ECLI:NL:GHARL:2025:1300

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
21-002901-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep tegen beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De officier van justitie diende een vordering tot tenuitvoerlegging in, omdat de verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. De politierechter heeft deze vordering op 2 juni 2023 toegewezen. De verdachte heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. Dit is gebaseerd op artikel 6:6:7 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen beslissingen op vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen geen hoger beroep mogelijk is. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de gevangenisstraf al had uitgezeten, wat de beslissing om niet-ontvankelijk te verklaren verder onderstreept. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002901-23
Uitspraak d.d.: 7 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 2 juni 2023 met parketnummer 18-135626-2, in de zaak betreffende de vordering tot tenuitvoerlegging tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [P.I.] .

Het hoger beroep

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 februari 2025.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. B.I. Keukens naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Uit het dossier blijkt dat verdachte door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland bij vonnis van 15 juni 2022 in de zaak met parketnummer 18-135626-22 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden gesteld, kort gezegd, een periodieke meldplicht bij de reclassering, een opnameplicht in een zorginstelling, een ambulante behandelplicht, een verplichting mee te werken aan het aflossen van schulden en een verplichting mee te werken aan controle op middelengebruik. Dit vonnis is op 22 juni 2022 onherroepelijk geworden nu verdachte middels de door zijn raadsvrouw in eerste aanleg, mr. D. Jakobs, naar de rechtbank verzonden e-mail van dezelfde datum, afstand heeft gedaan van zijn recht om hoger beroep in te stellen tegen dit vonnis.
De officier van justitie heeft vervolgens op 14 oktober 2022 een vordering tot tenuitvoerlegging van vorengenoemde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier maanden ingediend, omdat verdachte zich binnen de proeftijd niet zou hebben gehouden aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden. Hierop is in een aparte procedure door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland beslist, in die zin dat de vordering tot tenuitvoerlegging bij beslissing van 2 juni 2023, onder hetzelfde parketnummer als vorenbedoeld vonnis van 15 juni 2022, te weten 18-135626-22, is toegewezen. Tegen deze beslissing is onderhavig hoger beroep van verdachte, blijkens de akte van het instellen van het hoger beroep van 16 juni 2023, gericht. Nu deze beslissing echter de beslissing op een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf inhoudt wegens overtreding van de bijzondere voorwaarden, waartegen geen hoger beroep mogelijk is op grond van artikel 6:6:7 van het Wetboek van Strafvordering, is het hof van oordeel dat de veroordeelde niet in het hoger beroep kan worden ontvangen. De veroordeelde zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep. Het hof merkt hierbij nog op dat tijdens de zitting van 21 februari 2025 is gebleken dat verdachte de gevangenisstraf waar de vordering tot tenuitvoerlegging over gaat al heeft uitgezeten.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

Aldus gewezen door
mr. Z.J. Oosting, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.C. Bita, griffier,
en op 7 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.