ECLI:NL:GHARL:2025:1486

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
21-004763-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor openlijke geweldpleging en opruiing tijdens boerenprotesten in Groningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging en opruiing tijdens de boerenprotesten op 14 oktober 2019 in Groningen. De verdachte, die een prominente rol speelde tijdens de demonstratie, heeft zich schuldig gemaakt aan het aanzetten tot geweld tegen de deuren van het provinciehuis en het opruien van de menigte. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging door met een trekker tegen bouwhekken aan te rijden. Het hof heeft de veroordeling bevestigd, maar de taakstraf verminderd naar 80 uren en de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf aangepast. Het hof heeft geoordeeld dat de uitlatingen van de verdachte opruiend waren en dat hij opzettelijk de menigte heeft aangespoord tot het plegen van strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van het opruiende gedrag en de impact daarvan op de openbare orde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004763-21
Uitspraak d.d.: 13 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 28 oktober 2021 met parketnummer 18-037313-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [adres] , [postcode] [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een (enigszins) andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Groningen , althans in Nederland, openlijk, te weten, op de Vismarkt en/of de Guldenstraat , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) goed(eren), te weten bouwhekken en/of gevel/pui van een gebouw door met een trekker meermalen, althans eenmaal tegen deze bouwhekken aan te rijden;
2.
hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Groningen , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid door tegenover een groep personen, op/in de opgeheven laadbak van een trekker/shovel te gaan staan en één of meermalen via een megafoon/microfoon tegenover voornoemde groep personen te roepen:
- “ we gaan met de tractor naar binnen, we rammen de deuren open” en/of
- “ het heeft lang genoeg geduurd. De deur moet eruit” en/of
- “ we geven ze nog 3 minuten” en/of
- “ we gaan met de tractor naar binnen, we rammen de deuren open” en/of
- “ nog 10 minuten en dan gaat de deur eruit” en/of
- “ nog vijf minuten en dan gaat de deur eruit” en/of of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- via de microfoon te zeggen dat de deur in zou gaan en daarbij af te tellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het hof bezigt de hieronder vermelde bewijsmiddelen, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Alle bewijsmiddelen betreffen een zakelijke weergave. [1]
Feit 1
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank van 7 en 14 oktober 2021, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 14 oktober 2019 was ik op de Vismarkt in Groningen . Ik ben daar bij een onbekende in de tractor gestapt. Hij reed door de hekken heen. Ik zei tegen hem: “Als je door het hek rijdt, doe het rustig.” Hij reed eerst zachtjes tegen het tweede hek.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
15 oktober 2019, opgenomen op pagina 27 e.v. van politiedossier I, inhoudend als verklaring van verdachte:
Op een gegeven moment hebben [naam] en ik samen de leiding gehad samen met de LTO. [naam] en ik konden de boeren sturen. [medeverdachte 1] zei ‘ [verdachte] , aan de zijkant van het provinciehuis zijn te weinig trekkers... wil jij trekkers regelen’. Ik heb daarop wat jongens met trekkers uitgezocht. Ik zei nog tegen [medeverdachte 1] dat ik niet wist of het was afgezegd (
het hof leest: afgezet) maar [medeverdachte 1] zei ‘een hekkie is geen probleem’. Alles stond vast en die trekkers moesten naar de zijkant van het provinciehuis. Die jongen zei ‘dan moeten we door dat hek heen’. Ik zei tegen die jongen ‘als je dat doet, moet je het rustig doen’. We hebben nog even gekeken en ik heb nog tegen hem gezegd dat als hij het zou doen, dat hij het rustig moest doen. Hij gaf toen ineens een hoop gas en toen klapte hij door de hekken heen. Ik heb toen nog tegen hem gezegd ‘je rijdt nu rustig door het hek heen’. Dus hij begon heel rustig aan het tweede hek. Ik was niet de bestuurder maar ik zat wel naast die mongool. Ik had de verantwoordelijkheid om de trekkers aan de zijkant van het provinciehuis te krijgen.
V: Waar ben jij bij de trekkerchauffeur ingestapt?
A: ongeveer 50 meter voor de Jeans en Beans. Daar stond een hele rij trekkers achter nog die ook naar de zijkant van het provinciehuis zouden gaan.
Ik moest best lachen toen we door het hek zouden gaan. Ik vond het wel mooi dat het eerste hek om was, maar ik besefte bij het eerste hek al dat het niet handig was dat ik hier bij in zat.
We wilden niks van burgers kapot maken. Die hekken vonden we geen probleem. Die pui was niet de bedoeling geweest. Ik heb ook gezegd, als je het doet houdt het bij de hekken.
V: Wat riep jij naar de persoon die op de voorzijde van de trekker stond voor de
eerste hekken?
A: Aan de kant, wegwezen.
V: Was er nog een andere route dan deze, zonder schade te maken?
A: Nee, ja dan zouden we uren moeten wachten. We stonden daar gewoon vast. Alles stond vast. Voorafgaand hebben we de opties bekeken maar er waren geen andere opties.
3. Het proces-verbaal ter terechtzitting van het hof van 27 februari 2025, voor zover inhoudende:

A.

De
waarneming ter terechtzitting van het hof,zakelijk weergegeven:
Verdachte is op in het dossier gevoegde filmpjes zichtbaar op de Vismarkt . Verdachte zit in de voorste rode tractor, in de cabine links van de bestuurder. Verdachte draagt een witte blouse.
De tractor staat met de neus stil tegen het op de Vismarkt aanwezige hek. De rode tractor en ook de achter de rode tractor zichtbare tractors konden niet links of rechts, alleen maar door het hek rechtdoor.
