In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een snelheidsovertreding waarbij hij op 8 november 2022 buiten de bebouwde kom op de N34 met een snelheid van ongeveer 133 km/u had gereden, terwijl de maximumsnelheid 100 km/u was. De kantonrechter oordeelde dat de verbalisant de verdachte had moeten staande houden, wat leidde tot de vrijspraak. De officier van justitie ging echter in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 14 februari 2025 heeft het hof de zaak behandeld. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de verbalisant de verdachte had moeten staande houden, aangezien het hier een strafzaak betreft en niet een zaak die onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) valt. Het hof concludeerde dat de overschrijding van de maximumsnelheid wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verdachte had geen valide argumenten om te twijfelen aan de snelheidsovertreding zoals vastgesteld door de verbalisant.
Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de snelheidsovertreding. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 250,- of 5 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheid van de verdachte als verkeersdeelnemer. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De uitspraak benadrukt het belang van correcte toepassing van verkeersregels en de verantwoordelijkheden van bestuurders.