ECLI:NL:GHARL:2025:1630

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
21-002706-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Overijssel inzake diefstal met geweld en drugshandel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden voor diefstal met geweld en drugshandel. Het hof heeft de straf herzien en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden en een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft geoordeeld dat het aandeel van de verdachte in de diefstal met geweld beperkt was en dat er rekening gehouden moest worden met het tijdsverloop sinds het delict. De verdachte had al drie maanden gevangenisstraf ondergaan voor drugshandel, wat in mindering werd gebracht op de opgelegde straf. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, maar de schadevergoeding voor de keyless wave kast werd afgewezen, omdat deze in het criminele circuit werd gebruikt. Het hof heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak benadrukt de afweging tussen de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002706-21
Uitspraak d.d.: 26 maart 2025
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 4 juni 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-952722-19 en 08-910027-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 april 2022, 14 maart 2023, 29 november 2023, 23 januari 2025, 28 januari 2025,
11 februari 2025 en 12 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.C. Sassen, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door mr. F.S. Baardman, advocate te Utrecht, namens de benadeelde partij [aangever/ slachtoffer] naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van – kort gezegd – diefstal met geweld in vereniging (feit 1 van de zaak met parketnummer 08-952722-19; onderzoek Luik) en het medeplegen van de handel in cocaïne en MDMA (XTC-pillen) (de zaak met parketnummer 08-910027-20; onderzoek Košice) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [aangever/ slachtoffer] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 5.363,33, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is voor een bedrag van € 23.000,00 afgewezen en de benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit vonnis is door de verdediging op 10 juni 2021 onbeperkt hoger beroep ingesteld. Bij akte van 4 april 2022 is het hoger beroep ten aanzien van het feit met het oorspronkelijke parketnummer 08-910027-20 (onderzoek Košice) ingetrokken. Dit betekent dat in hoger beroep nog slechts het onder parketnummer 08-952722-19 tenlastegelegde aan de orde is.
Op de inleidende dagvaarding met parketnummer 08-952722-19 is naast feit 1 (onderzoek Luik) ook een feit 2 opgenomen. Dit feit betreft hetzelfde feit als het feit dat in de zaak 08-910027-20 ten laste is gelegd (onderzoek Košice), zij het dat de pleegperiode is beperkt van 1 juni 2019 tot 15 maart 2020. Uit de gedingstukken van de procedure in eerste aanleg kan niet worden afgeleid dat wijziging van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 08-952722-19 heeft plaatsgevonden in die zin dat dit feit 2 is komen te vervallen. De rechtbank heeft op de terechtzitting van 12 november 2020 beslist dat de zaken met de twee parketnummers gevoegd zullen worden behandeld. De rechtbank heeft vanaf dat moment het feit in de zaak met 08-910027-20 (onderzoek Košice met als pleegperiode 1 juni 2019 tot en met 31 maart 2020) aangeduid als feit 2. Door de rechtbank, het openbaar ministerie en de verdediging is vanaf dat moment niet meer gesproken over het feit 2 zoals dat was opgenomen op de inleidende dagvaarding met parketnummer 08-952722-19 (onderzoek Košice met als pleegperiode 1 juni 2019 tot en met 15 maart 2020). Het vonnis van de rechtbank bevat ook geen beslissingen ten aanzien van dit feit. Uit de door het openbaar ministerie en de verdediging in hoger beroep ingenomen standpunten leidt het hof af dat ook zij ervan uitgaan dat het oorspronkelijke feit 2 niet langer aan de orde is. Het hof ziet in het voorgaande aanleiding het vonnis van de rechtbank – voor zover aan zijn oordeel onderworpen, en dus ook voor zover daarin is verzuimd te beslissen – te vernietigen en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte ten aanzien van feit 2 zoals dat is vermeld op de inleidende dagvaarding met parketnummer 08-952722-19.
