ECLI:NL:GHARL:2025:1692

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
21-002784-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Overijssel inzake poging tot moord, diefstal met geweld en drugshandel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren voor het medeplegen van een poging tot moord, diefstal met geweld en drugshandel. De rechtbank had eerder een straf van 13 jaren opgelegd, maar het hof heeft de straf verlaagd vanwege vrijspraken, het tijdsverloop en de gewijzigde regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling. De verdachte werd vrijgesproken van voorbereidingshandelingen van een liquidatie. Het hof verwierp het verweer van de verdediging dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden wegens vermeende schendingen van procesrecht. De zaak betreft een complexe strafzaak waarin meerdere feiten zijn ten laste gelegd, waaronder geweldsdelicten en drugshandel. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode in een crimineel milieu begeven, wat heeft geleid tot ernstige gevolgen voor de slachtoffers en de samenleving. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002784-21
Uitspraak d.d.: 26 maart 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 4 juni 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-952617-19 en 08-952187-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1993,
thans verblijvende in [P.I.] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 april 2022, 14 maart 2023, 29 november 2023, 23 januari 2025, 28 januari 2025,
30 januari 2025, 11 februari 2025 en 12 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R. van Veen naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennis genomen van hetgeen door mr. F.S. Baardman namens de benadeelde [benadeelde] naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door verdachte onbeperkt ingesteld en is daarom ook gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor – kort gezegd – diefstal met geweld in vereniging (feit 2 van de zaak met parketnummer 08-952617-19; onderzoek Luik), het medeplegen van een poging om een ander te bewegen tot het plegen van een moord (feit 3 van de zaak met parketnummer 08-952617-19; onderzoek Karlsbad), het medeplegen van een voorbereiding van moord (feit 4 van de zaak met parketnummer 08-952617-19; onderzoek Karlsbad), het medeplegen van een poging tot moord (feit 1 in de zaak met parketnummer 08-952187-20; onderzoek Mexico) en het medeplegen van de handel in cocaïne (feit 2 in de zaak met parketnummer 08-952187-20; onderzoek Košice) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 5.363,33, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is voor een bedrag van € 23.000,00 afgewezen en de benadeelde partij is voor het overige gedeelte van de vordering in die vordering niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de teruggave aan verdachte gelast van inbeslaggenomen goederen, te weten een geldbedrag van € 900,00 en een telefoon.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en zal daarom in zoverre opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na een in eerste aanleg toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging in de zaak met parketnummer 08-952617-19 en voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 08-952617-19
[…]
Onderzoek Luik
2. primairhij in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 1 juli 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Keyless wave kast (kleur grijs/wit) en/of kleren en/of een telefoon en/of een hoeveelheid geld en/of huissleutels, in elk geval een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [benadeelde] met een smoes heeft/hebben meegenomen/meegelokt in een auto en/of
- (vervolgens) die auto heeft/hebben laten stoppen (door de weg te blokkeren) en/of
- (nadat die [benadeelde] probeerde te vluchten) achter die [benadeelde] is/zijn aangerend en/of
- die [benadeelde] (vervolgens) naar de grond heeft/hebben gewerkt en/of
- die [benadeelde] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht en/of elders op het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt en/of
- die [benadeelde] (vervolgens) door middel van duwen/slaan heeft/hebben gedwongen om in een (andere) auto plaats te nemen en/of
- met die [benadeelde] naar een woning is/zijn gereden alwaar hij binnen op een stoel moest gaan zitten en/of
- die [benadeelde] (vervolgens) meerdere malen met een scherp mes heeft/hebben geprikt in diens arm(en) en/of be(e)n(en) en/of
- opzettelijk dreigend tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) diens broertje, ouders en kinderen iets aan zou(den) doen en/of
- die [benadeelde] (vervolgens) gedurende meerdere uren heeft/hebben bedreigd, vernederd en/of gefilmd en/of
- (vervolgens) tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat hij zich uit moest kleden en zich moest gaan douchen en/of
- (nadat die [benadeelde] had gedoucht en een korte broek en T-shirt had gekregen) (vervolgens) met die [benadeelde] naar een bos zijn gereden en/of
- (vervolgens) een vuurwapen met geluiddemper op die [benadeelde] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat er al een graf voor hem was gegraven en dat hij/zij hem dood zou(den) schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) 30.000 euro van hem wilde(n) hebben, waarna verdachte en/of zijn mededader(s) die [benadeelde] (wederom) hebben meegenomen in een auto en hem (vervolgens) ergens hebben afgezet;
2. subsidiairhij in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 1 juli 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, welke wederrechtelijke vrijheidsberoving hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde] met een smoes heeft/hebben meegenomen/meegelokt in een auto en/of
- (vervolgens) die auto heeft/hebben laten stoppen (door de weg te blokkeren) en/of
- (nadat die [benadeelde] probeerde te vluchten) achter die [benadeelde] is/zijn aangerend en/of
- die [benadeelde] (vervolgens) naar de grond heeft/hebben gewerkt en/of
- die [benadeelde] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht en/of elders op het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt en/of
- die [benadeelde] (vervolgens) door middel van duwen/slaan heeft/hebben gedwongen om in een (andere) auto plaats te nemen en/of
- met die [benadeelde] naar een woning is/zijn gereden alwaar hij binnen op een stoel moest gaan zitten en/of
- die [benadeelde] (vervolgens) gedurende meerdere uren heeft/hebben bedreigd, vernederd en/of gefilmd en/of
- (vervolgens) met die [benadeelde] naar een bos zijn gereden en/of
- (vervolgens) een vuurwapen met geluiddemper op die [benadeelde] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat er al een graf voor hem was gegraven en dat hij/zij hem dood zou(den) schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarna verdachte en/of zijn mededader(s) die [benadeelde] (wederom) hebben meegenomen in een auto en hem (vervolgens) ergens hebben afgezet;
Onderzoek Karlsbad
3.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus 2019 tot en met 15 oktober 2019 in de gemeente Zwolle en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft gepoogd om [getuige 1] en/of een of meer ander(en) door een gift en/of een belofte en/of misbruik van gezag en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit, te weten:
het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van [slachtoffer] , en met dat opzet
- aan [getuige 1] en/of een of meer ander(en) de opdracht heeft gegeven om [slachtoffer] van het leven te beroven, en/of
- aan voornoemde [getuige 1] en/of een of meer ander(en) daartoe een geldbedrag van 5000 euro heeft beloofd/in het vooruitzicht heeft gesteld en/of
- aan voornoemde [getuige 1] en/of een of meer ander(en) een (automatisch) wapen heeft gegeven/verstrekt en/of
- door een of meer ander(en) een plaatsbepalend baken onder de auto van die [slachtoffer] heeft laten aanbrengen;
4.hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2019 tot en met 15 oktober 2019 in de gemeente Zwolle en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf moord, in elk geval van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een automatisch vuurwapen en/of een plaatsbepalend baken, bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 08-952187-20
Onderzoek Mexico
1. primairhij op of omstreeks 26 oktober 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] en/of [medeverdachte/getuige 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] en/of [medeverdachte/getuige 1] op de openbare weg met een (automatisch) vuurwapen heeft/hebben beschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte/getuige 2] op of omstreeks 26 oktober 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] en/of [medeverdachte/getuige 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] en/of [medeverdachte/getuige 1] op de openbare weg met een (automatisch) vuurwapen heeft/hebben beschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest, door op 25 oktober 2019 in de gemeente Den Haag een (personen)auto (merk Renault Clio, kleur rood) aan te schaffen en deze (personen)auto (vervolgens) aan [medeverdachte/getuige 2] te verstrekken en/of deze (personen)auto door [medeverdachte/getuige 2] naar Zwolle heeft laten rijden;
Onderzoek Košice
2.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 3 februari 2020, in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte, omdat verdachte bij de rechtbank geen eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) heeft gehad. De raadsman heeft daartoe onder meer en voor zover hier van belang aangevoerd dat er sprake is van een optelsom van schendingen van procesrecht die, al dan niet in samenhang bezien, tot deze verstrekkende conclusie zou moeten leiden. In de eerste plaats heeft de politie informatie achtergehouden door (ontlastende of sturende) passages niet of onjuist in processen-verbaal van verhoor op te nemen alsook door in het dossier noch de verklaring van [getuige 1] van 15 januari 2020 (het hof begrijpt: volledig) op te nemen noch de door de verdediging in hoger beroep toegezonden stukken uit het onderzoek Mauritus. Daarnaast is er sprake van een schending van de verbaliseringsplicht, nu er met getuige [getuige 1] afspraken als bedoeld in artikel 226g, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn gemaakt waarvan op grond van artikel 8.2 van de Aanwijzing toezeggingen aan getuigen in strafzaken (2020A003) een proces-verbaal had moeten worden opgemaakt. Daartoe wordt aangevoerd dat er een causaal verband bestaat tussen aan [getuige 1] geboden beschermingsmaatregelen en een toezegging tot niet verdere vervolging enerzijds en de gevorderde bereidheid van [getuige 1] om een verklaring af te leggen anderzijds. Verder wordt de overtuiging dat verdachte geen eerlijk proces heeft gekregen gevoed door de omstandigheid dat de advocaat-generaal heeft verzuimd om uitvoering te geven aan een opdracht van het hof bij tussenarrest van 4 mei 2022, waardoor de betreffende gegevens bleken te zijn vernietigd tussen het moment van de opdracht door het hof en de verlate opdracht tot uitvoering daarvan door de advocaat-generaal. Ten slotte heeft de officier van justitie de rechtbank van onjuiste informatie voorzien en is die informatie door de rechtbank als bewijs gebruikt voor de veroordeling van verdachte.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat er geen sprake is van misleiding van de rechtbank door het achterhouden van informatie dan wel het onjuist verbaliseren van de verklaring van een belangrijke getuige. Er is adequaat door de verbalisanten geverbaliseerd wat [getuige 1] heeft verklaard. Voor zover het hof tot een ander oordeel komt, is de eerlijkheid van de procesvoering door het niet adequaat verbaliseren niet geschaad. Evenmin is er sprake van nadeel. Een eventueel vormverzuim is hersteld door de verbatim uitwerking van delen van de verhoren. Er is geen sprake geweest van partijdigheid van de politie. Dat blijkt uit het onderzoek Mauritius, waarin [getuige 1] is aangehouden als verdachte en in voorarrest heeft gezeten. Er is ook geen sprake geweest van de aanlevering van een incompleet dossier door het openbaar ministerie, nu het openbaar ministerie op verschillende momenten relevant geachte informatie uit het onderzoek Mauritius heeft overgelegd. In de fase van het hoger beroep zijn er op verzoek van de verdediging nog stukken uit het onderzoek Mauritius aan het dossier toegevoegd. Deze in hoger beroep gevoegde stukken zijn naar het oordeel van het openbaar ministerie niet relevant gebleken voor de beoordeling van de zaak en de officier van justitie heeft dus een juiste afweging gemaakt bij het verstrekken van de stukken uit het onderzoek Mauritius. De verbaliseringsplicht is niet geschonden, nu er voor de politie geen verbaliseringsplicht was. Er is met [getuige 1] enkel gesproken over eventueel noodzakelijke acties in het kader van zijn veiligheid. Wanneer sprake is van een potentiële dreiging voor een getuige is de politie verplicht hiernaar onderzoek te doen en om eventueel maatregelen te treffen. Er zijn geen toezeggingen gedaan in ruil voor strafvermindering of het afleggen van een verklaring, ook is geen sprake van gunstbetoon. Anders dan de verdediging heeft gesteld, is niet verzuimd om een opdracht van het hof uit te voeren. De opdracht om een deel van de inhoud van een diensttelefoon ter beschikking te stellen is door de advocaat-generaal uitgezet, kort nadat die inhoud was gewist en de opdracht dus niet meer uitvoerbaar bleek. Dit is spijtig, maar er is geen sprake geweest van enig opzet. Tot slot en ook anders dan de verdediging heeft gesteld, is van het verstrekken van onjuiste informatie door de officier van justitie aan de rechtbank geen sprake geweest. Wanneer de officier van justitie op basis van stukken een verkeerde conclusie zou hebben getrokken, dan betekent dit niet dat hij de rechtbank bewust heeft misleid.