Zichtbaar direct voor de tractor zijn mannen en jongens die bezig zijn met de hekken. Het lijkt erop dat zij die hekken proberen open te maken. Het betreft de hekken die neer zullen gaan. Zichtbaar is dat verdachte tweemaal de deur van de tractor opent en dat verdachte praat met die jongens. Wanneer verdachte de tweede keer praat met de jongens klimt de man met de oranje jas juist over de voorkant van de tractor. Zichtbaar is dat hij reageert op wat verdachte zegt. De man gaat terug naar waar hij was en ze gaan allemaal aan de kant. Zichtbaar is dat verdachte niet praat tegen de chauffeur van de tractor, zichtbaar is dat verdachte zittend vanuit de tractor tegen de mannen praat die bij de hekken aan het morrelen zijn en op een gegeven moment, wanneer verdachte de laatste keer de deur open doet, iets zegt dat voor de man met de oranje jas aanleiding is aan de kant te gaan. De tractor rijdt direct daarop door de neergaande hekken heen.
Zichtbaar is dat verdachte zich niet richt tot de chauffeur op een manier van ‘niet doen’, ‘ophouden’ en ‘eruit’; zichtbaar is dat verdachte zich richt op de voor de tractor staande hekken.
Direct na het laatste contact van verdachte met de mannen voor de tractor is zichtbaar dat de tractor door de hekken rijdt en in één streep en zigzaggend over het omheinde terrein rijdt. Vervolgens staat de tractor voor een tweede hek bijna stil en dan gaat de tractor ook door dit volgende hek en is zichtbaar dat hekken aldaar door de lucht gaan. Dat gaat voor de aldaar fietsende mensen maar net goed.
Er wordt door de tractor getoeterd nadat de laatste hekken al om zijn gegaan. Zichtbaar is dat de tractor waarin verdachte zit op dat moment voor het zebrapad rijdt. Op dat moment is zichtbaar dat de hand van verdachte richting het stuur van de tractor gaat.

B.

De door
verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik zit inderdaad in de witte blouse naast de chauffeur. Het klopt dat de tractor met de voorkant tegen het hek daar stond en dat ook de tractors achter mij niet naar links en rechts konden, alleen maar rechtdoor door het hek heen. U vraag mij wat de bedoeling was met de tractor. Er moesten tractors naar het provinciehuis. De advocaat-generaal houdt mij voor dat zij heeft gezien dat bij het eerste hek wanneer ik in de tractor net voor de tweede keer iets tegen die jongens iets heb gezegd, de deur van de tractor door mij dicht wordt gedaan en dat prompt daarop de tractor er vol in gaat. Het klopt wel zoals de advocaat-generaal dat ziet en zegt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van
17 oktober 2019, opgenomen op pagina 37 e.v. van politiedossier I, inhoudend als verklaring van getuige [getuige 1] :
Op maandag 14 oktober 2019, omstreeks 16.45 uur, fietste ik vanaf mijn school naar huis. De fietsroute ging via de Nieuwe Ebbingestraat, de Oude Ebbingestraat, de Grote Markt, de Guldenstraat in de richting van de Vismarkt te Groningen .
Omstreeks 17.00 uur naderde ik fietsend het zebrapad van de Guldenstraat , gelegen in de bocht van de Guldenstraat naar de Vismarkt . Toen ik op dat moment in de richting van de Vismarkt keek, zag ik dat op de Vismarkt hekken geplaatst waren en dat deze hekken strak tegen de rijbaan van de Vismarkt geplaatst waren.
Op dat moment zag ik dat achter de hekken een trekker stond, waarin twee mannen zaten.
Vrijwel gelijk daarna hoorde ik een geluid dat de trekker tempo maakte. Gelijk hierna zag ik en hoorde ik dat de trekker door het hek kwam. Ik zag hierna een aantal goederen door de lucht vliegen, onder andere stukken hekwerk.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van
17 oktober 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van politiedossier I, inhoudend als verklaring van getuige [getuige 2] :
Op maandag 14 oktober 2019, omstreeks 17.10 uur, fietste ik vanaf de Burger King aan de Guldenstraat richting de Korenbeurs aan de Vismarkt te Groningen . Op den duur fietste ik ter hoogte van de Cappuvino aan de Vismarkt . Ik zag aan mijn linkerzijde een aantal dranghekken op spanning staan. Deze stonden op spanning omdat er een tractor tegen aan stond te duwen.
Ik zag dat de tractor door de gesloten dranghekken reed. Hierdoor vlogen er een aantal
dranghekken door de lucht. Ik zag dat één van de dranghekken redelijk dicht langs mij
vloog.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van
18 oktober 2019, opgenomen op pagina 43 e.v. van politiedossier I, inhoudend als verklaring van getuige [getuige 3] :
Op maandag 14 oktober 2019 omstreeks 17.15 uur kwam ik op mijn fiets uit de
Guldenstraat rechtsaf de Vismarkt op. Op het moment dat ik net door de bocht ben zag ik dat een groene trekker met daarin 2 personen door/tegen een groot hek reed, dat diende als afrastering.
