In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 6 september 2024 een zorgregeling had vastgesteld. De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige], die sinds 21 januari 2020 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland (hierna: de GI). De kinderrechter had eerder een machtiging tot uithuisplaatsing verleend en de zorgregeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige] eenmaal per twee weken bij de moeder verblijft.
In hoger beroep heeft de moeder verzocht om uitbreiding van de zorgregeling, maar het hof oordeelt dat beperking van de zorgregeling noodzakelijk is voor de duur van de traumabehandeling van [de minderjarige]. Het hof is van mening dat de huidige zorgregeling te belastend is voor [de minderjarige], die veel heeft meegemaakt en momenteel in een gezinshuis verblijft. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling haar wensen kenbaar gemaakt, maar het hof concludeert dat uitbreiding van het contact met de moeder niet in het belang van [de minderjarige] is, gezien de noodzaak voor rust en ruimte voor de traumabehandeling.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en wijst het verzoek van de moeder tot uitbreiding van de zorgregeling af. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van [de minderjarige], die zich moet kunnen richten op zijn behandeling en ontwikkeling. Het hof benadrukt ook de noodzaak van samenwerking tussen de moeder, haar partner en de GI, om de veiligheid en het welzijn van [de minderjarige] te waarborgen.