Dit betekent dat in hoger beroep inhoudelijk nog slechts het onder parketnummer 08-952722-19 tenlastegelegde feit 1 aan de orde is. Het hof zal ook in zoverre opnieuw rechtdoen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08-910027-20 tenlastegelegde en door de rechtbank bewezenverklaarde feit blijft het vonnis in stand. Het hof zal ingevolge artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering voor dat feit een straf bepalen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 08-952722-19:
1.primairhij in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 1 juli 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Keyless wave kast (kleur grijs/wit) en/of kleren en/of een telefoon en/of een hoeveelheid geld en/of huissleutels, in elk geval een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever/ slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever/ slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [aangever/ slachtoffer] met een smoes heeft/hebben meegenomen/meegelokt in een auto en/of
- (vervolgens) die auto heeft/hebben laten stoppen (door de weg te blokkeren) en/of - (nadat die [aangever/ slachtoffer] probeerde te vluchten) achter die [aangever/ slachtoffer] is/zijn aangerend en/of
- die [aangever/ slachtoffer] (vervolgens) naar de grond heeft/hebben gewerkt en/of
- die [aangever/ slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht en/of elders op het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt en/of
- die [aangever/ slachtoffer] (vervolgens) door middel van duwen/slaan heeft/hebben gedwongen om in een (andere) auto plaats te nemen en/of
- met die [aangever/ slachtoffer] naar een woning is/zijn gereden alwaar hij binnen op een stoel moest gaan zitten en/of
- die [aangever/ slachtoffer] (vervolgens) meerdere malen met een scherp mes heeft/hebben geprikt in diens arm(en) en/of be(e)n(en) en/of
- opzettelijk dreigend tegen die [aangever/ slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) diens broertje, ouders en kinderen iets aan zou(den) doen en/of
- die [aangever/ slachtoffer] (vervolgens) gedurende meerdere uren heeft/hebben bedreigd, vernederd en/of gefilmd en/of
- (vervolgens) tegen die [aangever/ slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zich uit moest kleden en zich moest gaan douchen en/of
- (nadat die [aangever/ slachtoffer] had gedoucht en een korte broek en T-shirt had gekregen) (vervolgens) met die [aangever/ slachtoffer] naar een bos zijn gereden en/of
- (vervolgens) een vuurwapen met geluiddemper op die [aangever/ slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- tegen die [aangever/ slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat er al een graf voor hem was gegraven en dat hij/zij hem dood zou(den) schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- tegen die [aangever/ slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) 30.000 euro van hem wilde(n) hebben, waarna verdachte en/of zijn mededader(s) die [aangever/ slachtoffer] (wederom) hebben meegenomen in een auto en hem (vervolgens) ergens hebben afgezet;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 1 juli 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever/ slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, welke wederrechtelijke vrijheidsberoving hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [aangever/ slachtoffer] met een smoes heeft/hebben meegenomen/meegelokt in een auto en/of
- (vervolgens) die auto heeft/hebben laten stoppen (door de weg te blokkeren) en/of - (nadat die [aangever/ slachtoffer] probeerde te vluchten) achter die [aangever/ slachtoffer] is/zijn aangerend en/of
- die [aangever/ slachtoffer] (vervolgens) naar de grond heeft/hebben gewerkt en/of
- die [aangever/ slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht en/of elders op het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt en/of
- die [aangever/ slachtoffer] (vervolgens) door middel van duwen/slaan heeft/hebben gedwongen om in een (andere) auto plaats te nemen en/of
- met die [aangever/ slachtoffer] naar een woning is/zijn gereden alwaar hij binnen op een stoel moest gaan zitten en/of
- die [aangever/ slachtoffer] (vervolgens) gedurende meerdere uren heeft/hebben bedreigd, vernederd en/of gefilmd en/of
- (vervolgens) met die [aangever/ slachtoffer] naar een bos zijn gereden en/of
- (vervolgens) een vuurwapen met geluiddemper op die [aangever/ slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- tegen die [aangever/ slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat er al een graf voor hem was gegraven en dat hij/zij hem dood zou(den) schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarna verdachte en/of zijn mededader(s) die [aangever/ slachtoffer] (wederom) hebben meegenomen in een auto en hem (vervolgens) ergens hebben afgezet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder parketnummer 08-952722-19 onder 1 primair tenlastegelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat de verklaring van aangever wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2025 in hoger beroep.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de diefstal in vereniging van de keyless wave kast gerefereerd aan het oordeel van het hof. De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van diefstal van de overige in de tenlastelegging opgenomen goederen, te weten kleren, een telefoon, een hoeveelheid geld en huissleutels. Ook is verzocht vrij te spreken van het gebruik van geweld en de bedreiging met geweld, nu van verdachte zelf geen actieve gewelddadige handeling is uitgegaan en van een vooropgezet plan dan wel een afgesproken taakverdeling niet is gebleken.
