In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 11 mei 2023, waarin het beroep van belanghebbende tegen het niet tijdig beslissen door de invorderingsambtenaar van de gemeente Renkum niet-ontvankelijk werd verklaard. De invorderingsambtenaar had op 28 mei 2022 een aanmaning gestuurd voor de betaling van gemeentelijke belastingen, waarbij € 8 aan aanmaningskosten in rekening werd gebracht. Belanghebbende diende op 30 mei 2022 een bezwaarschrift in tegen deze kosten. Na het uitblijven van een uitspraak op bezwaar, stelde belanghebbende de invorderingsambtenaar op 8 september 2022 in gebreke en ging in beroep bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang, omdat de invorderingsambtenaar op 7 oktober 2022 alsnog uitspraak op bezwaar had gedaan en de aanmaningskosten had vernietigd. Het Hof oordeelt dat belanghebbende geen belang meer had bij het beroep tegen het niet tijdig beslissen, aangezien de invorderingsambtenaar reeds aan het bezwaar tegemoet was gekomen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en kent geen vergoeding toe voor griffierecht of proceskosten.