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is slechts ultimum remedium. Na afweging van alle in het geding zijnde belangen kan niet worden gezegd dat er in de onderhavige zaak geen sprake is geweest van een eerlijk proces. De niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging is niet aan de orde. Wanneer het hof van oordeel is dat er desalniettemin sprake is van (niet herstelbare) vormverzuimen, kan volstaan worden met de constatering daarvan.
Oordeel van het hof
Van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie vanwege vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv kan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. De inbreuk moet het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat de procedure als geheel niet eerlijk is geweest.
Door de politie zijn in deze zaak verdachten en getuigen gehoord. Deze verhoren zijn auditief opgenomen en van de verhoren zijn door de politie processen-verbaal opgemaakt die in het dossier zijn gevoegd. De verdediging heeft verzocht om opnames van de verhoren van bepaalde getuigen te kunnen uitluisteren. Deze opnames heeft de verdediging ontvangen. Vervolgens zijn er op verzoek van de verdediging delen van deze verhoren verbatim uitgewerkt. Deze uitwerkingen zijn aan het dossier toegevoegd.
Wat betreft het onderzoek Mauritius zijn door de officier van justitie in eerste aanleg al stukken uit dat onderzoek aan het dossier in de onderhavige zaak toegevoegd. In de fase van het hoger beroep heeft de verdediging inzage gekregen in het complete dossier van het onderzoek Mauritius. Nadien zijn op verzoek van de verdediging door de verdediging relevant bevonden stukken uit dat dossier gevoegd in het dossier van het onderhavige onderzoek.
De door de verdediging gestelde verzuimen zijn, zoals de verdediging zelf stelt, aan het licht gekomen doordat op verzoek van de verdediging nadere stukken aan het dossier zijn toegevoegd. Door het kunnen uitluisteren van opnames, het inzien van stukken en het alsnog voegen van (delen uit) die stukken is de verdediging aldus in staat gesteld de inhoud en volledigheid van het dossier te toetsen en daarover een standpunt in te nemen en zijn de vermeende verzuimen dus hersteld. Ook als moet worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van de verdediging dat uit de later toegevoegde stukken blijkt dat door de politie processen-verbaal niet volledig of onjuist zijn uitgewerkt en dat ontlastende of sturende passages uit die processen-verbaal zijn weggelaten, leidt dat daarom niet tot de conclusie dat de strafprocedure als geheel niet eerlijk zou zijn geweest en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte moet worden verklaard.
Dat neemt niet weg dat het hof met de verdediging van oordeel is dat de stukken uit het onderzoek Mauritius eerder aan het dossier hadden moeten worden toegevoegd of dat de verdediging daarin in ieder geval eerder inzage had moeten krijgen. Het onderzoek Mauritius en de onderzoeken die aanleiding hebben gegeven tot de onderhavige zaak hangen zodanig met elkaar samen en zijn door de politie ook voor een belangrijk deel in dezelfde periode uitgevoerd, waarbij getuigen ook over meerdere onderwerpen gelijktijdig zijn gehoord, dat de verdediging dit complete beeld niet had mogen worden onthouden.
Ook constateert het hof met de verdediging dat weergaven in processen-verbaal afwijken van hetgeen in de letterlijke uitwerking van de opnames van verhoren is terug te lezen. Dat hierbij door verbalisanten moedwillig onjuiste informatie aan getuigen/verdachten is voorgehouden of informatie bewust is achtergehouden waardoor die getuigen/verdachten anders dan uit eigen wetenschap hebben verklaard en/of dat hun verklaringen door deze informatie zijn beïnvloed waardoor reeds van meet af aan geen sprake meer kon zijn van een eerlijk proces, volgt niet uit de door de verdediging in de pleitnota aangehaalde passages en is het hof ook overigens niet gebleken.
Naar aanleiding van de stelling van de verdediging dat aan [getuige 1] toezeggingen zijn gedaan in ruil voor het afleggen van verklaringen is in de fase van het hoger beroep door (de teamleider van het onderzoek van) de politie een proces-verbaal van bevindingen van 27 januari 2025 opgesteld dat aan het dossier is toegevoegd. Dit proces-verbaal houdt in dat er tussen het eerste en tweede verhoor van [getuige 1] door de politie door medewerkers van het stelsel Bewaken en Beveiligen met [getuige 1] is gesproken over de mogelijke noodzaak voor het nemen van veiligheidsmaatregelen. Omdat [getuige 1] had aangegeven bang te zijn voor zijn veiligheid, hebben deze medewerkers tijdens het tweede verhoor een hotel voor [getuige 1] geregeld waar hij voor de duur van de verhoren kon verblijven. Omdat [getuige 1] zich niet aan de in dat kader gemaakte afspraken hield, is nadien door Bewaken en Beveiligen besloten en aan [getuige 1] medegedeeld dat hij niet in het stelsel zou worden opgenomen. Omdat [getuige 1] het niet veilig genoeg vond in Zwolle heeft zijn moeder een ticket betaald voor een enkele reis naar Turkije. Bewaken en Beveiligen heeft vervoer voor [getuige 1] geregeld naar het vliegveld op
27 september 2019. Uit dit proces-verbaal volgt dat met [getuige 1] een gesprek is gevoerd over veiligheidsmaatregelen en dat bij dit gesprek geen leden van het onderzoeksteam aanwezig zijn geweest. Anders dan de verdediging stelt, zijn met [getuige 1] dus geen afspraken gemaakt of toezeggingen gedaan in ruil voor het afleggen van verklaringen. Dat met [getuige 1] is afgesproken dat geen vervolging zal plaatsvinden voor strafbare feiten gepleegd in het onderzoek Mauritius blijkt niet en vindt bovendien weerlegging in de omstandigheid dat [getuige 1] na terugkomst uit Turkije in verzekering is gesteld en nadien de voorlopige hechtenis is bevolen.
Bij tussenarrest van 4 mei 2022 heeft het hof het verzoek van de verdediging toegewezen om een aanvullend proces-verbaal op te laten stellen over de inhoud en frequentie van het e-mail- en appverkeer tussen de diensttelefoon van de (inmiddels overleden) verbalisant [verbalisant 1] en de getuigen [slachtoffer] en [getuige 2] . De advocaat-generaal heeft meermalen ter zitting aangegeven dat hij heeft verzuimd deze opdracht direct uit te zetten, waardoor de mailbox van [verbalisant 1] op 28 mei 2022 verwijderd bleek te zijn op het moment dat de politie de opdracht ontving en daaraan dus niet meer kon worden voldaan. Bij de verwijdering van de mailbox is de gebruikelijke bewaartermijn van twee jaren in acht genomen. De advocaat-generaal heeft aangegeven van die bewaartermijn en de aanstaande vernietiging niet op de hoogte te zijn geweest en het verzuim om de opdracht direct te verstrekken niet opzettelijk is geweest. Gelet op deze mededelingen van de advocaat-generaal is het hof niet gebleken dat er in dit verband sprake is geweest van enige sturing om een eerlijk proces te belemmeren. De verdediging heeft dat verder ook niet onderbouwd.
Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat in eerste aanleg door de officier van justitie een rapport van 21 april 2021 aan het dossier is toegevoegd waarin op grond van verkeersgegevens van telefoons een conclusie is getrokken over de locatie van [getuige 2] op 4 augustus 2019, terwijl uit het dossier volgt dat deze conclusie onjuist is. De verdediging wijst erop dat de rechtbank in navolging van de officier van justitie is uitgegaan van deze onjuiste conclusie en dat ook de advocaat-generaal hiernaar verwijst in zijn requisitoir.
Het hof stelt ten aanzien van dit onderdeel van het verweer vast dat het dossier de verdediging (en de rechter) informatie biedt om de daarin getrokken conclusies te toetsen en, zoals de verdediging ook hier doet, te betwisten. Uit de door de verdediging beschreven gang van zaken volgt dan ook niet dat hier sprake is van een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces. De verdediging onderbouwt die conclusie ook niet.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging. Geen van de onderdelen, ook niet in samenhang bezien, kan leiden tot het oordeel dat er sprake is van een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Er is dan ook geen aanleiding om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging te achten.
Voor zover de verdediging zich heeft willen aansluiten bij het door de verdediging in de zaak van [medeverdachte 1] ingenomen standpunt dat, wanneer het hof geen grond voor
niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie aanwezig acht, het ontbreken van een eerlijk proces in eerste aanleg moet leiden tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank, overweegt het hof dat voor een dergelijke terugwijzing geen grond bestaat. Niet alleen is niet gebleken dat geen sprake was van een eerlijk proces in eerste aanleg, ook biedt artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering of de in de jurisprudentie geformuleerde uitbreiding op dit artikel geen grondslag voor terugwijzing.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Onderzoek Luik (feit 2 onder parketnummer 08-952617-19)
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis zover het de bewezenverklaring van feit 2 primair onder parketnummer 08-952617-19 betreft. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte van [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) op diverse wijzen ondersteund wordt door ander bewijs. De advocaat-generaal vindt de in de fase van het hoger beroep overgelegde verklaring van verdachte, inhoudende dat hij [benadeelde] heeft mishandeld en dat [benadeelde] vervolgens vrijwillig geld en goederen heeft afgegeven, ongeloofwaardig. Verdachte heeft deze verklaring voor het eerst in hoger beroep afgelegd. Dat moet worden gezien als een doorzichtige poging om er zo goedkoop mogelijk vanaf te komen, aldus de advocaat-generaal.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van verdachte en [benadeelde] tegenover elkaar staan. De enige objectieve bewijsmiddelen die de verklaringen van [benadeelde] ondersteunen zijn de video van negen seconden en de medische verklaring waaruit blijkt dat bij [benadeelde] op 8 juni 2019 een gebroken neus is geconstateerd. Deze bewijsmiddelen passen echter ook bij de verklaring van verdachte dat hij [benadeelde] weliswaar heeft mishandeld maar dat van diefstal geen sprake is geweest. Daar komt bij dat [benadeelde] pas na bijna vijf maanden aangifte heeft gedaan en in de periode tussen het incident en de aangifte met anderen heeft gesproken. Nu de enige objectieve bewijsmiddelen ook bij de lezing van verdachte passen, moet van de lezing van verdachte worden uitgegaan. Mishandeling is niet tenlastegelegd, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 2 primair tenlastegelegde wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof stelt op grond daarvan het volgende vast. [1]
[benadeelde] heeft verklaard dat hij een week of anderhalf na 29 mei 2019 met [medeverdachte 2] had afgesproken dat [medeverdachte 2] hem met de auto bij zijn ouders in de Zwolse wijk [wijk] zou afzetten. Ter hoogte van de [locatie] zag hij [medeverdachte 1] en [verdachte] (verdachte) op de weg staan. [medeverdachte 2] stopte plotseling de auto. [benadeelde] stapte uit en rende weg. [medeverdachte 1] en [verdachte] renden achter hem aan. [medeverdachte 1] maakte een slaande beweging naar het hoofd van [benadeelde] en [benadeelde] kon de hand van [medeverdachte 1] vastpakken. Hij werd door [verdachte] van achteren op zijn hoofd geslagen en viel op de grond. [medeverdachte 1] en [verdachte] schopten hem terwijl hij op de grond lag. Hij werd ook in zijn gezicht geschopt. Later bleek in het ziekenhuis dat zijn neus gebroken was. Hij bloedde hevig. Toen ze stopten met op hem in te slaan, pakte [medeverdachte 1] hem van achteren vast door een arm om zijn nek te slaan. Ze dwongen hem om in een Volkswagen Polo te gaan zitten. Ze hebben hem hierbij geduwd en geslagen. Hij werd op de achterbank van de Polo geduwd en [medeverdachte 1] kwam naast hem zitten. Hij werd door [medeverdachte/getuige 3] naar het huis van [medeverdachte/getuige 3] gereden in Zwolle. In de woning moest hij op een stoel gaan zitten. [medeverdachte 1] kwam voor hem staan met een keukenmes. [medeverdachte 1] bedreigde hem en zei dat hij geen medelijden had en zijn broertje, ouders en kinderen wat aan zou doen als [benadeelde] niet deed wat hij verlangde. [medeverdachte 1] prikte met het mes in zijn arm en been. [medeverdachte 1] zei dat hij een geldbedrag van € 30.000,00 en de autokast (
het hof begrijpt: een keyless go systeem/keyless wave kast) van [benadeelde] wilde. Na een half uurtje kwamen [verdachte] en [medeverdachte 2] binnen. [benadeelde] werd bedreigd, vernederd en gefilmd. Er werd gezegd dat als hij aangifte zou doen, zijn ouders, kinderen en broertje wat aangedaan zou worden.