Oordeel van het hof
Met de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte aanwezig is geweest bij het wegnemen van de kleren, de telefoon, een geldbedrag en de huissleutels van aangever dan wel dat verdachte bij de diefstal van die goederen enige rol heeft gehad. Het hof zal verdachte dan ook hiervan partieel vrijspreken.
Verdachte heeft in de fase van het hoger beroep de diefstal in vereniging van de keyless wave kast bekend. Het hof moet beoordelen of het opzet van verdachte als medepleger ook was gericht op de geweldshandelingen of de bedreiging daarmee.
Op de terechtzitting van het hof van 23 januari 2025 heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte]
(het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] )hem een paar dagen voor het incident verteld heeft dat hij een conflict had met [aangever/ slachtoffer]
(het hof begrijpt: [aangever/ slachtoffer] ). Dit conflict ging over een schuld die [aangever/ slachtoffer] bij [medeverdachte] had, het ging over geld en auto’s. [medeverdachte] was op zoek naar [aangever/ slachtoffer] en vroeg verdachte meermalen waar [aangever/ slachtoffer] was. Omdat verdachte het gevoel kreeg dat hij moest vertellen waar [aangever/ slachtoffer] was, heeft hij [medeverdachte] gezegd dat hij [aangever/ slachtoffer] ’s avonds naar diens ouders in [wijk] zou brengen. Er was volgens verdachte destijds maar één toegangsweg naar de wijk [wijk] . Op weg naar de ouders van [aangever/ slachtoffer] is hun auto klemgereden. Uit de tegemoetkomende auto stormden [medeverdachte] en een ander persoon. [aangever/ slachtoffer] heeft daarop de sleutels uit het contact van de auto die verdachte bestuurde getrokken, is de auto uitgestapt en is vervolgens weggerend. [medeverdachte] en de ander renden achter hem aan en vervolgens is er een vechtpartij ontstaan tussen [aangever/ slachtoffer] enerzijds en [medeverdachte] en de andere persoon anderzijds. Hierbij werd over en weer geschreeuwd. [aangever/ slachtoffer] werd vervolgens in een andere auto meegenomen, terwijl verdachte en [medeverdachte] achterbleven. Zij zijn, nadat zij tevergeefs naar de autosleutels van de auto die verdachte bestuurde hadden gezocht, met de auto van [medeverdachte] naar de woning van [medeverdachte/ getuige] , de zus van verdachte, gereden. [aangever/ slachtoffer] bleek daar ook met de anderen te zijn. Verdachte heeft enige tijd in de woning bij de achterdeur gestaan. Die achterdeur gaf direct toegang tot de woonkamer, zodat verdachte kon zien wat zich daar afspeelde. Vervolgens kreeg hij opdracht om samen met [medeverdachte] een keyless wave kast van [aangever/ slachtoffer] bij [getuige] op te halen, waarmee [aangever/ slachtoffer] zijn schuld zou kunnen afbetalen. Hij heeft de kast bij [getuige] opgehaald en deze aan [medeverdachte] gegeven. [medeverdachte] en hij zijn daarna weer naar de woning van [medeverdachte/ getuige] gereden. [medeverdachte] is met de kast de woning ingegaan, terwijl verdachte in de auto bleef zitten. Korte tijd later kwam [medeverdachte] met [aangever/ slachtoffer] naar de auto en zijn zij richting [plaats] gereden. Daar zijn [medeverdachte] en [aangever/ slachtoffer] nog zo’n tien minuten uit de auto geweest.