Feit 2
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank van 7 en 14 oktober 2021, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben op 14 oktober 2019 naar de demonstratie bij het provinciehuis te Groningen gegaan. Ik had een megafoon. Ik heb de hele dag geroepen: “De deur gaat in.” Velen waren emotioneel. De sfeer sloeg om omdat het in het provinciehuis te lang heeft geduurd. Ik heb afgeteld. Ik stond onder meer met [medeverdachte 1] in de laadbak.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
15 oktober 2019, opgenomen op pagina 27 e.v. van politiedossier I, inhoudend als verklaring van verdachte:
Op een gegeven moment hebben [naam] en ik samen de leiding gehad samen met de LTO. [naam] en ik konden de boeren sturen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor (op 29 november 2020) van verdachte van 3 december 2019, opgenomen op pagina 93 e.v. van politiedossier III, inhoudend als verklaring van verdachte:
V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte
Ik heb een prominente rol gespeeld bij het eerste boerenprotest op 1 oktober
(het hof begrijpt: in 2019). Dus ik liep op 14 oktober 2019 niet als anoniem persoon rond bij dit protest. Veel mensen kennen je dus en je hebt dan veel contacten.
V: Voor het provinciehuis werd gesproken door verschillende mensen via een megafoon en een geluidsinstallatie. Als ik het goed heb was jij daar één van. Hoe is dat zo gekomen?
A: [naam] en ik hebben gebruik gemaakt van mijn megafoon. [medeverdachte 1] had gezorgd voor een geluidsinstallatie en daarvan kreeg ik ook zo nu en dan de microfoon van. Een geluidsinstallatie werkt beter dan een megafoon, daarmee ben je duidelijker verstaanbaar. Er is vooral gebruik gemaakt van de microfoon. Ik heb via de microfoon gezegd dat de deur in zou gaan en ik heb ook afgeteld.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
22 december 2020, opgenomen op pagina 103 e.v. van politiedossier III, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Op een gegeven moment gingen de boeren in de stoet naar de stad en dan komen ze via de snelweg bij ons bedrijf langs. Toen ben ik met de vrachtwagen aangesloten. Zo zijn we naar de Grote Markt gegaan. Omdat de mensen van LTO geen goede installatie hadden en ik dat hoorde, heb ik aangeboden een (muziek)installatie te regelen. Deze is toen opgehaald bij mij thuis en is van de Grote Markt naar het Provinciehuis gebracht. Het laatste stuk is met de shovel gegaan, omdat er grote boxen bij waren. Deze shovel is toen met de installatie in de bak rustig naar het Provinciehuis gereden. De installatie werd ook gebruikt voor praatjes van de mensen van bijvoorbeeld LTO. Die gebruikten dan de microfoon. De stemming werd grimmiger en de boeren werden ongeduldig. Ook werd geroepen dat de deur eruit moest. Ik heb toen gezegd: “Nog 10 minuten en dan gaat de deur eruit.”
V: [verdachte] zat op een gegeven moment ook in die bak. Hoe is dat zo gekomen?
A: Die wou ook de microfoon hebben.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
15 oktober 2019, opgenomen op pagina 83 e.v. van politiedossier II, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik ben gisteren op de tractor naar Groningen gegaan. Ik ben naar het provinciehuis gereden omdat er werd gevraagd dat er meer tractoren in het zicht moesten staan bij het provinciehuis. Dit verzoek kwam onder andere van [verdachte] . [verdachte] liep min of meer de zaak een beetje op te jutten. Op den duur kwam [verdachte] bij mij en zei dat er een tractor dichter bij het provinciehuis moest komen te staan. Ik heb mijn tractor toen verplaatst tot een meter of twee voor de toegangsdeur van het provinciehuis. De sfeer werd steeds grimmiger. Er werd geschreeuwd. Je zag boze gezichten om je heen. Er werd geroepen: “Het heeft lang genoeg geduurd, de deur moet eruit”. Dit werd door [verdachte] geroepen. Door meerdere aanwezige boeren werd dit overgenomen. Als het aan [verdachte] had gelegen had de deur er volgens mij allang uit gelegen. Ik hoorde op den duur dat er door de megafoons werd geroepen: “We geven ze nog 3 minuten”. Iedereen zat in een bepaalde emotie. Ik ging zelf ook in deze emotie mee. Ik wilde ook graag duidelijkheid. Op een gegeven moment werd er afgeteld. Omdat de tijd was afgelopen en het ultimatum was verstreken werd besloten de deur van het provinciehuis te openen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
15 oktober 2019, opgenomen op pagina 23 e.v. van politiedossier II, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 14 oktober 2019 bevond ik mij in het provinciehuis van Groningen . Op het moment dat ik naar buiten keek zag ik een soort heftruck, dan wel tractor met kiepbak staan. Ik zag dat er in deze bak telkens in ieder geval vier personen zaten. Ik zag dat zij een grote muziekinstallatie met geluidsboxen in de bak hadden staan waarbij ook een draadloze microfoon hoorde. Ik zag dat deze microfoon regelmatig in gebruik was bij iemand van de vakbond van de boeren. Tevens was deze microfoon in gebruik bij een blanke jongen, gekleed in een wit overhemd. Ik zag later op RTV Noord staan dat hij vermoedelijk [verdachte] heet. Ik heb hem meerdere malen horen roepen door de microfoon dat zij de deur van het provinciehuis gaan rammen met de tractor. Ik heb hem daadwerkelijk door de microfoon horen roepen dat de tractor gestart moest worden en dat deze het provinciehuis in moest. De muziekinstallatie stond zo hard dat het gehele Martinikerkhof dit kon horen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
15 oktober 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van politiedossier II, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 14 oktober 2019 stond ik bij de toegangsdeur van het provinciehuis. Ik zag een blanke man die een wit overhemd droeg met een blauwe broek. Later bleek dit te zijn: [verdachte] . Ik zag dat deze man de aanwezige personen ‘boeren’ toesprak met de megafoon. Ik hoorde dat de blanke man op een gegeven moment riep: “We gaan met de tractor naar binnen, we rammen de deuren open”, of woorden van gelijke strekking.