[benadeelde] is daar een paar uur geweest. Hij was bang dat hij zou worden gestoken. [medeverdachte 1] heeft al die tijd dat mes in handen gehad en [benadeelde] werd voortdurend bedreigd. Hij wilde dat [benadeelde] de autokast zou regelen en geld. Vervolgens zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] de autokast gaan ophalen bij [getuige 3] , waar [benadeelde] de autokast had neergelegd omdat het daar een veilige plek zou zijn. [verdachte] kwam daarna terug bij de woning en zei tegen [medeverdachte 1] dat het gelukt was. [medeverdachte 1] zei daarna dat hij € 30.000 van [benadeelde] wilde.
[benadeelde] zat onder het bloed en moest de badkamer in om zich te douchen. Hij moest al zijn kleren uitdoen. [medeverdachte 1] nam zijn kleding mee. Hij heeft gedoucht en kreeg een korte broek en een T-shirt. Zijn eigen kleren, telefoon, geld (50 tot 100 euro) en huissleutels heeft hij nooit meer terug gezien. Vervolgens moest [benadeelde] met hen naar het [locatie] rijden. [verdachte] reed. Na vijf minuten kwam [medeverdachte 1] aanrijden. [medeverdachte 1] had een vuurwapen met een geluiddemper in zijn hand. [medeverdachte 1] richtte dat wapen op [benadeelde] . [medeverdachte 1] zei dat dat hij een graf voor [benadeelde] had gegraven en dat hij hem dood zou schieten. [medeverdachte 1] zei dat hij nog € 30.000,00 van [benadeelde] wilde. Hij kon daarna meelopen met [verdachte] naar de witte Polo en toen hebben ze hem bij zijn vriendin afgezet. [2]
Als aan [benadeelde] een foto wordt getoond van een keyless go system, bestaande uit twee onderdelen (wit van kleur) (KVI PL0900-2019306382-13), aangetroffen in de auto van [medeverdachte/getuige 3] in Blaricum, verklaart [benadeelde] dat dit zijn kast is. Hij herkent de kast aan de gele garantiestickers en aan de Apple stickers die hij er zelf heeft opgeplakt. [3]
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat [benadeelde] hem heeft gevraagd of hij een wit kastje bij hem thuis kon leggen. Er zaten stickers met Apple logo’s op. Toen [getuige 3] een avond thuis was, kreeg hij een snap(chat) van [benadeelde] , waarin stond dat iemand het kastje op kwam halen en dat hij het kastje aan diegene mee kon geven. Het was een Nederlandse jongen, iets met [medeverdachte 2] . [4] Als [getuige 3] een foto van [medeverdachte 2] (
het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) wordt getoond door de politie, herkent getuige deze persoon als de [medeverdachte 2] die het kastje bij hem heeft opgehaald. [5]
Getuige [getuige 4] , de partner van [benadeelde] , heeft bij de politie verklaard dat [benadeelde] op 6 juni 2019 omstreeks 22:30 uur werd opgehaald door [medeverdachte 2] . [6] Toen zij [benadeelde] de volgende dag zag, zag zij dat [benadeelde] een dikke lip, een dikke neus en allemaal plekken in zijn gezicht had. Enkele dagen later trof zij in de was een wit T-shirt aan met de tekst ‘Queen 01’. [benadeelde] heeft tegen haar gezegd dat dit shirt van [medeverdachte/getuige 3] was en dat hij dit shirt had gekregen nadat hij was ontvoerd en mishandeld en zich daar had moeten douchen. [benadeelde] zei dat hij in dat shirt naar huis was gegaan. [7]
Uit het proces-bevindingen medische gegevens blijkt dat de medische gegevens van [benadeelde] zijn opgevraagd bij de Isala Klinieken in Zwolle. Uit de gegevens blijkt dat [benadeelde] op 8 juni 2019 bij de KNO arts in het Isala Ziekenhuis in Zwolle is geweest. Onder het kopje conclusie staat het volgende:
Impressie fractuur rechts os nasale bij pre-existente septumdeviatie. Verbalisant [verbalisant 2] heeft van ggd-arts [GGD-arts] begrepen dat dit neerkomt op het volgende: de neus van [benadeelde] bleek gebroken bij het onderzoek door de KNO arts. [8]
Uit het proces-verbaal bevindingen video van beslagcode: [bestandsnaam] .1.01 volgt dat op een inbeslaggenomen telefoon een videobestand van negen seconden is aangetroffen. Het geluid is wat vervormd. Op de beelden heeft de verbalisant gezien dat [benadeelde] op de grond zat en angstig uit zijn ogen keek. Hij had bloed naast zijn neus en zijn neus oogt een beetje dik en rood. Verbalisant zag dat [benadeelde] zijn handen constant in de buurt van zijn hoofd hield. Vervolgens zag verbalisant dat [benadeelde] naar achter viel en zijn hoofd beschermde. Verbalisant hoorde op dat moment een harde dreun. [9]
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt het hof vast dat van [benadeelde] een keyless wave kast, kleren, een telefoon, een hoeveelheid geld en huissleutels zijn afgenomen en dat [benadeelde] dat wegnemen heeft toegelaten nadat hij was mishandeld en bedreigd en dat hij nadien met verder geweld is bedreigd om te voorkomen dat [benadeelde] aangifte zou doen.
Dat de diefstal is voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld volgt niet alleen uit de aangifte, maar wordt bevestigd door de medische gegevens en de beschrijving van een filmpje wat op een inbeslaggenomen telefoon is aangetroffen. Ook getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [benadeelde] een dikke neus, een dikke lip en allemaal plekken in zijn gezicht had.
Ook leidt het hof uit de bewijsmiddelen af dat verdachte [benadeelde] samen met [medeverdachte 1] heeft opgewacht en heeft mishandeld, dat verdachte in de woning van [medeverdachte/getuige 3] aanwezig was toen [benadeelde] daar werd vastgehouden, bedreigd, vernederd en gefilmd, dat verdachte samen met [medeverdachte 2] de keyless wave kast van [benadeelde] heeft opgehaald en dat verdachte [benadeelde] daarna heeft meegenomen in een auto naar het bos waar [benadeelde] nogmaals ernstig is bedreigd.
Verdachte heeft in de fase van het hoger beroep verklaard dat hij verhaal wilde halen bij [benadeelde] omdat hij door hem was opgelicht en bestolen. Verdachte heeft [benadeelde] , nadat [benadeelde] uit de auto was gerend, inderdaad onderuit geschopt en hem een stomp gegeven. Van deze mishandeling is een video gemaakt, waarvan screenshots in het dossier zitten. Vervolgens heeft verdachte ervoor gezorgd dat [benadeelde] niet verder werd geslagen en hebben zij in de auto alles uitgepraat. Hierbij is afgesproken dat [benadeelde] verdachte
€ 10.000,00 zou betalen en hem de keyless wave kast zou geven. [benadeelde] heeft in het huis van [medeverdachte/getuige 3] gewacht, terwijl verdachte en [medeverdachte 2] de kast ophaalden bij een bekende van [benadeelde] . In die tijd heeft [benadeelde] zich gedoucht en een shirt aangetrokken dat hij gekregen heeft. Omdat [benadeelde] verdachte nog een laptop en een apparaat wilde geven, zijn ze vervolgens naar Zwolle Zuid gereden en hebben ze bij [benadeelde] vriendin [getuige 4] die spullen opgehaald. Daarna hebben ze nog ongeveer een uur met [benadeelde] in de auto gekletst en gerookt en daarna zijn verdachte en [medeverdachte 2] vertrokken.
Zoals hiervoor is overwogen, stelt het hof op grond van de verklaring van [benadeelde] vast dat [benadeelde] heeft toegelaten dat zijn spullen werden weggenomen onder invloed van het op hem toegepaste geweld en bedreiging daarmee die daaraan voorafgegaan zijn. Dit was, anders dan verdachte heeft verklaard, dus niet vrijwillig. Het hof acht de verklaringen van [benadeelde] betrouwbaar. De aangifte vindt niet alleen steun in de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] , maar ook in de medische gegevens en de beschrijving van het in een inbeslaggenomen telefoon aangetroffen filmpje. Dat [benadeelde] pas later aangifte heeft gedaan, maakt dat oordeel niet anders. Uit de verklaring van [getuige 4] volgt dat [benadeelde] haar al in de dagen na de gebeurtenissen over de gebeurtenissen heeft verteld.
Het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario dat verdachte [benadeelde] enkel heeft mishandeld, dat zij daarna alles hebben uitgesproken en dat [benadeelde] hem vervolgens vrijwillig geld en een keyless wave kast heeft gegeven, wordt door het hof verworpen. Het hof acht die gang van zaken gelet op de verklaringen van [benadeelde] en [getuige 4] niet aannemelijk. Daarbij weegt het hof mee dat verdachte deze verklaring pas heeft opgesteld in de fase van het hoger beroep en na kennisneming van het gehele dossier en nadat hij door de rechtbank voor dit feit was veroordeeld.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 2 primair tenlastegelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
Onderzoek Karlsbad (feiten 3 en 4 onder parketnummer 08-952617-19)
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis voor zover het de bewezenverklaring van de feiten 3 en 4 onder parketnummer 08-952617-19 betreft. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat hij de verklaring van [getuige 1] geloofwaardig vindt, omdat [getuige 1] zeer gedetailleerd heeft verklaard. Er is bovendien voldoende steunbewijs voor zijn verklaring, waaronder de verklaringen van [getuige 2] , [getuige 5] , [slachtoffer] en [medeverdachte/getuige 2] , historische verkeersgegevens van de telefoon van [getuige 2] en de aangetroffen filmpjes in de telefoon van [getuige 1] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 3 en 4 tenlastegelegde bepleit, omdat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet bruikbaar zijn voor het bewijs, en zelfs als het hof deze wel zou gebruiken dit nog niet tot bewezenverklaring van de onder 3 en 4 onder parketnummer 08-952617-19 tenlastegelegde feiten kan leiden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [getuige 1] beschikte over voorinformatie niet alleen van [slachtoffer] , [getuige 6] en [getuige 7] maar ook van de politie. [getuige 1] is hierdoor beïnvloed tijdens de verhoren bij de politie. De raadsman heeft verder aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 1] inconsistent zijn en strijdig met overige bewijsmiddelen en dat [getuige 1] een motief had om leugenachtig te verklaren. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat niet overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 4 augustus 2019 überhaupt op de [locatie] in Zwolle is geweest. Niet ontkend wordt dat de telefoon van verdachte daar die dag om 02.55 uur is geweest, maar verdachte had zijn telefoon aan medeverdachte [medeverdachte 2] uitgeleend. Verdachte heeft betrokkenheid bij de aanschaf en het plaatsen van het baken ontkend. Er zijn geen bewijsmiddelen in het dossier die strijdig zijn met deze verklaring. Bovendien kan niet bewezen worden dat het aanschaffen en het plaatsen van het baken in dit concrete geval is te kwalificeren als een uitlokkingshandeling voor moord. Ook wordt ontkend dat verdachte een wapen heeft verworven of voorhanden heeft gehad met het doel om een moord te (doen) plegen. Verdachte is op zoek geweest naar een wapen om zichzelf te kunnen verdedigen, maar dit is onvoldoende om te kunnen bewijzen dat verdachte een moord heeft voorbereid of uitgelokt. Op basis van het dossier is geen connectie te leggen tussen verdachte en de liquidatiepoging op [slachtoffer] .