Over de sfeer die in de woning heerste heeft verdachte verklaard dat die op zijn zachtst gezegd niet fijn was. Het was verdachte duidelijk dat ze geen Goede tijden, slechte tijden aan het kijken waren. Verdachte heeft ook verklaard dat problemen in het milieu niet werden opgelost met een incassobureau en € 40,00 incassokosten. Er was een discussie met heftige woorden. [aangever/ slachtoffer] moest zijn schulden afbetalen. Nadat verdachte met [medeverdachte] de keyless wave kast had opgehaald, voelde hij zich wel rot. [aangever/ slachtoffer] heeft de kast niet vrijwillig afgegeven. Verdachte heeft de kast toch opgehaald, mede omdat hij onder de indruk van de gebeurtenissen in de woning was en bang was om zelf in conflict te komen met de anderen.
Het hof stelt op grond van deze verklaring vast dat verdachte zich ervan bewust was dat [aangever/ slachtoffer] toeliet dat de kast werd weggenomen door de gebeurtenissen die daaraan voorafgegaan zijn en dat verdachte desondanks de kast is gaan ophalen en daarna heeft afgegeven. Verdachte wist immers dat er een conflict was over geld tussen [medeverdachte] en aangever en dat [medeverdachte] er tamelijk dwingend bij verdachte op aandrong om de verblijfplaats van [aangever/ slachtoffer] kenbaar te maken, aan welke dwang verdachte uiteindelijk heeft toegegeven. Verdachte heeft voorts gezien dat aangever is geslagen en vervolgens tegen zijn zin – [aangever/ slachtoffer] was immers op weg naar zijn ouders – is meegenomen naar de woning van verdachtes zus [medeverdachte/ getuige] , waar verdachte zelf ook enige tijd aanwezig was. In de woning heeft verdachte ervaren dat er een akelige sfeer heerste, verdachte was zelf ook bang en hij wist dat een conflict in het milieu niet ‘met € 40,00 incassokosten’ werd opgelost.
Met de verdediging stelt het hof vast dat verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft uitgevoerd en niet zelf [aangever/ slachtoffer] heeft bedreigd. Door onder de hiervoor beschreven omstandigheden samen met [medeverdachte] de keyless wavekast van aangever bij [getuige] op te halen heeft verdachte zich echter wel als medepleger schuldig gemaakt aan de onder parketnummer 08-952722-19 tenlastegelegde diefstal met (bedreiging met verder) geweld.
Op basis van de verklaring van verdachte, die bevestiging vindt in de verklaring van aangever, heeft verdachte op enig moment de woning van zijn zus verlaten om de kast van aangever op te halen. Verdachte is dus in elk geval een periode niet aanwezig geweest in de woning. Bovendien is op basis van het dossier niet uit te sluiten dat verdachte na het ophalen van de kast en bij terugkomst bij de woning in de auto is blijven zitten, zoals hijzelf op de zitting van het hof heeft verklaard. Verdachte heeft verder verklaard, hetgeen eveneens door aangever is bevestigd, dat hij in de auto is blijven zitten op het moment dat aangever met [medeverdachte] in [plaats] /bij het [bos] is uitgestapt. Het hof heeft op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet kunnen vaststellen dat verdachte aanwezig is geweest bij het prikken met een scherp mes in de armen/benen van aangever, het filmen van aangever en het hem laten douchen in de woning van verdachtes zus, zodat het hof verdachte van die tenlastegelegde handelingen zal vrijspreken. Het hof acht evenmin bewezen dat verdachte na het ophalen en brengen van de keyless wave kast nog als medepleger betrokken is geweest bij de verdere escalatie (de schijnexecutie in het bos) of andere tenlastegelegde handelingen.