Ik zag en hoorde dat de menigte hierop reageerde door hard te juichen en te roepen. Ik
zag dat het roepen van deze blanke man, (
en) de reactie van de aanwezige personen ‘boeren’ invloed had op de bestuurder in de rode tractor, [medeverdachte 2] .
Ik heb de blanke man met blauwe broek en wit overhemd de hand gegeven, gezegd dat ik [verbalisant 2] heet en mij zorgen maakte om de veiligheid van de mensen buiten. Ik hoorde dat hij zei: "Ja, dan moeten ze maar een andere beslissing nemen", of woorden van gelijke strekking. Toen ik hem vroeg hoe hij heette hoorde ik dat hij zei: "Ik heet [verdachte] ". Ik vroeg [verdachte] om de menigte niet op te fokken door met de megafoon de menigte toe te spreken met woorden als: “Wij gaan de deur rammen”, of woorden van gelijke strekking.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
15 oktober 2019, opgenomen op pagina 31 e.v. van politiedossier II, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik hoorde [verdachte] zeggen ‘als [naam] binnen vijf minuten niet naar buiten komt gaat de deur er uit’. Deze tekst heeft hij de rest van de middag en avond geroepen. Ik hoorde [verdachte] ook tegen [medeverdachte 2] zeggen ‘rij hem maar open’.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
17 oktober 2019, opgenomen op pagina 34 e.v. van politiedossier II, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 14 oktober 2019 bevond ik mij in het provinciehuis van Groningen . Ik zag een tractor staan voor de ingang van het provinciehuis, de afstand tussen de voorzijde van de tractor en de groene deuren was nog geen 50 centimeter. Links van deze tractor zag ik nog een tractor staan. Deze tractor had een schepbak bevestigd aan de voorzijde. In deze schepbak stond een geluidsinstallatie voorzien van een versterker, boxen en een microfoon. Op één van deze boxen zag ik een man zitten, later bleek dit te zijn [verdachte] . Ik zag en hoorde dat [verdachte] geëmotioneerd was, hij was boos. Ik zag en hoorde [verdachte] meerdere keren roepen in de microfoon dat de deuren van het provinciehuis er uit moesten en dat wij, daarmee doelde hij op de boeren, het provinciehuis in moesten. Ik zag hem wijzen naar de groene toegangsdeuren en hij keek naar de bestuurder van de tractor. Het volume van de muziekinstallatie stond dusdanig hard dat het gehele Martinikerkhof de opruiende woorden van [verdachte] kon horen. Nadat [verdachte] bovengenoemde uitlatingen deed hoorde ik een luid gejuich van de overige boeren.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
21 oktober 2019, opgenomen op pagina 84 van politiedossier I, inclusief bijbehorende bijlagen 2 en 3, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Om een indruk te geven van de situatie voor het Provinciehuis rond bovenstaand
incident heb ik een filmpje van Youtube bekeken en daar enkele screenshots van
gemaakt. Dit filmpje wordt elders toegevoegd aan het dossier. Het filmpje geeft het
volgende weer:
- vanuit de bak van een shovel wordt vanaf hoogte via een geluidsinstallatie gesproken
tegen de demonstrerende mensen, in de bak zitten vijf personen;
- er wordt geroepen via de microfoon dat over 5 minuten de deur eruit gaat;
- de deur wordt geforceerd met de rode trekker die voor de deur stond.
Bijlage 2
Toont de mensen in de shovelbak met de geluidsinstallatie. De man in het midden heeft de microfoon in de hand en zegt daardoor: “Nog vijf minuten en dan gaat de deur eruit”. De man rechts in de bak met wit overhemd spreekt ook de mensen toe via de microfoon, deze man herken ik uit mediaberichtgeving als [verdachte] .
Bijlage 3
Geeft een overzicht van de situatie voor de deur van het Provinciehuis. Voor de deur
staat de trekker die de deur later forceerde. Daarachter is de shovel te zien met de
mensen in de bak die de menigte toespreken.
De bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegde bijlage 2 (op pagina 86 van politiedossier I):
[afbeelding]
De bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegde bijlage 3 (op pagina 87 van politiedossier I):
[afbeelding]
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
22 oktober 2019, opgenomen op pagina 63 e.v. van politiedossier II, inhoudend een verslag van uitkijken camerabeelden door verbalisant [verbalisant 5] :
16:26:46
In beeld drie trekkers en een gele shovel met de bak omhoog met daarin personen en
een geluidsinstallatie. De rode trekker komt in beweging en rijdt langzaam naar voren richting de deur.
16:26:54
De rode trekker heeft hier de uiterste stand bereikt, de voorbouw verdwijnt daarbij in de deuropening van het Provinciehuis.
16:27:01
De rode trekker is achteruitgereden en komt tot stilstand in de positie als weergegeven op de foto. Hierna gaan personen naar binnen.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft op de zitting van het hof bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde gevorderd. De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat verdachte [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen de tenlastegelegde hekken en gevel/pui van een gebouw.
Daarnaast heeft de advocaat-generaal het standpunt ingenomen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] , gelet op de context waarin zij de tenlastegelegde uitlatingen hebben gedaan, doelbewust en opzettelijk de aanwezige menigte bij het provinciehuis hebben opgeruid tot strafbare feiten, te weten vernieling van de deuren van het provinciehuis en in het verlengde daarvan het wederrechtelijk binnendringen van het provinciehuis door een deel van de aldaar aanwezige demonstranten. De advocaat-generaal heeft verder het standpunt ingenomen dat de tenlastegelegde uitlatingen niet vallen onder de reikwijdte van het recht op vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Standpunt verdediging
De raadsman heeft op de zitting van het hof vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit.