Voor zover het hof niet tot een vrijspraak voor deze feiten komt, heeft de verdediging het voorwaardelijke verzoek gedaan om [getuige 1] ter zitting als getuige te horen.
Oordeel van het hof
Uit het dossier, in het bijzonder uit de notitie die is aangetroffen in de telefoon van de vriendin van [getuige 1] die door [getuige 1] werd gebruikt, blijkt dat [getuige 1] instructies heeft gekregen over hetgeen hij bij de politie moest verklaren en dat hij vervolgens ook in lijn met die instructies heeft verklaard. De mogelijkheid bestaat daardoor dat deze verklaringen geheel of op onderdelen onwaar, aangedikt of onvolledig zijn. Naar het oordeel van het hof bestaat er dan ook zodanige twijfel over de inhoud van deze verklaringen dat deze verklaringen onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Bij uitsluiting van de verklaringen van [getuige 1] biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat [getuige 1] de opdracht heeft gekregen om [slachtoffer] te vermoorden. Dat betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 3 tenlastegelegde.
Het hof heeft op basis van het dossier evenmin kunnen vaststellen dat de rol van verdachte ten aanzien van het baken voldoende is om hem als medepleger van een voorbereiding van moord aan te merken.
Ten aanzien van het automatisch vuurwapen overweegt het hof dat uit het dossier blijkt dat er tijdens de ontmoeting op de [locatie] op 4 augustus 2019 over een wapen is gesproken. Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat verdachte al dan niet met een ander of anderen tijdens en na die ontmoeting dat besproken automatisch vuurwapen voorhanden heeft gehad. Wel kan uit het dossier worden afgeleid dat verdachte interesse had in wapens en hij, al dan niet met anderen, meerdere wapens voorhanden heeft gehad. Dat deze wapens bestemd waren om een moord te plegen, zoals in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 4 is tenlastegelegd, kan op grond van het dossier echter niet worden vastgesteld.
Het hof komt aldus tot de slotsom dat verdachte ook van het hem in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 4 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Gelet op het feit dat verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten 3 en 4 onder parketnummer 08-952617-19 is niet aan de gestelde voorwaarde voldaan en komt het hof niet toe aan het voorwaardelijk gedane verzoek om [getuige 1] ter terechtzitting als getuige te horen.
Onderzoek Mexico (feit 1 onder parketnummer 08-952187-20)
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis voor zover het de bewezenverklaring van feit 1 primair onder parketnummer 08-952187-20 betreft. De advocaat-generaal heeft daartoe gewezen op de rol van verdachte bij de voorbereiding van de pogingen tot moord. Uit het onderzoek Karlsbad is gebleken dat verdachte meerdere gesprekken over het aanschaffen van wapens heeft gevoerd en in de telefoon, waarvan verdachte medebeheerder was, zijn gegevens aangetroffen die in relatie staan tot het baken dat onder de auto van [slachtoffer] is geplakt. Voorts heeft verdachte de Renault Clio aangeschaft, die is gebruikt bij de schietpartij. Tevens heeft verdachte [medeverdachte/getuige 2] geïnstrueerd over de rijroute van Den Haag naar Zwolle. Verdachte heeft hiermee een sturende rol gehad in de voorbereiding van de poging tot liquidatie op [slachtoffer] . De dag na de schietpartij heeft verdachte contact gehad met zijn broer over een nieuwe poging en heeft hij nieuwe wapens geregeld. Er was dus een gemeenschappelijke intentie en een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn broer om [slachtoffer] te liquideren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 08-952187-20 onder
1. primair tenlastegelegde bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen, omdat verdachte op het moment dat er in Zwolle op [slachtoffer] werd geschoten in Den Haag was. Hij heeft daar een gestolen Renault Clio gekocht en heeft [medeverdachte/getuige 2] geïnstrueerd over de rijroute naar Zwolle, maar verdachte wist niet dat deze auto vervolgens voor de liquidatiepoging gebruikt zou worden. Dat verdachte blijkens gesprekken met het account ´ [alias] ´ op 27 oktober 2019 gesprekken heeft gevoerd over de schietpartij is geen daderwetenschap, nu er al eerder berichten in de media over het schietincident waren verschenen en het nieuws zich als een lopend vuurtje door Zwolle verspreidde. Verdachte kan niet in verband worden gebracht met de voorbereiding, de uitvoering en/of de afhandeling van het tenlastegelegde, zodat vrijspraak dient te volgen.
De raadsman heeft ook vrijspraak van de in de zaak met parketnummer 08-952187-20 onder 2 subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de op handen zijnde moordpoging op [slachtoffer] .
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 08-952187-20 onder 2 primair tenlastegelegde wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof stelt op grond daarvan het volgende vast. [10]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] blijkt dat zij op 26 oktober 2019 omstreeks 02.15 uur naar de [locatie] werden gestuurd, omdat daar een schietincident zou hebben plaatsgevonden. Ter plaatse werden zij de woning binnengelaten door een man die opgaf te zijn [slachtoffer] . [slachtoffer] vertelde dat hij was beschoten en toonde verbalisanten een schaafwond. Verbalisanten zagen een schaafwond op zijn linkerschouder. Verbalisanten zagen ook dat de winterjas en de zwarte trui van [slachtoffer] beschadigd waren. Verbalisant [verbalisant 4] heeft ook gezien dat er bloedvlekken zaten in het T-shirt dat [slachtoffer] onder zijn zwarte trui had gedragen. [11]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 26 oktober 2019 met een vriend aan het chillen was en in zijn bedrijfsbus zat. Er kwam een bordeauxrode Renault Clio [type] aanrijden die een rondje maakte. Opeens zag [slachtoffer] die auto opnieuw, keek die kant op en opeens: poem. Het raam naast hem ging kapot. [12] Er zaten twee personen in de Renault Clio. De auto stopte twee, drie stappen voorbij de auto van aangever. Er werd geschoten. Aangever heeft het wapen zien afgaan. Hij zag een vlam en hoorde een enorme knal. [13]
Hij denkt dat er iets van twee seconden zat tussen het moment van stilstaan van de Renault en het schot. Het ging heel snel. [14]
Getuige [medeverdachte/getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij met [slachtoffer] in de bus een jointje zat te roken. Na vijf of zes minuten kwam er een bordeauxrode Clio langs rijden. Tien minuten later zag hij dat er een auto aankwam die letterlijk naast hen ging staan en opeens: poem. Het was echt een harde knal en het raam ging kapot. Hij zag dat de Clio daarna doorreed en linksaf sloeg. [15] De auto reed heel rustig en stopte letterlijk naast hen. De ramen zaten naast elkaar. Hij zou de deur waarschijnlijk niet eens open hebben kunnen doen, zo dicht stond hij naast de bus. [slachtoffer] en getuige keken opzij en opeens hoorde getuige een harde knal en zag hij vuurvonkjes. Het raam aan de bestuurderskant van de bus ging kapot. [16] Er zaten twee mensen in de rode Renault Clio. Hij zag twee handen aan het stuur, toen er op hen geschoten werd. Er moeten daarom wel twee mensen in de auto hebben gezeten. [17]
Op 26 oktober 2019 omstreeks 08.35 uur is op de [locatie] in Zwolle een uitgebrande personenauto aangetroffen. Onderzoek wees uit dat het hier het volgende voertuig betrof: Renault Clio, kleur rood. [18] Uit onderzoek bleek dat het originele kenteken dat hoorde bij dit voertuig het kenteken [kenteken] betrof. Het voertuig [kenteken] is gestolen op 23 oktober 2019 vanaf de [locatie] . [19]
Aan de op 28 oktober 2019 in beslag genomen telefoon met IMEI [nummer] is een WhatsApp-account gekoppeld met telefoonnummer [telefoonnummer] (
welk account – zoals het hof hierna op grond van de verklaring van [medeverdachte/getuige 2] vaststelt – ten tijde van het versturen van de hierna opgenomen berichten in gebruik was bij [medeverdachte/getuige 3]). [20] In de uitgelezen telefoon met IMEI [nummer] is een chat aangetroffen tussen de gebruiker van dit account en de gebruiker van Whatsapp-account met telefoonnummer [telefoonnummer] (
welk nummer – naar kan worden afgeleid uit de inhoud van de hierna opgenomen berichten in combinatie met de verklaring van [medeverdachte/getuige 2] – in gebruik was bij [medeverdachte/getuige 2]).
De gebruiker van het WhatsApp-account stuurt hierin de gebruiker van Whatsapp account [telefoonnummer] aan. In deze chat is te lezen dat de gebruiker van WhatsApp-account met telefoonnummer [telefoonnummer] op 25 oktober2019 rond 17:48 uur zegt tegen de gebruiker van WhatsApp-account [telefoonnummer] dat hij snel naar Zuid gaat om wat te weten, met de toevoeging; 'Want als ik ook nog weg moet met [alias] . Ik val nu al bijna om.'
Rond 18:48 uur draagt de gebruiker van WhatsApp-account [telefoonnummer] op aan de gebruiker van WhatsApp-account [telefoonnummer] om achter de ‘ [locatie] ' te komen. De gebruiker van WhatsApp-account [telefoonnummer] geeft aan dat hij op de wc zit en er zo aan komt. De gebruiker van WhatsApp-account [telefoonnummer] zegt vervolgens rond 19:00 uur ' [alias] is er zo', ' [alias] haalt je op' en 'Jullie moeten naar dh. Wat doen weet ik niet. Loop maar naar hem toe. Hij is met die polo'. Om 19:17 uur appt de gebruiker van WhatsApp-account [telefoonnummer] : 'Doe Je ding'. [21]
In het tijdsbestek van 25-10-2019 rond 23:00 uur tot 26-10-2019 rond 00:30 uur vinden er diverse chatgesprekken plaats tussen [medeverdachte/getuige 2] , het nummer [telefoonnummer] , en [medeverdachte/getuige 3] als de gebruiker van nummer [telefoonnummer] . [22]
Het nummer [telefoonnummer] behoort toe aan [getuige 8] , de vriendin van [medeverdachte/getuige 2] . [23]
In onderstaande chats van 25 oktober 2019 rond 23:43 uur via WhatsApp vertelt de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] in de buurt te zijn van de gebruiker van nummer [telefoonnummer] . [24]
[bijlage 24]
Daarna is er een chat via WhatsApp tussen de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (
zoals het hof hiervoor heeft vastgesteld: de vriendin van [medeverdachte/getuige 2] : [getuige 8]). De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] vraagt aan de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] om naar 't boerderijtje' te komen.
Nummer [telefoonnummer] vraagt vervolgens aan de gebruiker van [telefoonnummer] of [medeverdachte/getuige 2] (
het hof begrijpt: [medeverdachte/getuige 2]) zo op "ze" (zijn) telefoon kan reageren. De gebruiker van [telefoonnummer] reageert daarop met de opmerking "die ligt aan de lader".
Vervolgens reageert nummer [telefoonnummer] weer met "hij loopt met [alias] daar heen".