Bewezenverklaring

Het hof is van oordeel dat het onder parketnummer 08-952722-19 primair tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 08-952722-19:
primair
hij in
of omstreeksde periode van 1 maart 2019 tot en met 1 juli 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Keyless wave kast (kleur grijs/wit)
en/of kleren en/of een telefoon en/of een hoeveelheid geld en/of huissleutels, in elk geval een of meer goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [aangever/ slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
, vergezeld en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [aangever/ slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader
(s
):
- die [aangever/ slachtoffer]
met een smoes heeft/hebben meegenomen
/meegeloktin een auto en
/of
-
(vervolgens
)die auto heeft/hebben laten stoppen
(door de weg te blokkeren
)en
/of
-
(nadat die [aangever/ slachtoffer] probeerde te vluchten
)achter die [aangever/ slachtoffer]
is/zijn aangerend en
/of
- die [aangever/ slachtoffer]
(vervolgens
)naar de grond
heeft/hebben gewerkt en
/of
- die [aangever/ slachtoffer] meerdere malen
, althans eenmaal, (met kracht
)in het gezicht en
/ofelders op het lichaam
heeft/hebben geschopt/getrapt en
/ofgeslagen/gestompt en
/of
- die [aangever/ slachtoffer]
(vervolgens
)door middel van duwen/slaan
heeft/hebben gedwongen om in een
(andere
)auto plaats te nemen en
/of
- met die [aangever/ slachtoffer] naar een woning
is/zijn gereden alwaar hij binnen op een stoel moest gaan zitten en
/of
-
die [aangever/ slachtoffer] (vervolgens) meerdere malen met een scherp mes heeft/hebben geprikt in diens arm(en) en/of be(e)n(en) en/of
- opzettelijk dreigend tegen die [aangever/ slachtoffer]
heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader
(s
)diens broertje, ouders en kinderen iets aan zou(den) doen.
en/of
- die [aangever/ slachtoffer] (vervolgens) gedurende meerdere uren heeft/hebben bedreigd, vernederd en/of gefilmd en/of
- (
- (vervolgens) tegen die [aangever/ slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zich uit moest kleden en zich moest gaan douchen en/of
- (nadat die [aangever/ slachtoffer] had gedoucht en een korte broek en T-shirt had gekregen) (vervolgens) met die [aangever/ slachtoffer] naar een bos zijn gereden en/of
- (vervolgens) een vuurwapen met geluiddemper op die [aangever/ slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- tegen die [aangever/ slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat er al een graf voor hem was gegraven en dat hij/zij hem dood zou(den) schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- tegen die [aangever/ slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) 30.000 euro van hem wilde(n) hebben, waarna verdachte en/of zijn mededader(s) die [aangever/ slachtoffer] (wederom) hebben meegenomen in een auto en hem (vervolgens) ergens hebben afgezet;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 08-952722-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Strafbepaling op grond van artikel 423 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering

Nu het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen het onder parketnummer 08-952722-19 tenlastegelegde, zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering eerst de straf bepalen ten aanzien van het onder parketnummer 08-910027-20 bewezenverklaarde, namelijk het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Het hof bepaalt die straf op een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft het hof aansluiting gezocht bij het binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunt voor de straftoemeting. Het oriëntatiepunt voor het verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende een periode van minder dan een maand is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft voor beide door hem bewezen geachte feiten een gevangenisstraf van zeventwintig maanden met aftrek van voorarrest geëist, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft bij de formulering van deze eis rekening gehouden met het tijdverloop, het feit dat verdachte – in ieder geval voor zijn deel – openheid van zaken heeft gegeven en zijn leven de afgelopen jaren op de rit heeft gekregen: verdachte is niet meer met politie en justitie in aanraking geweest, werkt, volgt een opleiding, woont samen en is vader geworden.
De advocaat-generaal heeft bij de formulering van zijn eis opgemerkt dat hij in verband met artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering voor het feit onder parketnummer 08-910027-20 en rekening houdend met het tijdsverloop de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden op zijn plaats vindt. Deze vijf maanden zijn begrepen in de hiervoor genoemde eis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de beperkte rol van verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden, de schending van de redelijke termijn en het feit dat verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis op 2 juli 2021 zijn leven weer goed op de rails heeft. Alles wat verdachte tijdens zijn schorsingen heeft opgebouwd dreigt hij te verliezen, wanneer hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd die het reeds ondergane voorarrest overstijgt. Zij verzoekt de oplegging van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel, desnoods nog in combinatie met een taakstraf.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met anderen een keyless wave kast van aangever gestolen, nadat aangever kort daarvoor was mishandeld en vervolgens tegen zijn zin in een woning werd vastgehouden en werd bedreigd. Het handelen van verdachte en zijn mededaders getuigt niet alleen van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen, maar vormde ook een inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangever. Aanleiding van het bewezenverklaarde was een financieel conflict tussen het aangever en één van de medeverdachten.
Hoewel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in een zaak als deze zonder meer op zijn plaats zou zijn, zijn er in het specifieke geval van verdachte toch een aantal strafmatigende omstandigheden aan de orde.