Ten aanzien van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging (feit 1) heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte (als passagier van de tractor) geen significante bijdrage aan het geweld heeft gehad, maar dat hij juist heeft geprobeerd om de geweldpleging van de tractorchauffeur te beperken. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat van geweld tegen een gevel of pui vrijwel niets blijkt.
Ten aanzien van de tenlastegelegde opruiing bij het provinciehuis (feit 2) heeft de verdediging aangevoerd dat opzet op opruiing bij verdachte ontbreekt. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de uitspraken van verdachte niet letterlijk mogen worden genomen, omdat het bij demonstratietaal hoort, bij het opvoeren van druk op de onderhandelingen. Ook hoorden de uitingen bij het in toom houden van de demonstrerende menigte. Verder heeft verdachte verklaard dat hij met het aftellen voordat de tractor de deur van het provinciehuis eruit reed, heeft bedoeld om de politie te waarschuwen, omdat verbalisant [verbalisant 2] had gezegd te willen weten wanneer de deur in zou gaan.
Bovendien is het inrijden van de deur niet het gevolg geweest van de uitlatingen van verdachte, maar een zelfstandige beslissing van [medeverdachte 2] , aldus de verdediging.
Tot slot heeft de verdediging bepleit dat de vervolging van verdachte wegens de tenlastegelegde uitlatingen een ongeoorloofde beperking oplevert van de bescherming die artikel 10 EVRM biedt, gelet op de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, te weten het thema van de betoging en de oplopende gemoederen bij die betoging. Ook dat zou moeten leiden tot vrijspraak.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hiervoor zijn opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Feit 1
Van openlijke geweldpleging in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is sprake als er openlijk en met verenigde krachten geweld is gepleegd tegen personen of goederen. Enig resultaat is daarbij vereist. Echter, niet is vereist dat de dader zelf geweld heeft gepleegd. Het is voldoende dat wordt bewezen dat een verdachte opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van openlijk geweld en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Net als bij medeplegen moet het hierbij gaan om een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld tegen de omver gereden bouwhekken op de Vismarkt en dat sprake was van het in vereniging plegen van het openlijke geweld. Het hof licht dat hieronder toe.
Op 14 oktober 2019 vonden op het Martinikerkhof voor de ingang van het provinciehuis zogenoemde ‘boerenprotesten’ plaats tegen de stikstofmaatregelen van de provincie Groningen . Verdachte had zich bij die demonstratie opgeworpen als medeprotestleider.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte die dag op een gegeven moment de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen om extra tractors van de Vismarkt naar het provinciehuis in Groningen te verplaatsen naar aanleiding van een verzoek daartoe van de aldaar ook aanwezige [medeverdachte 1] . Op het moment dat verdachte deze taak op zich nam, is al besproken dat er mogelijke afzettingen in de weg zouden staan en is overwogen en besproken met [medeverdachte 1] dat ‘een hekkie geen probleem is’. Vervolgens verzamelde verdachte een aantal jongens met tractors.
Tegen het eind van de middag is verdachte op de Vismarkt als bijrijder in de voorste tractor van een colonne verzamelde tractors gaan zitten. Verdachte heeft op de zitting van het hof verklaard dat het doel was om met de tractor van de Vismarkt naar het provinciehuis te gaan. Op het moment dat de tractor voor een afzetting van bouwhekken stond – de bouwhekken die later omver zouden worden gereden – kon de tractor geen andere kant op dan rechtdoor om bij het provinciehuis te komen. Het hof heeft op de videobeelden waargenomen dat verdachte tweemaal vanuit de tractorcabine de deur van de tractor opende en iets zei tegen jongens die voor de bouwhekken stonden en met de hekken bezig waren. Nadat verdachte voor de tweede keer iets tegen de jongens zei, gingen de jongens aan de kant en reed de tractor direct daarop door de eerste bouwhekken heen. Vervolgens reed de tractor over het afgezette bouwterrein heen en reed de tractor op een tweede plek een aantal bouwhekken omver. Verdachte bevond zich al die tijd in de tractorcabine naast de tractorbestuurder.
Anders dan verdachte heeft verklaard, blijkt nergens uit dat verdachte de chauffeur heeft bewogen om
nietdoor de hekken heen te rijden. Uit de uiterlijke verschijning van het handelen van verdachte en de verklaring van verdachte bij de politie, leidt het hof af dat verdachte heeft geweten van het voornemen van de chauffeur om met de tractor door de hekken te rijden. Het doel was immers om de tractors naar het provinciehuis te rijden en zij konden geen andere kant op om dat doel te bereiken. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte als bijrijder de chauffeur heeft geholpen door mensen bij de hekken weg te sturen en zodoende de weg vrij te maken om door de hekken te kunnen rijden. Verdachte en de chauffeur hadden de bedoeling om met de tractor de hekken omver te rijden om zo een (de enige) weg te creëren naar het provinciehuis aan het Martinikerkhof. En vervolgens is de tractor ook daadwerkelijk door de bouwhekken gereden. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte opzet had op de openlijke geweldpleging tegen de bouwhekken en dat verdachte en de tractorchauffeur de openlijke geweldpleging gezamenlijk hebben besproken en uitgevoerd. Het hof is van oordeel dat verdachtes rol en bijdrage voorafgaand en tijdens de uitvoering aan te merken is als een significante bijdrage.