[bijlage 25] [25]
[medeverdachte/getuige 2] heeft verklaard dat hij op de avond voorafgaand aan de liquidatiepoging van 26 oktober 2019 door [verdachte] (verdachte) is opgehaald bij de [locatie] bij zijn woning. Samen zijn zij naar Den Haag gereden. In een parkeergarage in Den Haag heeft [verdachte] hem de sleutel van een rode Renault Clio gegeven. [verdachte] heeft tegen hem gezegd dat hij de Clio naar Zwolle moest brengen en ergens neer moest zetten totdat [medeverdachte 1] deze bij hem op zou halen. [verdachte] heeft gezegd dat [medeverdachte/getuige 2] niet over de A28 mocht rijden, maar via Deventer moest rijden. Hij heeft de auto in het wijkje bij de paardenmanege gezet. [26]
[medeverdachte/getuige 2] heeft de Renault Clio van Den Haag naar Zwolle gereden en heeft deze auto later in brand gestoken. Vanaf het moment dat hij de auto vanuit Den Haag naar Zwolle heeft gebracht tot het moment dat hij deze auto in de brand heeft gestoken is hij degene geweest die deze auto heeft gereden. [27] Hij heeft verklaard ook de schutter naar de plaats van de aanslag op [slachtoffer] te hebben gebracht. Ze zaten met z’n tweeën in de auto. Hij kreeg aanwijzingen hoe hij moest rijden en moest de Clio parkeren bij een wit busje. Hij is gestopt en hoorde toen een harde knal. De schutter zei dat hij door moest rijden. Die persoon vertelde ook dat het wapen blokkeerde. [28] De persoon die bij hem in de auto zat heeft hem verteld dat hij de auto in de brand moest steken, maar dat hij daar even mee moest wachten omdat er nog teveel politie aanwezig was in Zwolle. Hij heeft benzine in de Clio gegooid en heeft de Clio daarmee aangestoken. De benzine zat in een jerrycan in de fietstas van [getuige 8] . Dat was hem verteld door [alias] . [29]
[medeverdachte/getuige 2] heeft aanvankelijk verklaard dat hij geen namen wilde noemen en zegt dat het gaat om [alias] en [alias] . [30] In zijn verhoor op 6 mei 2020 heeft [medeverdachte/getuige 2] verklaard dat “ [alias] ” [verdachte] (verdachte) is en dat “ [alias] ” [medeverdachte 1] is. [31]
In het verhoor van 6 augustus 2020 heeft [medeverdachte/getuige 2] verklaard dat het [medeverdachte 1] was die de aanwijzingen gaf. [medeverdachte 1] drukte hem een bivakmuts in de hand. Hij zag op dat moment ook dat [medeverdachte 1] een geweer uit de tas haalde. Het was een automatisch en groot wapen. [medeverdachte 1] had het raam al open gezet. Op het moment dat ze stopten, zag hij dat [medeverdachte 1] richtte op degene die in de auto zat. [32] Ze stonden zo dichtbij, dat [medeverdachte 1] bijna niet kon missen. [medeverdachte 1] zei ook dat hij (
het hof begrijpt: [slachtoffer]) geluk had gehad dat die bleef raken (
het hof begrijpt: haken), maar dat hij hem geraakt had. [33] [medeverdachte 1] heeft hem gezegd dat hij met een uurtje die auto in de fik moest steken als het weer wat rustiger was met politie. [medeverdachte/getuige 2] heeft zijn broer gebeld en hem gezegd om achter hem aan te rijden richting de [locatie] . Hij heeft benzine in de auto gegooid en een aansteker erbij gehouden. De benzine had zijn broer gehaald. [medeverdachte/getuige 3] (
het hof begrijpt: [medeverdachte/getuige 3] , als de gebruiker van het nummer [telefoonnummer]) had [medeverdachte/getuige 2] gevraagd een jerrycan benzine te halen en hij heeft zijn broer (
het hof begrijpt: [getuige 9]) gevraagd dit te regelen. [34]
Op 26 oktober 2019 om 00.04 uur vraagt de gebruiker van [telefoonnummer] aan de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (' [alias] '): "Kan je 1 ritje na Steenwijk pakken / Hun willen 200". Hij krijgt vervolgens van de gebruiker van [telefoonnummer] instructies waar hij deze "200" moet ophalen. Dan gaat het als volgt verder:
00.31.26 uur, [telefoonnummer] zegt: Vul daar met jerrycan benzine
00.31.47 uur, [telefoonnummer] zegt: Doe met benzinehandschoenyes gaat stinken anders
00.32.59 uur, [telefoonnummer] zegt: Maar in Steenwijk doen
00.33.02 uur, [telefoonnummer] zegt: Niet in zwolle
00.33.02 uur, [telefoonnummer] zegt: Oké.
Vervolgens vraagt (en krijgt) [alias] het adres in Steenwijk waar hij de "200" moet afleveren. De chat tussen [alias] en [alias] gaat als volgt verder:
01.34.52 uur, [telefoonnummer] zegt: Is het gelukt
01.34.54 uur, [telefoonnummer] zegt: Met tanken?
01.35.21 uur, [telefoonnummer] zegt: Zoek pomp hie r die open is
01.35.30 uur, [telefoonnummer] zegt: Oké
Om 01:54 uur op 26-10-2019 gaat de chat verder over de benzine tussen de gebruiker van nummer [telefoonnummer] en de gebruiker van nummer [telefoonnummer] :
01.54.18 uur, [telefoonnummer] zegt: Heb je al
01.56.58 uur, [telefoonnummer] zegt 24 min zwolle [35]
01.57.06 uur, [telefoonnummer] zegt: Oké
02.09.15 uur, [telefoonnummer] zegt: Hoelang nog
02.09.24 uur, [telefoonnummer] zegt: Breng het snel na zuid
02.03.32 uur, [telefoonnummer] zegt: Heb snel nodig
02.10.26 uur, [telefoonnummer] zegt: Bij j
02.13.05 uur, [telefoonnummer] zegt: ???
02.13.18 uur, [telefoonnummer] zegt: Hoelang
02.13.46 uur, [telefoonnummer] zegt: ????
02.13.50 uur, [telefoonnummer] zegt: 6min
02.13.54 uur, [telefoonnummer] zegt: Top [36]
De chat via WhatsApp over benzine gaat verder tussen de gebruiker van nummer [telefoonnummer] en de gebruiker van nummer [telefoonnummer] rond 02:18 uur:
Om 02.18.27 uur meldt [telefoonnummer] dat hij er is en vraagt: wat nu.
Om 02.33.20 uur zegt [telefoonnummer] : Zet maar neer in die fietstas.
Om 02.34.55 uur zegt [telefoonnummer] dat het gelukt is, om 02.35.21 uur zegt hij: Ik ga plat.
Om 02.38.39 uur zegt [telefoonnummer] : Is goed. [37]
[getuige 9] heeft bij de politie verklaard dat hij bij een pomp in Hoogeveen een jerrycan heeft gekocht en heeft getankt. Hij is met de jerrycan naar Zwolle gegaan en heeft de jerrycan in de fietstas van [getuige 8] , de vrouw van zijn broer [medeverdachte/getuige 2] , gestopt en vervolgens is hij naar huis gereden. [38] Onderweg kreeg hij een appje, waarin hem werd gevraagd om terug te komen omdat zij zijn auto nodig hadden. Hij is weer naar de woning van [getuige 8] en [medeverdachte/getuige 2] gereden. [medeverdachte/getuige 2] kwam naar beneden met [medeverdachte/getuige 3] . [medeverdachte/getuige 2] is bij hem ingestapt en hij moest [medeverdachte/getuige 2] afzetten aan de rand van het [locatie] . [medeverdachte/getuige 2] stapte in een andere auto en reed weg. [getuige 9] is hem achterna gereden richting [locatie] . Vlakbij de hoofdingang naar de [locatie] zag hij een auto in lichterlaaie staan en hij zag [medeverdachte/getuige 2] vanaf die auto naar hem toelopen. [medeverdachte/getuige 2] heeft de jerrycan meegenomen toen hij bij het [locatie] uit zijn auto stapte en in de andere auto instapte. [medeverdachte/getuige 2] had de jerrycan ook bij zich toen [getuige 9] hem oppikte bij de brandende auto. [39]
Op 28 oktober 2019 is bij een doorzoeking in een woning aan de [locatie] een Apple iPhone in beslag genomen. De veiliggestelde data zijn onderzocht. [40] In de chats stond een Telegram gesprek tussen [alias] ( [alias] ) en een contact [betrokkene] .
Op 27 oktober 2019 vanaf 16:09:48 uur is er onderstaande conversatie tussen [alias] en [betrokkene] ;
[alias] "Hoe ziet die eruit"
[alias] "Die oude cz” [41]
[betrokkene] "Je gaat lachen maar als ik vuur is het raak en dodelijk"
[betrokkene] "Kosten maar 1200”
Uit het als bijlage gevoegde extraction report Apple iPhone volgt ook nog dat er wordt gezegd:
[alias] “Regel maar twee” [42]
[alias] “dese kan je demper erop laten maken he” [43]
[alias] “Moet je hem ook vragen”
[alias] “of die dat kan fixen” [44]
Vervolgens wordt er op 27-10-2019 onderstaande tussen beide besproken:
[bijlage 45] [45]
[bijlage 46] [46]
Uit een ander extraction report blijkt van een conversatie tussen [alias] en [alias] :
[bijlage 47] [47]
Op 28 oktober 2019 omstreeks 07.55 uur heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan de [locatie] . Deze doorzoeking vond plaats nadat de woning was bevroren. Tijdens het bevriezen van de woning zag verbalisant dat [getuige 10] , de vriendin van [verdachte] (verdachte), zich in de slaapkamer bevond. Verbalisant zag een telefoon op de grond bij de ingang van de slaapkamer liggen. Verbalisant heeft [getuige 10] gevraagd terwijl zij naar deze telefoon wees of dat de telefoon van [verdachte] betrof. Verbalisant hoorde [getuige 10] ja zeggen. [48]
[bijlage 49] [49]
In de uitgelezen iPhone (iPhone A.2.1.1) van verdachte zijn twee nummers ingevoerd onder de contactnamen [alias] en [alias] :
[telefoonnummer] [alias]
[telefoonnummer]
Het nummer [telefoonnummer] staat blijkens de overeenkomst met T-Mobile en [medeverdachte 1] op naam van [medeverdachte 1] . [50]
Uit analyse van de contactlijsten van in de onderzoeken in beslag genomen telefoons is gebleken dat de contactnaam [alias] in een aantal telefoons voorkwam. [51] Verbalisant heeft onderzoek gedaan naar de identiteit van [alias] . In een tapgesprek tussen [getuige 11] , de vriendin van [getuige 2] , en haar vader wordt het volgende gezegd:
A = [getuige 11]
V = vader [52]
A: Nee. je hebt....in Zwolle zijn twee jongens, [verdachte] en [medeverdachte 1] ,....
V: Ja.
A: ....maar [medeverdachte 1] , die naam hoor je nooit, want dan hoor je gewoon [alias] . Ze noemen hem allemaal [alias] omdat [alias] een God is die alles wat 'ie aanraakte in goud veranderde.....
V: Ja.
A: ...dus het is eigenlijk [alias] en [verdachte] . Euh maar die....die hadden....die hebben een hele drugswereld in Zwolle.
V: (ntv)
A: Die hebben een hele drugswereld in Zwolle.
[getuige 2] is gehoord en op enig moment vroeg verbalisant aan hem wat de bijnaam van [medeverdachte 1] is. Hierop verklaarde [getuige 2] “ [alias] ”.
[alias] is de naam van een figuur uit de Griekse mythologie. Aan koning [alias] werd de kracht verleend om alles wat hij aanraakte in goud te veranderen.
Op 28 oktober 2019 werd de woning van [medeverdachte 1] aan de [locatie] ( [land] ) doorzocht. [53] Eén van de inbeslaggenomen telefoons had een tweede simkaart voorzien van MSISDN + [telefoonnummer] .
Bij de useraccounts werden de volgende gegevens aangetroffen:
[alias]
Bij het analyseren van de gegevens van de inbeslaggenomen mobiele telefoon van [getuige 2] werd in de contactenlijst het telefoonnummer [telefoonnummer] aangetroffen. Daaraan was de naam [alias] gekoppeld. [54]
In de smartphone die op 28 oktober 2018 (
het hof begrijpt: 2019) in beslag is genomen nadat die door [medeverdachte/getuige 3] in de modder is geduwd/getrapt, zijn enkele chats aangetroffen waarin de bijnaam “ [alias] ” werd gebruikt. Het betreft hier het toestel met digi-goednummer: [nummer] , beslagcode: [bestandsnaam] .1.01. Onderstaande chat is afkomstig uit dat toestel: [55]
[bijlage 56] [56]
Uit de laatste negen chats kan blijken dat “ [alias] ” de gebruiker is van het nummer [telefoonnummer] .