In de eerste plaats acht het hof minder bewezen dan de advocaat-generaal. Niet bewezen is dat verdachte nog enig aandeel heeft gehad nadat de keyless wave kast was afgenomen. Ook gaat het hof ervan uit dat verdachte niet zelf deelgenomen heeft aan het geweld en de bedreiging met geweld voorafgaand en na de diefstal van de keyless wave kast. Verder dateert het feit van juni 2019, dus van ruim vijfeneenhalf jaar geleden.
De feiten op verdachtes strafblad dateren alle van langer geleden. Sinds het plegen van het nu bewezenverklaarde feit is verdachte niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. Hij heeft afstand van het criminele milieu genomen door naar een andere stad te verhuizen. Ter zitting van het hof heeft verdachte op geloofwaardige wijze laten zien dat hij inziet dat hij verkeerd heeft gehandeld en dat hij daar spijt van heeft. Verdachte heeft een baan en is open geweest naar zijn werkgever, volgt een opleiding en heeft een gezin. Onder deze omstandigheden acht het hof het alsnog opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet (meer) op zijn plaats.
Tot slot houdt het hof rekening met de schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Het hof stelt vast dat verdachte op 10 juni 2021 hoger beroep heeft ingesteld en dat het hof uitspraak doet op 26 maart 2025. De behandeling in hoger beroep is dus niet afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep. De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden met ruim één jaar en negen maanden. Bijzondere omstandigheden die deze mate van overschrijding in het geval van verdachte rechtvaardigen zijn het hof niet gebleken, nu het tijdsverloop met name is veroorzaakt door onderzoekswensen die in de zaken van medeverdachten zijn gedaan. Het hof zal hier in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
Alles afwegende zal het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn kiezen voor een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 240 uren.

Vordering van de benadeelde partij [aangever/ slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 33.692,33. De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende onderdelen:
  • Keyless wave kast € 18.000,00
  • Kleding € 350,00
  • [telefoon] € 980,00
  • Contant geld € 50,00
  • Huissleutels € 50,00
  • Eigen risico zorgverzekering € 363,33
  • Kosten rechtsbijstand € 3.899,00
Daarnaast wordt wegens geleden immateriële schade een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.363,33, waarvan € 5.000,00 immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering voor de bedragen van € 18.000,00 (keyless wave kast) en € 5.000,00 (immateriële schade) afgewezen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering is in hoger beroep gehandhaafd. Dit brengt mee dat de vordering in hoger beroep aan de orde is voor het volledige bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de benadeelde partij
Namens de benadeelde partij is verzocht om de post van € 18.000,00 voor de keyless wave kast toe te wijzen, omdat het bezit van zo’n kast niet per definitie illegaal is. Dit is alleen zo op het moment dat deze gebruikt wordt voor illegale doeleinden zoals het plegen van een diefstal. Ten aanzien van de benadeelde partij is niet van crimineel gebruik ervan gebleken, zodat deze post voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank heeft ten aanzien van de posten telefoon, kleding en geld geoordeeld dat deze kosten niet zijn komen vast te staan, omdat deze niet zijn onderbouwd met facturen. Deze goederen zijn wel specifiek benoemd en facturen ter onderbouwing van de kosten zijn niet altijd vereist. Ten aanzien van het contante geld dat benadeelde bij zich had is dit niet met facturen te onderbouwen. Uit de aangifte blijkt wel dat de benadeelde partij deze goederen niet meer heeft teruggezien en ook de rechtbank is er in haar vonnis vanuit gegaan dat de goederen zijn gestolen. Er kan daarmee worden vastgesteld dat er schade is ontstaan en wordt verzocht om de redelijke schadeposten toe te wijzen, waarbij het hof gebruik kan maken van zijn schattingsbevoegdheid.
Er wordt gepersisteerd bij het verzoek om vergoeding van de reële proceskosten dan wel verzocht om deze te vergoeden conform het liquidatietarief. In slachtofferzaken is het niet gebruikelijk dat een slachtoffer zijn eigen proceskosten moet betalen. Dit is slechts anders als er sprake is geweest van misbruik van procesrecht, waarvan in de onderhavige zaak niet is gebleken.
