ECLI:NL:GHARL:2025:1683

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
200.344.994
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder voor meerderjarige met dementie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor [naam1], een 87-jarige vrouw met dementie. De zaak is gestart door [verzoeker], die op 2 januari 2024 een verzoekschrift indiende bij de kantonrechter om een bewind in te stellen over de goederen van [naam1]. De kantonrechter heeft dit verzoek op 5 juni 2024 afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep van [verzoeker]. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 februari 2025 waren zowel [verzoeker] als [verweerder] aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat [naam1] niet in staat is haar financiële zaken zelf te regelen, wat is bevestigd door een VIA-arts. Het hof heeft geoordeeld dat er een noodzaak is voor bewind, en heeft [verweerder] benoemd tot bewindvoerder, aangezien hij al geruime tijd de vermogensrechtelijke belangen van [naam1] waarneemt. De beslissing van de kantonrechter is vernietigd en het hof heeft de goederen van [naam1] onder bewind gesteld, met [verweerder] als bewindvoerder. De beschikking is uitgesproken in het openbaar, met de verplichting voor [verweerder] om jaarlijks rekening en verantwoording af te leggen aan de kantonrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.344.994
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10871288)
beschikking van 25 maart 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. A.V. Mostert,
en
[verweerder],
wonende te [plaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. J. Visser.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam1],
wonende te [plaats1] ,
verder te noemen: [naam1] ,
en
[de dochter],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [de dochter] ,
en
[naam2] handelend onder de naan [naam3],
gevestigd te [plaats1] ,
verder te noemen: de beoogd bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht) van 5 juni 2024, uitgesproken onder zaaknummer 10871288, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 augustus 2024;
- het verweerschrift van [verweerder] ;
- een journaalbericht van mr. Mostert van 17 januari 2025 met producties 8 en 9.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 februari 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
- [verweerder] , bijgestaan door zijn advocaat;
- [de dochter] ;
- de beoogd bewindvoerder.
Hoewel behoorlijk opgeroepen was [naam1] niet aanwezig bij de mondelinge behandeling.

3.De feiten

3.1
[naam1] is geboren [in] 1937. [verzoeker] , [verweerder] en [de dochter] zijn de kinderen van [naam1] .
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 2 januari 2024, heeft [verzoeker] de kantonrechter verzocht een bewind in te stellen over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam1] en de beoogd bewindvoerder als bewindvoerder te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de verzoeken van [verzoeker] afgewezen.
4.2
[verzoeker] is het niet eens met die beslissing en is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
[verzoeker] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en zijn verzoeken alsnog toe te wijzen, althans een door het hof te benoemen bewindvoerder te benoemen, althans een beslissing te nemen die het hof juist vindt. Daarnaast verzoekt [verzoeker] het hof de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Bij de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] aangevuld dat hij, subsidiair, om benoeming van broer Harold als bewindvoerder verzoekt.
4.3
[verweerder] voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, dan wel, als een bewind noodzakelijk wordt geacht, hem als bewindvoerder te benoemen.

5.De motivering van de beslissing

De noodzaak van bewind
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.2
[naam1] is inmiddels 87 en woont met 24-uurs-zorg in een zorgcentrum op een gesloten afdeling. Bij haar is dementie vastgesteld. Uit een verklaring van een VIA-arts van 15 december 2023 blijkt dat [naam1] als gevolg van dementie blijvend niet in staat is haar financiële zaken zelf te regelen. Ook de kantonrechter die [naam1] heeft bezocht en met haar heeft gesproken heeft dit blijkens de bestreden beschikking zelf geconstateerd. [verweerder] neemt al geruime tijd de vermogensrechtelijke belangen van [naam1] waar. Voor het hof is gelet op het voorgaande voldoende duidelijk dat [naam1] niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf naar behoren waar te nemen. Partijen zijn het er over eens dat het huis van [naam1] (dat sinds het overlijden van de vader ook deels in eigendom aan de kinderen toebehoort) binnen afzienbare tijd verkocht dient te worden. Het hof voorziet in dat kader een probleem indien niet komt vast te staan wie de daarvoor benodigde handelingen (al dan niet met voorafgaande toestemming van de kantonrechter) namens [naam1] mag verrichten, zodat bijstand van [verweerder] in de huidige vorm naar verwachting binnenkort niet meer afdoende zal zijn.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande voldoende gebleken dat [naam1] niet (langer) in staat is ten volle haar vermogensrechtelijks belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand en dat een bewind noodzakelijk is.
De persoon van de bewindvoerder
5.3
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, zoals in dit geval, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
5.4
Zoals hiervoor is overwogen neemt [verweerder] al geruime tijd de vermogensrechtelijke belangen van [naam1] waar. Blijkens het verslag van het huisbezoek van de kantonrechter aan [naam1] is dat op verzoek en naar tevredenheid van [naam1] . Tijdens dat huisbezoek heeft [naam1] laten weten dat zij geen bewind met een professionele bewindvoerder wenst en dat zij tevreden is over de bijstand van [verweerder] . De kantonrechter heeft, zo begrijpt het hof, hieruit geconcludeerd dat het de uitdrukkelijke voorkeur van [naam1] is dat [verweerder] haar vermogensrechtelijke belangen blijft behartigen.
Ook bij afwezigheid van een uitdrukkelijke voorkeur van [naam1] wordt gelet op artikel 1:435 lid 4 BW in dit geval bij voorkeur een van de kinderen van [naam1] tot bewindvoerder benoemd. Na onderling overleg tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling hebben [verzoeker] , [verweerder] en [de dochter] het hof laten weten dat, als het hof een bewind voor [naam1] noodzakelijk acht, zij graag willen dat [verweerder] als bewindvoerder wordt benoemd. [verweerder] heeft zich bereid verklaard als bewindvoerder te worden benoemd en van bezwaren tegen die benoeming is niet gebleken.
5.5
Gelet op het voorgaande zal het hof een bewind uitspreken over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [naam1] en [verweerder] als bewindvoerder benoemen. Daarbij merkt het hof op dat [verweerder] zich zal moeten houden aan de verplichtingen die het zijn van bewindvoerder met zich mee brengen (titel 19 van Boek 1 van het BW), waaronder het jaarlijks afleggen van rekening en verantwoording aan de kantonrechter. Voor een overzicht van de taken en verplichtingen die het zijn van bewindvoerder met zich meebrengen verwijst het hof naar de uitgebreide voorlichting die voor bewindvoerders beschikbaar is op www.rechtspraak.nl en merkt het hof op dat [verweerder] zich met vragen over de bewindvoering kan wenden tot (het bewindsbureau van) de kantonrechter.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht) van 5 juni 2024, en opnieuw beschikkende:
stelt de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [naam1] , geboren te [plaats2] [in] 1937, onder bewind wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand;
benoemt tot bewindvoerder [verweerder] , wonende te [plaats1] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 25 maart 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.