ECLI:NL:GHARL:2025:1324

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
21-001596-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van snelheidsovertreding met meer dan 30 km/u overschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een snelheidsovertreding waarbij hij op 8 november 2022 buiten de bebouwde kom op de N34 met een snelheid van ongeveer 133 km/u had gereden, terwijl de maximumsnelheid 100 km/u was. De kantonrechter oordeelde dat de verbalisant de verdachte had moeten staande houden, wat leidde tot de vrijspraak. De officier van justitie ging echter in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 14 februari 2025 heeft het hof de zaak behandeld. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de verbalisant de verdachte had moeten staande houden, aangezien het hier een strafzaak betreft en niet een zaak die onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) valt. Het hof concludeerde dat de overschrijding van de maximumsnelheid wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verdachte had geen valide argumenten om te twijfelen aan de snelheidsovertreding zoals vastgesteld door de verbalisant.

Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de snelheidsovertreding. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 250,- of 5 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheid van de verdachte als verkeersdeelnemer. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De uitspraak benadrukt het belang van correcte toepassing van verkeersregels en de verantwoordelijkheden van bestuurders.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001596-24
Uitspraak d.d.: 28 februari 2025
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland (locatie Groningen) van 2 april 2024 met parketnummer 96-201827-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 363,- subsidiair 7 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De kantonrechter heeft daartoe onder meer overwogen dat de verbalisant verdachte had moeten staande houden en dat de door de verbalisant opgegeven reden onvoldoende is om van staandehouding af te zien. Verder acht de kantonrechter het zo twijfelachtig of een en ander volgens de regels van de kunst is gegaan dat hij de strafbeschikking zal vernietigen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een ander oordeel komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 november 2022 te [plaats] , buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, N34, welke weg als autoweg was aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 133 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu geen reden bestaat tot twijfel aan de inhoud van het proces-verbaal van overtreding van de verbalisant. De kantonrechter heeft ten onrechte als uitgangspunt gehanteerd dat na het constateren van een overtreding een bestuurder in beginsel moet worden staande gehouden. Dit betreft regelgeving die afkomstig is van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en geldt niet voor snelheidsovertredingen die via het strafrecht worden afgedaan.
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft aangevoerd dat hij niet begrijpt waarom hij niet is staande gehouden, terwijl de verbalisant een lange tijd achter hem heeft gereden. Ook vindt hij het een vreemde gang van zaken dat hij door de verbalisant op zijn mobiele telefoon is gebeld.
Hij stelt verder dat hij wel iets harder heeft gereden dan 100 km/u om twee vrachtwagens in te halen, maar dat dit niet zoveel te hard is geweest als de ambtenaar heeft gemeten omdat zijn auto langzaam op snelheid komt.
Het oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat het in Wahv-zaken, waaronder de lichtere snelheidsovertredingen vallen, vaste jurisprudentie is dat bij kentekenconstatering uit het dossier moet volgen waarom zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. Dit geldt niet voor strafzaken waarin geverbaliseerd is op basis van een kentekenconstatering, omdat er een belangrijk verschil is in beide regelingen van de kentekenaansprakelijkheid. In de Wahv wordt de beschikking bij kentekenconstatering opgelegd aan de kentekenhouder, die niet de mogelijkheid heeft een ander op te geven die het voertuig bestuurde. In strafzaken heeft een verdachte, op grond van artikel 181 en 182 van de Wegenverkeerswet 1994, wel altijd de mogelijkheid om een bestuurder op te geven. Door niet staande te houden wordt een verdachte daarom in strafzaken niet in zijn verdediging geschaad.
Nu de overschrijding van de maximumsnelheid door verdachte een snelheidsovertreding betreft die als een strafzaak wordt afgedaan, heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat de verbalisant verdachte had moeten staande houden. Dit betekent dat het niet staande houden van verdachte dus niet tot vrijspraak van het tenlastegelegde kan leiden.
Verder is het hof van oordeel dat geen reden bestaat voor twijfel aan de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting van de verbalisant. De stelling van verdachte, dat hij niet zoveel te hard heeft gereden als de verbalisant heeft gemeten, is daartoe onvoldoende. Dat de kantonrechter de gang van zaken rondom het niet staande houden merkwaardig vindt, geeft evenmin aanleiding om aan de waarneming van de verbalisant te twijfelen omdat dit niets zegt over de wijze waarop de verbalisant de meting heeft uitgevoerd.
Naar het oordeel van het hof kan het tenlastegelegde dus wettig en overtuigend bewezen worden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 november 2022 te [plaats] , buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, N34, welke weg als autoweg was aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 133 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 21, aanhef en onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 8 november 2022 als bestuurder van een personenauto aanzienlijk te hard op een openbare autoweg gereden. Hij heeft de daar toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur met ongeveer 33 kilometer per uur dan wel in ieder geval met meer dan 30 kilometer per uur overschreden. Door op deze manier aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en heeft hij geen acht geslagen op zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer.
Uit het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 10 januari 2025 blijkt dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een geldboete van €250,- subsidiair 5 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 21 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en
artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J.J. Beswerda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Verstraaten, griffier,
en op 28 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.