Ten slotte wordt verzocht om de posten te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft verzocht om de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij te volgen en een bedrag van € 5.363,33 met de wettelijke rente toe te wijzen en de om schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de schadeposten met betrekking tot de kleding, de [telefoon] , het contante geld en de huissleutels af te wijzen dan wel de benadeelde partij
niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het verzoek van de verdediging om verdachte partieel vrij te spreken van de diefstal van deze goederen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de schadeposten niet, dan wel onvoldoende, zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de keyless wave kast heeft de raadsvrouw aangegeven dat deze schadepost moet worden afgewezen, nu deze kast vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer omdat het apparaat in het criminele circuit wordt gebruikt om de diefstal van auto’s te vergemakkelijken.
Gelet op de door de verdediging verzochte vrijspraak van de geweldscomponent heeft de raadsvrouw verzocht om ook de schadepost met betrekking tot het eigen risico van de zorgverzekering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht om het bedrag te matigen tot een bedrag van maximaal € 1.000,00 gelet op de zeer geringe rol van verdachte in onderhavige zaak en de post voor het overige af te wijzen of de benadeelde partij
niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de kosten rechtsbijstand heeft de verdediging verzocht om deze post af te wijzen, zoals ook de rechtbank heeft gedaan.
Oordeel van het hof
Keyless wave kast
Uit de verhoren van de benadeelde partij bij de politie volgt dat een keyless wave kast signalen versterkt van alle draadloze verbindingen en dat de kast met name was geprogrammeerd op autosleutels. De kast kan weliswaar legaal worden gebruikt, maar werd hier gebruikt om auto’s te stelen. Door de diefstal daarvan heeft de benadeelde partij weliswaar schade geleden, maar naar het oordeel van het hof bestaat er geen aanspraak op vergoeding van deze schade. Het gaat hier om schade aan een niet-rechtmatig belang en daarmee om een belang dat geen bescherming verdient. Er bestaat daardoor geen verplichting tot schadevergoeding, nu de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde partij die heeft geleden. Het hof zal dit deel van de vordering daarom afwijzen.
De diefstal van de goederen niet zijnde de keyless wave kast (kleding, [telefoon] , contant geld en huissleutels) en het eigen risico zorgverzekering
Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze strekt tot vergoeding van de schade in de vorm van de gestolen goederen (met uitzondering van de keyless wave kast) en het eigen risico zorgverzekering, nu deze schade is veroorzaakt voor onderdelen van het tenlastegelegde waarvan het hof verdachte vrijspreekt. Naar het oordeel van het hof kunnen deze schadeposten daarmee niet worden aangemerkt als schade die de benadeelde partij rechtstreeks is toegebracht door het onder parketnummer 08-952722-19 bewezenverklaarde.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van immateriële schade overweegt het hof als volgt. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt in welke gevallen een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat. Een recht op schadevergoeding bestaat onder meer indien de benadeelde op andere wijze (dan door - onder andere - letsel) in zijn persoon is aangetast. Het hof heeft uitdrukkelijk gelet op de omstandigheid dat verdachte slechts bij een beperkt gedeelte van het geweld en de dreiging daarmee betrokken is geweest. De benadeelde partij heeft in zijn vordering geen onderscheid gemaakt tussen de gebeurtenissen voorafgaand aan het wegnemen van de keyless wave kast, de vernederingen onder de douche en de latere schijnexecutie in het bos, terwijl die laatste twee gebeurtenissen zwaarder zullen wegen in de omvang van de geleden schade. Nader onderzoek naar de hoogte van de naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding zou in deze fase van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Reden waarom de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet kan worden ontvangen en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Kosten rechtsbijstand
Nu de verdachte in deze procedure niet kan worden beschouwd als de in het ongelijk gestelde partij als bedoeld in artikel 237, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kan hij niet worden veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij. Het hof zal daarom bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 08-952722-19.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-952722-19 onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 08-952722-19 onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in zaak 08-910027-20 bewezenverklaarde op:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever/ slachtoffer]

Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 18.000,00 (achttienduizend euro) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Aldus gewezen door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. R.G.J. Welbergen en mr. T. Bertens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.R. Koster-Nieuwenhuis, griffier,
en op 26 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.