ECLI:NL:GHARL:2024:990

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
Wahv 200.328.413
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. de Witt
  • M. van der Meulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften met betrekking tot de profilering van een voertuigband

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 15 maart 2023 een sanctie had opgelegd voor het rijden met een beschadigde of versleten band. De kantonrechter had de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de betrokkene was het niet eens met de vaststelling van de gedraging en de hoogte van de proceskostenvergoeding.

De gedraging vond plaats op 11 september 2021 in Doetinchem, waar de betrokkene werd betrapt op het rijden met een band die niet voldeed aan de wettelijke eisen voor profilering. De kantonrechter had de feitcode en omschrijving van de gedraging gewijzigd, maar de betrokkene ontkende de gedraging en voerde aan dat deze niet kon worden vastgesteld. Het hof oordeelde dat voor de vaststelling van de gedraging niet vereist is dat deze tijdens het rijden wordt geconstateerd, en dat de constatering van de profilering na staandehouding voldoende was om de gedraging vast te stellen.

Daarnaast werd de hoogte van de proceskostenvergoeding ter discussie gesteld. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte een te laag bedrag had toegekend en stelde de proceskostenvergoeding vast op € 1.124,25. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter ten aanzien van de proceskostenvergoeding, bevestigde de beslissing voor het overige en veroordeelde de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.328.413/01
CJIB-nummer
: 244152506
Uitspraak d.d.
: 12 februari 2024
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 15 maart 2023, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. N.G.A. Voorbach, kantoorhoudende te Zoetermeer.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie
- naar het hof verstaat - gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd, het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond verklaard en die beschikking gewijzigd voor wat betreft de feitcode en de omschrijving van de gedraging. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 582,75.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 150,- voor: “als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl een band beschadigd of versleten is (feitcode N270E)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 11 september 2021 om 10:17 uur in de Havenstraat in Doetinchem met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De kantonrechter heeft de feitcode en de omschrijving van de gedraging gewijzigd in N270r:
“als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl een band niet voldoet aan de eisen t.a.v. de profilering”. Het sanctiebedrag bij deze gedraging is eveneens € 150,-.
3. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de gedraging niet kan worden vastgesteld. De betrokkene ontkent de gedraging. De kantonrechter heeft erkend dat – zelfs na inbreng van het aanvullend proces-verbaal d.d. 9 maart 2023 – uit het dossier niet volgt dat de gedraging rijdend is geconstateerd, maar heeft ten onrechte de inleidende beschikking in stand gelaten.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Bij meting met een daarvoor geschikte bandenprofielmeter zag ik dat het profiel van de hoofdgroeven van de band, rechterband, minder dan de voorgeschreven profieldiepte, zijnde 1,6, bedroeg. De gemeten profieldiepte bedroeg 1,2.
Overtreden artikel: 5.13.27 Regeling voertuigen (RV). (…).
Verklaring betrokkene: Ik wist het niet.”
5. Verder bevat het dossier een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2023, waarin de ambtenaar voor zover relevant het volgende verklaart:
“Door een motorrijder werd het voertuig naar de controleplek gebracht. Het voertuig reed de controleplek op en werd door ons tot stilstand gebracht door een stopteken met de hand. Hierna hield ik samen met een collega een controle aan het voertuig met hier achter een aanhangwagen zonder eigen kenteken. Na een algehele controle constateerde ik dat de profieldiepte niet aan de eisen voldeed. Ik had het profiel gemeten met een profieldieptemeter. Ik, verbalisant, constateerde dat de profieldieptemeter 1,2 millimeter was in plaats van de wettelijk minimaal vastgestelde profieldiepte van 1,6 millimeter. (…). Na het bestuderen van de feitcode N270R, moet ik opmerken dat ik abusievelijk de verkeerde feitcode heb gebruikt en moet het niet N207E zijn, maar N270R.”
6. De onderhavige gedraging, na wijziging van de feitcode door de kantonrechter, betreft het met 1 band overtreden van artikel 5.5.27, vierde lid van de Regeling voertuigen (Rv), dat luidt als volgt: “De profilering van de hoofdgroeven van de banden moet over de gehele omtrek van het loopvlak ten minste 1,6 mm bedragen, met uitzondering van slijtage-indicatoren.”
7. Gelet op voornoemde bepaling is het een bestuurder verboden te rijden met een voertuig waarvan een band niet voldoet aan de gestelde eisen. Anders dan de gemachtigde kennelijk meent is voor de vaststelling van de gedraging niet vereist dat de gedraging tijdens het rijden wordt geconstateerd. De constatering dat de profilering van de band van het voertuig, waarin de betrokkene als bestuurder reed, niet voldeed aan de gestelde eisen is eerst na staandehouding gedaan. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof genoegzaam dat het niet anders kan zijn dan dat de profilering ook ten tijde van het aan de staandehouding voorafgaande rijden niet voldeed aan de gestelde eisen. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de ambtenaar. De aangevoerde grond faalt.
8. Het hoger beroep richt zich verder tegen de hoogte van de door de kantonrechter toegekende proceskostenvergoeding voor het indienen van een administratief beroepschrift. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter daarvoor ten onrechte slechts € 15,- heeft toegekend.
9. Het hof is onder verwijzing naar het arrest van 30 maart 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:2770) van oordeel dat er geen redenen zijn om de vergoeding voor het indienen van het administratief beroepschrift te matigen. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter ten aanzien van de proceskostenvergoeding daarom vernietigen en zelf een proceskostenvergoeding vaststellen.
10. Aan het indienen van het administratief beroepschrift en het beroepschrift bij de kantonrechter dienen in totaal 2 punten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 624,- en voor het (hoger) beroep € 875,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Nu de gemachtigde in hoger beroep slechts in het gelijk wordt gesteld ten aanzien van de hoogte van de proceskostenvergoeding, wordt voor het procespunt voor het hoger beroep wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.124,25 (1,5 x € 624,- x 0,5) + (1 x € 875,- x 0,5) + (1 x € 875,- x 0,25)).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter ten aanzien van de toegekende proceskostenvergoeding;
bevestigt de beslissing van de kantonrechter voor het overige;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.124,25.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Van der Meulen als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.