Dat de tractor mogelijk sneller door de hekken is gereden dan verdachte had verwacht, doet niet af aan het oordeel van het hof. Immers, ook bij een voorzichtiger door de hekken rijden, was sprake geweest van openlijke geweldpleging tegen de hekken.
De verklaring van verdachte dat hij het publiek op straat heeft proberen te waarschuwen voor het gevaar van de hekken die omver gereden zouden worden, wordt niet ondersteund door de videobeelden, nu de claxon van de tractor op de videobeelden pas te horen is nádat de tractor door het tweede deel hekken is gereden. Overigens is hem geen openlijke geweldpleging tegen personen ten laste gelegd, maar enkel openlijke geweldpleging tegen goederen, voornamelijk de hekken. In zoverre doet dit verweer aan het bewijs van het ten laste gelegde feit niet af.
Ten aanzien van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging tegen de pui/gevel van een gebouw overweegt het hof het volgende. Het dossier bevat slechts summiere informatie met betrekking tot (schade aan) de pui/gevel. Een aangifte hieromtrent en een omschrijving van de schade ontbreekt. Gelet hierop is het hof van oordeel dat met onvoldoende zekerheid tot een bewezenverklaring van dit onderdeel kan worden gekomen. Het hof zal verdachte daarom van dit onderdeel van het onder 1 tenlastegelegde vrijspreken.
Feit 2
Opruiing
Voor een bewezenverklaring van opruiing is vereist dat bij de verdachte sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het opruien tot enig strafbaar feit, dat de uitlating in het openbaar is gedaan en dat de uitlating mondeling of door middel van een geschrift of afbeelding is gedaan. Bedoeld is dat de door een verdachte gedane uiting aanspoort tot het plegen van enig strafbaar feit in de betekenis van: iemand proberen iets te laten doen. Anders gezegd is opruiing het bij anderen opwekken van de gedachte aan het plegen van een strafbaar feit, het proberen de mening te vestigen dat dit feit wenselijk of noodzakelijk is en het opwekken van het verlangen om dat feit te bewerkstelligen. Het belang van strafbaarstelling van opruiing is gelegen in de bescherming van de openbare orde.
Bij de beoordeling of een door verdachte uitgedragen tekst aanspoort tot enig strafbaar feit en dus ‘opruiend’ is in de zin van het genoemde artikel 131 Sr, komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de tekst in hun onderlinge samenhang bezien en in de context waarin deze tekst aan het publiek is geopenbaard.
Voor opruiing is niet vereist dat de opruier wist dat hij opriep tot een feit dat strafbaar is. Ook is niet vereist dat degene tot wie de aansporing is gericht wist dat het feit waartoe wordt opgeruid strafbaar is. Uit de omschrijving van de handelingen in de tenlastelegging moet voldoende blijken dat de handelingen waartoe is opgeroepen, indien zij waren uitgevoerd, een strafbaar feit zouden opleveren. Om tot een bewezenverklaring van opruiing te komen, is niet vereist dat de opruiing enig gevolg heeft gehad. Zo hoeft hetgeen waartoe opgeruid wordt, niet daadwerkelijk uitgevoerd te zijn.
Het hof overweegt over het opzet van verdachte op de tenlastegelegde opruiing het volgende. Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat dit opzet van verdachte ruimschoots uit de bewijsmiddelen blijkt.
Tijdens voornoemde demonstratie op 14 oktober 2019 op het Martinikerkhof bij de ingang van het provinciehuis te Groningen heeft verdachte gedurende enige tijd meerdere van de tenlastegelegde uitlatingen naar de demonstrerende menigte geroepen die naar de inhoud en strekking evident opruiend van aard zijn. Ook heeft medeverdachte [medeverdachte 1] tenminste één van de tenlastegelegde uitlatingen met dezelfde aard en strekking gedaan, terwijl hij, net als verdachte, op de boven de menigte verheven laadbak stond. Daarbij gebruikten zij afwisselend van elkaar dezelfde microfoon. In samenhang bezien zetten de uitlatingen aan tot vernieling van de deur van het provinciehuis (door een tractor). Daarbij weegt het hof eveneens de context mee waarin de uitlatingen zijn gedaan. Verdachte heeft de teksten geroepen richting een menigte van ontevreden demonstranten. Verdachte had bovendien een prominente rol bij de boerenprotesten en vervulde die dag een regierol als medeprotestleider. Verdachte stond bovenop een tractor op het Martinikerkhof en samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] in de opgeheven laadbak van een shovel/tractor, waardoor zij boven de menigte uitkwamen, en waarbij zij de menigte met behulp van een megafoon en/of microfoon toespraken. Bovendien hebben verdachte en zijn medeverdachte de teksten geuit tijdens een steeds grimmiger wordende sfeer bij de demonstratie. Het ongeduld en de boosheid bij de aanwezige demonstranten namen toe. Met het roepen van de tenlastegelegde uitlatingen hebben verdachte en zijn medeverdachte de woede onder de menigte verder aangewakkerd en de menigte verder opgejut.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de tenlastegelegde teksten niet horen bij demonstratietaal ten behoeve van het opvoeren van de druk op de onderhandelingen die in het provinciehuis gaande waren. Met de tenlastegelegde uitlatingen hebben verdachte en zijn medeverdachte de aanwezigen aangespoord tot vernieling van de deur van het provinciehuis en geprobeerd om op ondemocratische wijze de onderhandelingen c.q. het besluitvormingsproces ten aanzien van het provinciale stikstofbeleid te beïnvloeden en een onderhandelingsresultaat af te dwingen.