Binnen de onderzoeken komt het nummer [telefoonnummer] ook voor met de contactnamen:
[telefoonnummer] [alias] [nummer] iPhone [getuige 2] onderzoek Marbella
[telefoonnummer] [alias] [nummer] iPhone in modder getrapt door [medeverdachte/getuige 3]
[telefoonnummer] [alias] [nummer] iPhone [verdachte] . [57]
Het hof stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 oktober 2019 omstreeks 02.15 uur zijn [slachtoffer] en [medeverdachte/getuige 1] door [medeverdachte 1] vanuit een rode Renault Clio beschoten, waarbij [slachtoffer] in zijn schouder is geraakt. [medeverdachte/getuige 2] was op dat moment de bestuurder van de Renault Clio . Na afloop van de schietpartij heeft [medeverdachte/getuige 2] de Renault Clio in opdracht van [medeverdachte 1] in brand gestoken.
Voorafgaand aan de schietpartij is verdachte met [medeverdachte/getuige 2] naar Den Haag gereden en heeft daar [medeverdachte/getuige 2] de autosleutels van deze rode Renault Clio gegeven. Verdachte heeft toen tegen [medeverdachte/getuige 2] gezegd dat hij de Clio naar Zwolle moest brengen en ergens neer moest zetten totdat [medeverdachte 1] deze bij hem op zou halen. Ook heeft verdachte toen gezegd dat [medeverdachte/getuige 2] niet over de A-28 mocht rijden. [medeverdachte/getuige 2] is vervolgens met de Renault Clio naar Zwolle gereden. Verdachte is in Den Haag gebleven en was ten tijde van de schietpartij dus niet in Zwolle.
Het hof acht de verklaringen van [medeverdachte/getuige 2] betrouwbaar. De verklaringen worden ondersteund door diverse andere bewijsmiddelen. Uit de hiervoor aangehaalde WhatsApp-berichten blijkt dat [medeverdachte/getuige 2] niet op eigen initiatief naar Den Haag is gegaan, maar werd aangestuurd door de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] (de [alias] lijn) op dat moment in gebruik bij [medeverdachte/getuige 3] . Hij moest klaar staan omdat [alias] , waarmee verdachte wordt bedoeld, hem op kwam halen om naar Den Haag te gaan. Wat [medeverdachte/getuige 2] heeft verklaard over het in brand steken van de auto vindt ook weer bevestiging in de verklaring van zijn broer [getuige 9] en de instructies die [getuige 9] via de [alias] lijn krijgt over het halen van een jerrycan benzine, het afleveren van deze jerrycan in de fietstas van [getuige 8] , de vriendin van [medeverdachte/getuige 2] , en het vervolgens vervoeren van [medeverdachte/getuige 2] naar de plek waar de Renault Clio in brand is gestoken.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de bij de poging liquidatie gebruikte Renault Clio al op 23 oktober 2019 gestolen was en eerst een aantal dagen ‘koud is gezet’ in een parkeergarage in Den Haag. Verdachte was hiervan op de hoogte, wat mede blijkt uit het feit dat hij samen met [medeverdachte/getuige 2] deze auto heeft opgehaald, [medeverdachte/getuige 2] de autosleutels heeft gegeven en vervolgens [medeverdachte/getuige 2] met specifieke instructie over de rijroute naar Zwolle terug heeft laten rijden.
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij het regelen van de gestolen auto in de fase van het hoger beroep overigens ook erkend. Verdachte heeft daarbij echter gesteld dat hij de auto had geregeld, omdat hij deze wilde omkatten en via zijn autohandel op de markt wilde brengen. Volgens verdachte wist hij niet van het plan om de Renault Clio in te zetten bij de liquidatiepoging. Het hof vindt die verklaring echter niet aannemelijk, nu deze niet past bij de verklaring van [medeverdachte/getuige 2] dat verdachte hem de instructie gaf de auto naar [medeverdachte 1] te brengen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte/getuige 2] zijn vervolgens gezamenlijk naar [slachtoffer] gereden met het doel hem te doden.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof verder vast dat via de [alias] -lijn/ [medeverdachte/getuige 3] de broers [medeverdachte/getuige 2] en [getuige 9] instructies hebben gekregen. [medeverdachte/getuige 2] wordt via WhatsApp gevraagd om klaar te staan bij de [locatie] om met verdachte naar Den Haag te gaan en uit berichten blijkt dat hij later die avond in gezelschap is van [medeverdachte 1] . Voordat hem gevraagd werd om bij de [locatie] te wachten op verdachte was hij er blijkens de berichten bovendien al van op de hoogte dat hij later die avond nog met [medeverdachte 1] op pad moest. Ook [getuige 9] krijgt specifieke instructies over het ophalen van een jerrycan benzine en de plek waar hij deze moet afleveren, waarbij hem regelmatig gevraagd wordt naar zijn vorderingen en waarbij er op een gegeven moment ook wordt aangedrongen om op te schieten. Dit alles duidt op een vooraf gemaakt en goed doordacht plan met een onderlinge taakverdeling.
Hoewel verdachte op het moment van de schietpartij in Den Haag was en dus niet lijfelijk bij de schietpartij aanwezig was, kan hij naar het oordeel van het hof worden aangemerkt als medepleger. Verdachte regelde de bij de aanslag gebruikte auto, maar zijn rol was daartoe niet beperkt en overstijgt dan ook die van een medeplichtige. Verdachte was niet alleen op de hoogte van het plan, maar had daarin ook een mede-initiërende en sturende rol. Het hof gaat er daarbij vanuit dat het feit dat verdachte in Den Haag is achtergebleven bewust gepland was.
Dat verdachte bij de planning nauw betrokken was, leidt het hof af uit de berichten tussen verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] en met het contact [betrokkene] direct na het mislukken van de liquidatiepoging. In de dagen volgend op de aanslag overlegt verdachte met [medeverdachte 1] over een nieuwe poging en uit de gesprekken met [betrokkene] volgt dat verdachte probeert nieuwe wapens te regelen. Uit deze na afloop tussen verdachte enerzijds en [medeverdachte 1] en [betrokkene] anderzijds verstuurde berichten leidt het hof af dat verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] een plan hadden om [slachtoffer] te doden en daarin volhardend waren. Aldus was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] in de poging om [slachtoffer] om het leven te brengen, en is daarmee sprake van medeplegen.
Dat ‘ [alias] ’ medeverdachte [medeverdachte 1] is baseert het hof op de samenhang tussen de gebruikersnamen [alias] , [alias] en [alias] en de aan die namen gekoppelde nummers. In de telefoon van verdachte staat de naam [alias] met het Nederlandse nummer [telefoonnummer] en [alias] met het Duitse nummer [telefoonnummer] . Dat laatste nummer stond op naam van [medeverdachte 1] en een telefoon met een SIM-kaart van dat nummer werd ook in de woning van [medeverdachte 1] in beslag genomen. De useraccounts van dat toestel hadden de namen [alias] en [alias] . Uit een tapgesprek tussen de vriendin van [getuige 2] en haar vader en de verklaring van [getuige 2] blijkt dat [alias] een bijnaam van verdachte is. In de telefoon van [getuige 2] staat bij het nummer [telefoonnummer] gekoppeld aan de naam [alias] . Nu [alias] in de Griekse mythologie een koning was die de gave had dat alles wat hij aanraakte in goud veranderde, gaat het hof er voorts vanuit dat [alias] dezelfde gebruiker is als [alias] en dus [medeverdachte 1] is. Uit de chat die is aangetroffen in de door [medeverdachte/getuige 3] in de modder getrapte telefoon volgt nog dat de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] “ [alias] ” is. [medeverdachte/getuige 2] heeft verklaard dat [alias] een bijnaam is van [medeverdachte 1] .
Het hof stelt eveneens vast dat met [alias] verdachte wordt aangeduid en dat hij de gebruiker was van het account [alias] .
Het hof acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 oktober 2019 in Zwolle tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] en [medeverdachte/getuige 1] met een vuurwapen heeft beschoten, als gevolg waarvan [slachtoffer] werd geraakt. Naar het oordeel van het hof is dit te kwalificeren als een poging tot moord. Er werd immers niet gehandeld vanuit een ogenblikkelijke gemoedsbeweging maar er was een gezamenlijk gemaakt plan met de nodige voorbereidingshandelingen.
Het is “enkel” bij een poging gebleven, omdat het wapen blokkeerde.
Gelet op het voorgaande komt het hof tot een bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 08-952187-20 onder 1 primair tenlastegelegde.
Onderzoek Košice (feit 2 onder parketnummer 08-952187-20)
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis voor zover het de bewezenverklaring van feit 2 onder parketnummer 08-952187-20 betreft.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de bewezenverklaring geen inhoudelijke verweren gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Het hof volstaat ten aanzien van het bewijs van het na te melden bewezen verklaarde feit met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte dit feit heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
De opgave van bewijsmiddelen luidt als volgt: [58]
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 23 januari 2025;
  • een proces-verbaal van bevindingen GSM PI, PL0600-2019437227-2191508;
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 12] d.d. 17 februari 2020 en de als bijlagen gevoegde fotobladen; [60]
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 12] d.d. 19 februari 2020; [61]
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 13] van 2 maart 2020 en de als bijlagen gevoegde fotobladen; [62]
- een proces-verbaal van bevindingen onderzoek betrokkenheid [medeverdachte/getuige 2] bij de handel in verdovende middelen; [63]
- een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] van 6 mei 2020; [64]
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 9] van 17 april 2020. [65]

Fair Trial in de zin van artikel 6 EVRM

Met de beoordeling van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, de vrijspraken voor de feiten 3 en 4 en de hierboven besproken bewijsmiddelen, komt het hof tot de conclusie dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de procedure als geheel niet eerlijk is geweest.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 2 primair en het in de zaak met parketnummer 08-952187-20 onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 08-952617-19:
2 primair
hij in
of omstreeksde periode van 1 maart 2019 tot en met 1 juli 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Keyless wave kast (kleur grijs/wit) en
/ofkleren en
/ofeen telefoon en
/ofeen hoeveelheid geld en
/ofhuissleutels,
in elk geval een of meer goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
(s
):
- die [benadeelde]
met een smoes heeft/hebben meegenomen
/meegeloktin een auto en
/of
- (vervolgens) die auto heeft/hebben laten stoppen (door de weg te blokkeren) en/of
-
(nadat die [benadeelde] probeerde te vluchten
)achter die [benadeelde]
is/zijn aangerend en
/of
- die [benadeelde]
(vervolgens
)naar de grond
heeft/hebben gewerkt en
/of
- die [benadeelde] meerdere malen
, althans eenmaal, (met kracht
)in het gezicht en
/ofelders op het lichaam
heeft/hebben geschopt/getrapt en
/ofgeslagen/gestompt en
/of
- die [benadeelde]
(vervolgens
)door middel van duwen/slaan
heeft/hebben gedwongen om in een
(andere
)auto plaats te nemen en
/of
- met die [benadeelde] naar een woning
is/zijn gereden alwaar hij binnen op een stoel moest gaan zitten en
/of
- die [benadeelde]
(vervolgens
)meerdere malen met een
scherpmes heeft/hebben geprikt in diens arm
(en
)en
/ofbe
(e)n
(en
)en
/of
- opzettelijk dreigend tegen die [benadeelde]
heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)diens broertje, ouders en kinderen iets aan zou
(den
)doen en
/of
- die [benadeelde]
(vervolgens
)gedurende meerdere uren
heeft/hebben bedreigd, vernederd en
/ofgefilmd en
/of
-
(vervolgens
)tegen die [benadeelde]
heeft/hebben gezegd dat hij zich uit moest kleden en zich moest gaan douchen en
/of
-
(nadat die [benadeelde] had gedoucht en een korte broek en T-shirt had gekregen
) (vervolgens
)met die [benadeelde] naar een bos zijn gereden en
/of
-
(vervolgens
)een vuurwapen met geluiddemper op die [benadeelde]
heeft/hebben gericht en
/ofgericht gehouden en
/of
- tegen die [benadeelde]
heeft/hebben gezegd dat er al een graf voor hem was gegraven en dat
hij/zij hem dood zou
(den
)schieten,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,en
/of
- tegen die [benadeelde]
heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)30.000 euro van hem wilde
(n
)hebben, waarna verdachte en
/ofzijn mededader(s) die [benadeelde]
(wederom
)hebben meegenomen in een auto en hem
(vervolgens
)ergens hebben afgezet;
Zaak met parketnummer 08-952187-20 (gevoegd):
1. primair
hij op
of omstreeks26 oktober 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] en
/of[medeverdachte/getuige 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] en
/of[medeverdachte/getuige 1] op de openbare weg met een
(automatisch
)vuurwapen heeft
/hebbenbeschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 01 januari 2018 tot en met 3 februari 2020,
in de gemeente Zwolle, in elk gevalin Nederland,
(telkens)tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, (telkens)opzettelijk heeft verkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 08-952187-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 08-952187-20 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft voor de door hem bewezen geachte feiten een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren en acht maanden met aftrek van voorarrest geëist.
