Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[bewindvoerder2]
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder en
- [bewindvoerder2] namens [de bewindvoerders] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. De verzoeker, die bij zijn moeder woont, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, die op 25 juli 2024 de moeder ambtshalve had ontslagen als bewindvoerder en andere bewindvoerders had benoemd. De verzoeker stelde dat er geen gewichtige redenen waren voor het ontslag van zijn moeder en dat hij het prettig vond dat zij toezicht hield op zijn financiën. De moeder had echter problemen met het tijdig en adequaat indienen van de rekening en verantwoording, wat leidde tot de beslissing van de kantonrechter. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 februari 2025 werd duidelijk dat de moeder hulp nodig had bij haar taken als bewindvoerder. Het hof oordeelde dat, ondanks de goede bedoelingen van de moeder, zij niet in staat was om de bewindvoering op de juiste wijze uit te voeren. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en bekrachtigde het ontslag van de moeder als bewindvoerder.