Daarnaast acht het hof het niet aannemelijk dat de uitlatingen zijn gedaan om de demonstrerende menigte in toom te houden. Verdachte had in dat geval andere, de-escalerende woorden moeten kiezen. Uit de aard en strekking van de tenlastegelegde uitlatingen en de context waarin die zijn gedaan, blijkt evident dat verdachte niet het doel had om de orde binnen de menigte te bewaren, maar juist om de menigte op te jutten en de tractorchauffeur aan te sporen tot het inrijden van de deur.
Ook het verweer dat verdachte vlak voor het inrijden van de deur van het provinciehuis heeft afgeteld ter waarschuwing van de politie, acht het hof niet geloofwaardig en aannemelijk. Ook in dat geval had verdachte andere bewoordingen moeten gebruiken. Verdachte heeft voorafgaand aan het aftellen meermalen geroepen dat de deur van het provinciehuis zal worden ingeramd. Dat was juist de reden voor verbalisant [verbalisant 2] om verdachte nadrukkelijk te verzoeken om de menigte niet op te fokken door de menigte toe te spreken met teksten als “wij gaan de deur rammen”. En toch is verdachte hiermee doorgegaan. Het aftellen had evident tot doel om de aansporing tot het inrijden van de deur kracht bij te zetten en niet tot het waarschuwen van de politie.
Dat de tractorchauffeur, [medeverdachte 2] , zelfstandig de keuze zou hebben gemaakt om met de tractor de deur van het provinciehuis in te rijden, doet niet af aan het opruiende karakter van de uitlatingen van verdachte. Voor opruiing is immers niet van belang of het strafbare feit waartoe wordt opgeruid, zich daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Daarmee is eveneens niet van belang of iemand daadwerkelijk door de opruiende uitlatingen is beïnvloed om het strafbare feit, waartoe is opgeruid, te plegen. Ten overvloede merkt het hof op dat uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt dat hij zich wel degelijk heeft laten leiden door het gestelde ultimatum en de aanjagende woorden van verdachte. Verdachte vervulde bovendien een regierol in het plan om de tractor van [medeverdachte 2] voor de deur van het provinciehuis te (laten) plaatsen en de deur in te laten rijden.
Concluderend verwerpt het hof het opzetverweer van de verdediging. Het hof komt hieronder tot een bewezenverklaring.
Artikel 10 EVRM
Het hof overweegt met betrekking tot het beroep van de verdediging op artikel 10 EVRM, hetgeen de strafbaarheid van de bewezenverklaring hieronder in de weg zou staan, als volgt.
Het door artikel 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting is een zeer belangrijke verworvenheid in een democratische samenleving. Het geeft een ieder in beginsel het recht in vrijheid uiting te geven aan zijn of haar (al dan niet politieke) opvattingen. Echter, de door artikel 10 EVRM gewaarborgde vrijheid is niet absoluut.
Op grond van het tweede lid van artikel 10 EVRM mag deze vrijheid worden beperkt indien:
1. de beperking is voorzien bij wet;
2. de beperking strekt tot het verwezenlijken van een van de doeleinden, genoemd in het tweede lid van artikel 10 EVRM en;
3. de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving.
Bij de beoordeling van het laatste vereiste moet de beperking zijn ingegeven door een ‘pressing social need’. Dat wil zeggen dat zij proportioneel moet zijn gelet op het beoogde doel en de daarvoor aangevoerde redenen moeten relevant en afdoende zijn. Bij het proportionaliteitsoordeel kan acht worden geslagen op de uitlating als geheel, de kennelijke bedoeling van de uitlating, de context waarbinnen de uitlating is gedaan, onder wiens verantwoordelijkheid de uitlating is gedaan en de plaats of gelegenheid waar de uitlating is gedaan.
Het hof overweegt dat aan de onder 1. en 2. genoemde voorwaarden is voldaan. De strafbaarstelling van opruiing is bij wet voorzien in artikel 131 Sr en dient een legitiem doel. Immers, de strafbaarstelling van opruiing is bedoeld om te voorkomen dat anderen worden aangezet tot het plegen van strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat ook is voldaan aan het onder 3. opgenomen vereiste dat de beperking van dit grondrecht van de verdachte in een democratische samenleving noodzakelijk is. De verdachte heeft zijn uitlatingen, die oproepen tot het plegen van geweld tegen een goed van een democratische instelling, gedaan tijdens een openbare demonstratie, waarbij hij de demonstrerende menigte op een prominente positie duidelijk zichtbaar en via een microfoon ver hoorbaar toesprak/toeriep. Gelet op de bewoordingen en de toonzetting van de uitlatingen en de context waarin die zijn gedaan is het hof van oordeel dat de uitlatingen niet kunnen worden opgevat als te zijn bedoeld om een inhoudelijke bijdrage te leveren aan het maatschappelijke debat rondom het stikstofbeleid waartegen gedemonstreerd werd, of om een publiek debat daarover op gang te brengen.
Het oproepen tot het gebruik van geweld is bovendien zodanig in strijd met de uitgangspunten van een democratie dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om de verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van een strafbaar feit) te bereiken. De beperking is daarom proportioneel.
