dossier bevat een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 september 2021, waarin verbalisant [verbalisant] heeft opgetekend dat hij op 21 juni 2021 een zwarte Peugeot Bipper, voorzien van het kenteken [kenteken] , heeft zien rijden over de [straat] , gaande in de richting van de [straat] te [plaats] . Hij herkende daarbij verdachte als bestuurder van het voertuig. Op de bijrijderstoel zat een oudere blanke vrouw. Verbalisant is achter het voertuig aangereden tot dit geparkeerd werd op het woonerf van de [adres] te [plaats] , waar verdachte staat ingeschreven. Verbalisant zag dat verdachte gelijk uit het motorvoertuig stapte en de oudere vrouw hierbij achter liet. Verdachte liep naar de rijbaan en verbalisant sprak hem aan. Verbalisant verklaart vervolgens dat verdachte zich rennend begaf in de richting van de voordeur, de woning betrad en daarbij de voordeur gelijk achter zich dichtsloeg. Verbalisant is stellig in zijn verklaring en uit het proces-verbaal blijkt van geen spoor van twijfel omtrent de herkenning van verdachte. Hij heeft verdachte op minder dan vier meter afstand in het gezicht aangekeken en heeft verdachte naar zijn zeggen voor de 'volle honderd procent' herkend. Daarnaast strookt de waarneming van verbalisant met de uiterlijke kenmerken van verdachte, waaronder specifiek een tatoeage op zijn rechteronderarm.
Verbalisant heeft bij de voordeur [getuige] aangesproken en haar medegedeeld dat hij had geconstateerd dat verdachte wederom reed zonder rijbewijs en dat hij verdachte daarover wenste te horen. Hij hoorde [getuige] vervolgens verklaren dat zij ook al boos was op haar moeder dat ze [verdachte] de sleutels niet moest geven en dat ze begreep dat verbalisant verdachte wilde aanhouden.
Het hof stelt voorop dat er in beginsel vertrouwen moet kunnen worden gesteld in processen-verbaal die op ambtseed dan wel ambtsbelofte door daartoe bevoegde ambtenaren zijn opgemaakt. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat dit in de onderhavige zaak anders ligt. Naar het oordeel van het hof is er, gelet op de korte afstand waarvan de waarneming is gedaan en op de gedetailleerde beschrijving van verdachte geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van het door verbalisant [verbalisant] op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal.
Daartegenover staat de ontkenning van verdachte dat hij op 21 juni 2021 de auto heeft bestuurd.
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie op 8 juli 2021 verklaard dat er camerabeelden zouden zijn van een videodeurbel van de woning aan de [adres] te [plaats] . Verdachte heeft deze beelden zelf niet aan het dossier toegevoegd, maar heeft in eerste aanleg verbalisant verweten dat deze beelden niet zijn veiliggesteld. Ter zitting bij het hof heeft verdachte echter desgevraagd verklaard dat deze beelden nooit hebben bestaan omdat de batterijen van de videodeurbel leeg waren. Het hof constateert dat verdachte op dit punt wisselende verklaringen heeft afgelegd en leidt daaruit af dat hij in eerste aanleg heeft geschermd met het bestaan van mogelijk ontlastend bewijs, terwijl dat blijkens zijn verklaring in hoger beroep feitelijk nooit heeft bestaan. Dit komt de geloofwaardigheid van zijn ontkennende verklaringen niet ten goede.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg twee getuigen meegebracht om zijn verklaringen te ondersteunen. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij degene is die op 21 juni 2021 heeft gereden. Op vragen van de politierechter heeft hij echter ook verklaard dat hij geen tatoeages heeft, zodat hij reeds daarom niet voldoet aan de beschrijving die verbalisant heeft gegeven van de persoon die hij als bestuurder van de auto heeft waargenomen. Getuige [getuige] heeft op 21 juni 2021 tegenover verbalisant verklaard dat zij boos was op haar moeder
(het hof begrijpt: [naam] ), omdat zij [verdachte]
(het hof begrijpt: verdachte)niet de sleutels moest geven. In deze verklaring impliceert zij dus dat verdachte over de sleutels van de auto beschikte en de persoon was met wie haar moeder in de auto zat. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft [naam] verklaard dat zij in de auto zat met iemand anders dan verdachte, en dat de voordeur van de woning aan de [adres] te [plaats] nog open stond toen zij daar arriveerde. Deze verklaring strookt niet met de verklaring van [getuige] en ook niet met de waarneming van verbalisant [verbalisant] .
In het licht hiervan acht het hof de inhoud van de verklaringen van getuige [getuige] en getuige [getuige] volstrekt ongeloofwaardig. Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er ter terechtzitting in eerste aanleg door verdachte tegen beter weten in getuigen ten tonele zijn gevoerd om zijn verhaal te bevestigen.
Het hof stelt, gelet op het voorgaande, op grond van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] vast dat verdachte op 21 juni 2021 een auto heeft bestuurd. Dat maakt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 21 juni 2021 te [plaats] terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat] , als bestuurder een motorrijtuig, (auto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op 21 juni 2021 te [plaats] terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat] , een motorrijtuig, (auto), heeft bestuurd;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een auto terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en de rijbevoegdheid hem was ontzegd. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Hij heeft er tevens blijk van gegeven zich weinig aan te trekken van de ongeldigheidsverklaring van zijn rijbewijs door het CBR en evenmin van een bij rechterlijke uitspraak genomen beslissing inhoudende een ontzegging van zijn rijbevoegdheid.
Ten nadele van verdachte weegt het hof mee dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en geen blijk heeft gegeven het kwalijke daarvan in te zien.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 4 november 2024. Daaruit blijkt dat verdachte vele malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van strafbare feiten, waaronder meerdere veroordelingen voor overtredingen van de Wegenverkeerswet als rijden met een ongeldigverklaard rijbewijs en het rijden onder invloed, alsmede een poging doodslag met een rijontzegging tot gevolg. Hem is in het verleden voor het rijden met ongeldigverklaard rijbewijs al een voorwaardelijke en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, hetgeen hem kennelijk niet heeft weerhouden van het opnieuw plegen van een strafbaar feit.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting houden ter zake van de onderhavige delicten voor elk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken in. Gelet op de aard en het ernst van de feit, in combinatie met de justitiële documentatie van verdachte en hetgeen ter zitting is besproken omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, vindt het hof reden om een gevangenisstraf van langere duur op te leggen, waarvan een deel voorwaardelijk zal worden opgelegd.
In het voordeel van verdachte weegt het hof mee dat verdachte op de goede weg lijkt te zijn. Ter zitting heeft verdachte verklaard hulp te krijgen voor zijn alcoholverslaving bij VNN. Het hof ziet daarin aanleiding om de straf deels voorwaardelijk op leggen, zodat verdachte er hopelijk van wordt weerhouden opnieuw de fout in te gaan en om hem de gelegenheid te bieden om gedurende de proeftijd te laten zien dat het goed blijft gaan.
Alles afwegend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.I. Buitenhuis, griffier,
en op 20 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.