Hoewel de advocaat-generaal de eis van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren op zichzelf op zijn plaats vindt, ziet hij in het tijdsverloop aanleiding om een (iets) lagere straf te eisen. De nieuwe regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: VI-regeling) dient naar de mening van de advocaat-generaal in de onderhavige zaak niet tot matiging van de op te leggen straf te leiden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de procedure in hoger beroep lang heeft geduurd doordat de verdediging op verschillende momenten onderzoekswensen heeft ingediend, die deels zijn toegewezen. Met dit tijdsverloop heeft hij al rekening gehouden bij de formulering van zijn eis. Van andere omstandigheden die aanleiding zouden moeten geven om rekening te houden met de na het vonnis gewijzigde VI-regeling is niet gebleken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte zelf op 22 september 2019 is neergeschoten, welke aanslag niet los kan worden gezien van de onderhavige strafzaak. Verdachte heeft bovendien in de fase van het hoger beroep openheid van zaken gegeven. Er is sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om bij een strafoplegging rekening te houden met de veranderde VI-regeling. Ten slotte heeft de raadsman gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, namelijk het feit dat verdachte ouder is geworden, een stabiele langdurige relatie heeft, na zijn detentie van plan is om ver buiten Zwolle te gaan wonen en een bedrijf te starten.
Als deze punten dienen tot strafvermindering te leiden.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende ruim twee jaar in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan cocaïnehandel. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat verdachte hierbij een belangrijke, organiserende rol heeft gespeeld door samen met zijn broer als leider en opdrachtgever deel uit te maken van het zogenaamde [alias] netwerk. Doordat er meerdere bezorgers in dienst waren, kon er dag en nacht op bestelling drugs afgeleverd worden.
Het is algemeen bekend dat cocaïnegebruik de (psychische) gezondheid van gebruikers forse schade kan toebrengen en kan leiden tot langdurige behandeling en begeleiding van gebruikers teneinde de verslavende werking van cocaïne te overwinnen, als dat al lukt. Cocaïnegebruik heeft daarnaast niet zelden negatieve en ontwrichtende gevolgen voor de sociale omgeving van de gebruiker en (daarmee) ook voor de maatschappij als geheel. De zeer lucratieve handel in deze drugs gaat bovendien gepaard met verschillende vormen van criminaliteit en heeft een corrumperende werking op de samenleving die buitengewoon zorgelijk is. De verdachte heeft zijn eigen (financiële) gewin gesteld boven deze zeer schadelijke gevolgen van zijn handelen. Het hof rekent dit alles de verdachte ernstig aan.
Door deze handel in cocaïne is verdachte betrokken geraakt in een conflict tussen rivaliserende criminelen om deze lucratieve drugshandel in Zwolle en omgeving in handen te houden (of te krijgen). Dit conflict, in onder meer de media ook omschreven als een drugsoorlog, heeft geleid tot onder meer een poging tot moord op [slachtoffer] . Bij die schietpartij is vanuit een voertuig met een automatisch vuurwapen geschoten op het voertuig van [slachtoffer] , waarin zich op dat moment ook [medeverdachte/getuige 1] bevond. [slachtoffer] is in zijn schouder geraakt. Omdat het vuurwapen vervolgens haperde, is het bij deze verwonding gebleven. Hoewel verdachte niet lijfelijk aanwezig was bij de uitvoering van de schietpartij, houdt het hof hem hiervoor, zoals reeds overwogen, wel als medepleger verantwoordelijk voor de uitvoering van deze poging(en) tot moord. Gevolg van het handelen van verdachte en zijn broer is tevens dat er een aanslag op het leven van verdachte is gepleegd. Verdachte is hoogst verbolgen over het feit dat het openbaar ministerie hier - in zijn ogen - onvoldoende achteraan zit, maar verliest uit het oog dat hij zelf mede de aanstichter van al dit geweld is geweest, een rol die het hof hem bijzonder kwalijk neemt.
Net als de rechtbank overweegt het hof dat verdachte met zijn handelen niet alleen de slachtoffers, maar ook de samenleving als geheel heeft geschokt. Een schietpartij, ook als deze geen dodelijke afloop kent, veroorzaakt ernstige gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Ten slotte heeft verdachte samen met anderen met geweld een keyless wave kast en andere goederen van [benadeelde] gestolen. [benadeelde] was niet alleen kort daarvoor door verdachte mishandeld, maar werd ook tegen zijn zin in een woning vastgehouden en aldaar bedreigd. Het handelen van verdachte getuigt niet alleen van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen, maar vormde ook een inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [benadeelde] . Aanleiding van het bewezenverklaarde was een financieel conflict tussen [benadeelde] en verdachte. Het is ook hiermee duidelijk geworden dat verdachte en zijn broer hun (drugs)handel in en rond Zwolle met harde hand in stand hielden en er niet voor terugdeinsden grof geweld te gebruiken als zaken niet liepen zoals zij wilden dat die moesten lopen.
Het hof overweegt dat binnen de rechtspraak geen landelijke oriëntatiepunten bestaan voor een poging tot moord. Het gaat in de onderhavige zaak om een poging tot afrekening in het criminele circuit op de openbare weg. Bij dit feit past geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Wel weegt het hof mee dat de rol van verdachte, hoewel te kwalificeren als medepleger, beperkter was dan de rol van bijvoorbeeld de schutter.
Voor de bewezenverklaarde cocaïnehandel heeft het hof mede acht geslagen op het binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunt voor de straftoemeting voor het verkopen van gebruikershoeveelheden harddrugs op straat gedurende zes tot twaalf maanden met enige regelmaat, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Bewezenverklaard is echter dat verdachte ruim twee jaar in drugs heeft gehandeld en bovendien bevat het dossier aanwijzingen (maar geen bewijzen) dat die periode veel langer heeft geduurd. Het hof zal deze aanwijzingen uiteraard niet bij de strafmaat betrekken, maar ziet wel aanleiding tot het opleggen van een aanzienlijk zwaardere straf dan het oriëntatiepunt gelet op de leidinggevende rol van verdachte, de langere pleegperiode en de grootschaligheid van de handel.
Ook de diefstal met geweld van de keyless wave kast en andere goederen rechtvaardigt in dit geval zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft kennisgenomen van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 januari 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, vermogensdelicten en overtreding van de Opiumwet. Ook dit weegt het hof in strafverzwarende zin mee.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van 8 januari 2025. De reclassering schetst het beeld dat verdachte zich jarenlang in een crimineel drugsmilieu heeft bevonden waarin hij - gedreven door een pro-criminele houding - veel geld heeft verdiend. De reclassering ziet directe risico’s gekoppeld aan zijn voormalige huisvesting in de regio Zwolle en een negatief sociaal netwerk. Verdachte toont zich gemotiveerd om aan een delictvrije toekomst te werken na zijn detentie. Deze motivatie en het gegeven dat hij (deels) openheid van zaken heeft gegeven is volgens de reclassering een potentieel beschermende factor in de toekomst. De reclassering kan niet uitsluiten dat er sprake is van sociaal wenselijke uitspraken om de hoogte van de straf te verminderen. De reclassering ziet op dit moment geen mogelijkheden voor het adviseren van interventies of toezicht om de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Naar het oordeel van het hof doet enkel de oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht aan de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Verdachte is op 4 juni 2021 door de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien jaren met aftrek van het voorarrest. Het hof acht minder feiten bewezen dan de rechtbank, maar ook de door het hof bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van het hof in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis.
Verdachte heeft hoger beroep ingesteld kort voor de wijziging van de VI-regeling per 1 juli 2021. Gelet op de vrijspraken voor de feiten 3 en 4 onder parketnummer 08-952617-19 (zaak Karlsbad) was dat niet ten onrechte, waarmee verdachte niet kan worden tegengeworpen dat hij zonder grond in hoger beroep is gegaan.
Het verschil tussen de oude en de nieuwe VI-regeling bedraagt voor verdachte in geval van oplegging van een gevangenisstraf van twaalf jaren in concreto twee jaren die hij bij toepassing van de nieuwe VI-regeling langer zou moeten uitzitten. Gelet op het significante verschil dat de gewijzigde VI-regeling ten nadele van verdachte oplevert, acht het hof het niet opportuun in hoger beroep een gevangenisstraf van twaalf jaar op te leggen. Het hof acht voor het bewezenverklaarde een gevangenisstraf van tien jaar passend en geboden. Bij het bepalen van deze straf heeft het hof zich aldus rekenschap gegeven van de gevolgen voor verdachte van de invoering van de nieuwe regeling voor de tenuitvoerlegging van de straf.
Schending van de redelijke termijn
Tot slot houdt het hof rekening met de schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Het hof stelt vast dat namens verdachte op 16 juni 2021 hoger beroep is ingesteld en dat het hof uitspraak doet op 26 maart 2025, dus - bij benadering - drie jaren en negen maanden later. De behandeling in hoger beroep is dus niet afgerond met een eindarrest binnen zestien maanden na het instellen van het hoger beroep. De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden met ruim twee jaren. Bijzondere omstandigheden die deze mate van overschrijding in het geval van verdachte rechtvaardigen zijn het hof niet gebleken. Hoewel naar het oordeel van het hof in hoger beroep is getracht voortvarend onderzoek te verrichten, heeft het onderzoek een aantal keren stilgelegen en heeft de behandeling van deze overigens complexe zaak, waarin (ook namens verdachte) veel onderzoekswensen zijn ingediend en deels zijn toegewezen, lang geduurd. Om die reden ziet het hof aanleiding de gevangenisstraf te matigen met twaalf maanden zodat resteert als op te leggen straf een gevangenisstraf van negen jaren met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Teruggave
Het hof is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoons moeten worden teruggeven aan verdachte.