Gelet op bovenstaande komt het hof tot de conclusie dat de inbreuk op het recht op vrijheid van meningsuiting van de verdachte gerechtvaardigd is en dat deze niet in strijd is met artikel 10 EVRM. Een veroordeling voor het hieronder bewezenverklaarde handelen is dan ook niet in strijd met voornoemde verdragsbepaling.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 14 oktober 2019 te Groningen , openlijk, te weten op de Vismarkt , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten bouwhekken, door met een trekker meermalen tegen deze bouwhekken aan te rijden;
2.
hij op 14 oktober 2019 te Groningen , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit heeft opgeruid door tegenover een groep personen, in de opgeheven laadbak van een trekker/shovel te gaan staan en één- of meermalen via een megafoon/microfoon tegenover voornoemde groep personen te roepen:
- " we gaan met de tractor naar binnen, we rammen de deuren open" en
- " het heeft lang genoeg geduurd. De deur moet eruit" en
- " we geven ze nog 3 minuten" en
- " nog 10 minuten en dan gaat de deur eruit" en
- " nog vijf minuten en dan gaat de deur eruit" of woorden van gelijke aard en/of strekking en
- via de microfoon te zeggen dat de deur in zou gaan en daarbij af te tellen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van in het openbaar mondeling opruien tot enig strafbaar feit.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Nederland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg zijn opgelegd.
De verdediging heeft subsidiair – indien het hof niet tot vrijspraak komt – gepleit voor oplegging van een lagere taakstraf dan opgelegd door de rechtbank, en voor het achterwege laten van de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft op de zitting desgevraagd verklaard dat zijn voorkeur uitgaat naar een geldboete in plaats van een taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Ook heeft het hof gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 14 oktober 2019 vond op het Martinikerkhof in Groningen voor de toegangsdeur een demonstratie plaats, een zogenoemd ‘boerenprotest’, tegen het stikstofbeleid van de overheid. Verdachte heeft zich tijdens deze demonstratie schuldig gemaakt aan opruiing tot vernieling van de deur van het provinciehuis van provincie Groningen , door meermalen, gedurende een deel van de middag op te roepen tot het inrammen van de deur van het provinciehuis (met een tractor). Dit heeft zich uiteindelijk ook verwezenlijkt; de deur van het provinciehuis is daadwerkelijk ingereden door een tractor, die nota bene op verzoek van verdachte op korte afstand voor de deur van het provinciehuis was geplaatst.
Opruien tot een dergelijk strafbaar feit is een ernstig feit, te meer omdat het strafbare feit waartoe werd opgeroepen was gericht tegen een democratische instelling en tegen de verstoring van het democratisch besluitvormingsproces. Verdachte deed de opruiende uitlatingen om een ultimatum te stellen, omdat het overleg in het provinciehuis te lang duurde. Er moest een antwoord komen van de mensen die in het provinciehuis aan het onderhandelen waren over het stikstofbeleid. Met zijn strafbare handelen heeft verdachte het democratisch besluitvormingsproces op ontoelaatbare wijze onder druk proberen te zetten en de wil van de demonstrerende menigte met geweld proberen af te dwingen. Dat is onacceptabel en rekent het hof verdachte aan.
Het hof overweegt dat het recht om te demonstreren een groot goed is in onze democratische samenleving. Zoals hiervoor overwogen is dit recht niet grenzeloos. De opruiende uitlatingen die verdachte in dit geval heeft gekozen gaan te ver en rechtvaardigen strafrechtelijke vervolging en strafoplegging.
Ook weegt het hof mee dat op het moment van de opruiende uitlatingen in het provinciehuis provinciemedewerkers en politieambtenaren aan het werk waren, voor wie een beangstigende situatie is veroorzaakt door de opruiing.
Daar komt bij dat verdachte na voornoemde reeks aan opruiende uitlatingen en nadat de deur van het provinciehuis blijkens camerabeelden omstreeks 16.26 uur was ingeramd, zich omstreeks 17.00 uur naar de Vismarkt heeft begeven om nog meer tractors bij het provinciehuis te krijgen. In de realisatie daarvan heeft verdachte samen met een ander een tractor door meerdere bouwhekken gereden, die dienden ter afzetting van een bouwplaats op de Vismarkt . Hierbij zijn de bouwhekken vernield en is door rondvliegende bouwhekken een gevaarlijke situatie ontstaan voor het publiek op de Vismarkt . Ook dit is een ernstig feit.
Het hof heeft gelet op een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 27 januari 2025 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof heeft rekening gehouden met het tijdsverloop dat is gemoeid met de berechting van de zaak in hoger beroep. Verdachte heeft op 1 november 2021 hoger beroep ingesteld. Dit arrest is op 13 maart 2025 uitgesproken. Dit leidt ertoe dat de procedure in hoger beroep bijna drie jaren en vijf maanden in beslag heeft genomen, terwijl de behandeling van een strafzaak in hoger beroep in beginsel binnen een termijn van twee jaren moet zijn afgedaan. Hoewel de zaak eenmaal op verzoek van de verdediging is aangehouden in verband met verhindering van de raadsman, is voornoemde overschrijding van bijna een jaar en vijf maanden niet geheel te wijten aan verdachte of de verdediging. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn op de navolgende wijze compenseren.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat in beginsel de straffen zoals opgelegd door de rechtbank passend en geboden zijn. Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn ziet het hof aanleiding om de op te leggen taakstraf te verminderen en de duur van de proeftijd aan te passen. Het hof is van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van één jaar, passend en geboden is.
Met de oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt het hof de ernst van de bewezenverklaarde feiten tot uitdrukking te brengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 141 en 131 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. J.A.M. Kwakman en mr. A.F. van Kooij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Haak, griffier,
en op 13 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De genoemde bewijsmiddelen die zijn opgenomen in een politiedossier maken deel uit van het politiedossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met dossiernummer PL0100-2019273679 van 4 februari 2020 (