Verbeurdverklaring
Ten aanzien van de geldbedragen van € 805,00, € 2.000,00 en € 900,00 overweegt het hof dat verdachte geen aannemelijk verklaring voor de aanwezigheid van deze inbeslaggenomen geldbedragen heeft gegeven. Nu er geen legale inkomsten bekend zijn, acht het hof aannemelijk dat verdachte voornoemde bedragen met de bewezenverklaarde drugshandel heeft verdiend. Het hof acht de in beslag genomen geldbedragen van € 805,00,€ 2.000,00 en € 900,00 daarom vatbaar voor verbeurdverklaring
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 71.864,73. De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende onderdelen:
  • Keyless wave kast € 18.000,00
  • Kleding € 350,00
  • iPhone 7 € 980,00
  • Contant geld € 50,00
  • Huissleutels € 50,00
  • Eigen risico zorgverzekering € 363,33
  • Audi [type] (incl. motorblok) € 38.172,40
  • Kosten rechtsbijstand € 3.899,00
Wegens immateriële schade wordt daarnaast een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.363,33. De rechtbank heeft de vordering voor de bedragen van € 18.000,00 (keyless wave kast) en
€ 5.000,00 (immateriële schade) afgewezen en de benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering is in hoger beroep gehandhaafd. Dit brengt mee dat de vordering in volle omvang aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Standpunt namens de benadeelde partij
Namens de benadeelde partij is verzocht om de post van € 18.000,00 voor de keyless wave kast toe te wijzen, omdat het bezit van zo’n kast niet per definitie illegaal is. Dit is alleen zo op het moment dat deze gebruikt wordt voor illegale doeleinden zoals het plegen van een diefstal. Ten aanzien van de benadeelde partij is niet van crimineel gebruik ervan gebleken, zodat deze post voor toewijzing in aanmerking komt
De rechtbank heeft ten aanzien van de posten telefoon, kleding en geld geoordeeld dat deze kosten niet zijn komen vast te staan, omdat deze niet zijn onderbouwd met facturen. De benadeelde partij heeft deze goederen wel specifiek benoemd en facturen ter onderbouwing van de kosten zijn niet altijd vereist. Ten aanzien van het contante geld dat benadeelde bij zich had is dit niet met facturen te onderbouwen. Uit de aangifte blijkt wel dat de benadeelde partij deze goederen niet meer heeft teruggezien en ook de rechtbank is er in haar vonnis vanuit gegaan dat de goederen zijn gestolen. Er kan daarmee worden vastgesteld dat er schade is ontstaan en namens de benadeelde partij is verzocht om de redelijke schadeposten toe te wijzen, waarbij het hof gebruik kan maken van zijn schattingsbevoegdheid.
Verder is gepersisteerd bij het verzoek om vergoeding van de reële proceskosten dan wel is verzocht om deze te vergoeden conform het liquidatietarief. In slachtofferzaken is het niet gebruikelijk dat een slachtoffer zijn eigen proceskosten moet betalen. Dit is slechts anders als er sprake is geweest van misbruik van procesrecht, waarvan in de onderhavige zaak niet is gebleken.
Ten slotte is verzocht om de posten te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft verzocht om de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij te volgen en een bedrag van € 5.363,33 met de wettelijke rente toe te wijzen en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ter zake van de materiële schadeposten, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. Met betrekking tot de post voor de keyless wave kast geldt bovendien dat het volstrekt onaannemelijk is dat deze gebruikt zou worden voor legale doeleinden, nu de benadeelde partij is veroordeeld voor heling en diefstal van auto’s.
Ten aanzien van de immateriële schadepost verzoekt de raadsman het bedrag te matigen, omdat niet in rechte is komen vast te staan dat de benadeelde partij wapens zijn getoond en dat zijn graf was gegraven.
Oordeel van het hof
Keyless wave kast
Uit de verhoren van de benadeelde partij bij de politie volgt dat een keyless wave kast signalen versterkt van alle draadloze verbindingen en dat de kast met name was geprogrammeerd op autosleutels. De kast kan weliswaar legaal worden gebruikt, maar werd hier gebruikt om auto’s te stelen. Door de diefstal van de kast heeft de benadeelde partij weliswaar schade geleden, maar naar het oordeel van het hof bestaat er geen aanspraak op vergoeding van deze schade. Het gaat hier om schade aan een niet-rechtmatig belang en daarmee om een belang dat geen bescherming verdient. Er bestaat daardoor geen verplichting tot schadevergoeding, nu de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde partij die heeft geleden. Het hof zal dit deel van de vordering daarom afwijzen.
De diefstal van de goederen niet zijnde de keyless wave kast (kleding, iPhone 7, contant geld en huissleutels) en het eigen risico zorgverzekering
Het hof stelt vast dat het eigen risico van de zorgverzekering is onderbouwd. Het hof acht het ook aannemelijk dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt als gevolg van het letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen door de geweldhandelingen die verdachte heeft gepleegd. Er is dus sprake van rechtstreeks schade. Het hof zal deze gevorderde schade dan ook toewijzen.
Ook is naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden door de diefstal van kleding, een iPhone 7, contant geld en huissleutels. Ook deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde. Het hof is van oordeel dat de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld en zal bij de bepaling van de schade gebruik maken van zijn schattingsbevoegdheid. Omdat aannemelijk is dat de iPhone 7 niet meer nieuw was, zal het hof een afschrijving toepassen tot een geschatte dagwaarde van € 250,00. Dit leidt tot de volgende schade:
  • Kleding € 350,00
  • iPhone 7 € 250,00
  • Contant geld € 50,00
  • Huissleutels € 50,00
  • Eigen risico zorgverzekering € 363,33
totaal: € 1.063,33
Het hof zal deze schade toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Audi [type] (inclusief motorblok)
Het hof stelt vast dat niet is gebleken dat de schade die verband houdt met de Audi [type] het rechtstreekse gevolg is van het onder 2 primair bewezenverklaarde. Nu het hof daartussen geen rechtstreeks verband vaststelt, kan de benadeelde partij in zoverre niet in de vordering worden ontvangen. De benadeelde kan dit gedeelte van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van immateriële schade overweegt het hof als volgt. Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover hier van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding als hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Als gevolg van het uitgeoefende geweld heeft benadeelde letsel opgelopen: zijn neus is gebroken. Uit de toelichting op de vordering blijkt verder dat benadeelde doodsangsten heeft uitgestaan gedurende de vrijheidsberoving van een aantal uren. Er heeft een schijnexecutie plaatsgevonden, er is gedreigd de familie van de benadeelde partij iets aan te doen en er zijn goederen van hem gestolen. Dit maakt dat benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor de door het bewezenverklaarde feit geleden schade. Voor beantwoording van de vraag welke schadevergoeding billijk is, heeft het hof gekeken naar de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen. Het hof is op basis daarvan van oordeel dat een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente, als vergoeding voor immateriële schade billijk is.
Voor het overige deel is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Het hof stelt vast dat verdachte het onder 2 primair bewezenverklaarde feit samen met anderen heeft gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachten zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Het hof zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de betreffende benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Kosten rechtsbijstand
Omtrent de overige gevorderde proceskosten stelt het hof voorop dat een redelijke uitleg van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering meebrengt dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Het hof ziet in deze zaak geen aanleiding daarvan af te wijken. Het Hof zal, gelet op de hoogte van het toegewezen bedrag, een vergoeding voor proceskosten toewijzen op basis van het liquidatietarief kanton. Doordat de gevorderde schade ter zake van de Audi geen onderdeel uitmaakte van de tenlastegelegde of bewezenverklaarde feiten, en de gevorderde kosten voor de keyless wave kast geen rechtmatig belang vertegenwoordigt, laat het hof deze bedragen buiten beschouwing en constateert dat de vordering onder de grens van
€ 25.000 blijft waarover een kantonrechter oordeelt. Om die reden hanteert het hof het liquidatietarief kanton, ook in hoger beroep. Gelet op het voorgaande bedraagt de vordering minder dan € 10.000 en bedraagt de vergoeding € 339,00 per punt. Het hof gaat voor de behandeling bij de rechtbank uit van twee punten (voor het indienen van de vordering en het toelichten van de vordering op zitting). Voor het hoger beroep gaat het hof uit van één punt (voor het toelichten van de vordering op zitting). Dit komt neer op drie punten á € 339,00, in totaal dus op € 1.017,00.. Ook voor deze kosten is verdachte samen met zijn medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63, 289 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn, met uitzondering van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 2 primair en in de zaak met parketnummer
08-952187-20 onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 2 en in de zaak met parketnummer 08-952187-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 2.000,00 (PL0600-2019437227-G2112370);
- een geldbedrag van € 805,00 (PL0600-2019437227-G2112423);
- een geldbedrag van € 900,00 (ONRAB19008-556642).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- drie telefoons (voorwerpnummers PL0600-ON1R019091_594609, PL0600-ON1R019091_594606 en PL0600-ON1R09091_594541).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-952617-19 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.063,33 (zesduizend drieënzestig euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 1.063,33 (duizend drieënzestig euro en drieëndertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 18.000,00 (achttienduizend euro) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
1.017,00 (duizend zeventien euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.063,33 (zesduizend drieënzestig euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 1.063,33 (duizend drieënzestig euro en drieëndertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 7 juni 2019.
Aldus gewezen door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. R.G.J. Welbergen en mr. T. Bertens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.R. Koster-Nieuwenhuis, griffier,
en op 26 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden. Deze processen-verbaal en schriftelijke bescheiden zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ZD 03 (Luik) met nummer PL0600-2020212428, dat werd gesloten op 16 mei 2020, opgemaakt door politie Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, doorgenummerd 1 tot en met 934.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 112-115.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 129 en 133.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 179.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 181 i.c.m. bijlage 2 op p. 183.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 230.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 231.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 216-217.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 539.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden. Deze processen-verbaal en schriftelijke bescheiden zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ZD 04 (Mexico) met nummer PL0600-2020212428, dat werd gesloten op 18 mei 2020, opgemaakt door politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, doorgenummerd 1 tot en met 1817.
11.Proces-verbaal van bevindingen p. 101.
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 599-600.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 604.
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 605.
15.Proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte/getuige 1] , p. 632.
16.Proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte/getuige 1] , p. 634.
17.Proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte/getuige 1] , p. 637.
18.Rapportage (voorbereidings)handelingen behorende bij de poging liquidatie op [slachtoffer] , p. 644.
19.Rapportage (voorbereidings)handelingen behorende bij de poging liquidatie op [slachtoffer] , p. 645.
20.Rapport Whatsapp-account [telefoonnummer] stuurt Whatsapp-account [telefoonnummer] aan: ‘weg met [alias] ’ en met ‘ [alias] naar dh’, p. 1030.
21.Rapport Whatsapp-account [telefoonnummer] stuurt Whatsapp-account [telefoonnummer] aan: ‘weg met [alias] ’ en met ‘ [alias] naar dh’, p. 1031.
22.Rapportage (voorbereidings)handelingen behorende bij de poging liquidatie op [slachtoffer] , p. 650.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1013.
24.Rapportage (voorbereidings)handelingen behorende bij de poging liquidatie op [slachtoffer] , p. 650.
25.Rapportage (voorbereidings)handelingen behorende bij de poging liquidatie op [slachtoffer] , p. 651.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] , p. 508.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] , p. 1181.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] , p. 1182.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] , p. 1183.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] , p. 1184.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] , p. 504.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] uit onderzoek Figuurzaag, digitaal verstrekt door de officier van justitie op 28 januari 2021, p. 250.
33.Een in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] met nummer [nummer] en gesloten op 6 augustus 2020 (het betreft het zevende verhoor van [medeverdachte/getuige 2] dat aanvankelijk geen onderdeel uitmaakte van dossier Mexico, maar in eerste aanleg los is gevoegd en afkomstig is uit onderzoek Figuurzaag, p. 253).
34.Een in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] met nummer [nummer] en gesloten op 6 augustus 2020 (het betreft het zevende verhoor van [medeverdachte/getuige 2] dat aanvankelijk geen onderdeel uitmaakte van dossier Mexico, maar in eerste aanleg los is gevoegd en afkomstig is uit onderzoek Figuurzaag, p. 254).
35.Rapportage (voorbereidings)handelingen behorende bij de poging liquidatie op [slachtoffer] , p. 652.
36.Rapportage (voorbereidings)handelingen behorende bij de poging liquidatie op [slachtoffer] , p. 653.
37.Rapportage (voorbereidings)handelingen behorende bij de poging liquidatie op [slachtoffer] , p. 654.
38.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] , p. 1219.
39.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] , p. 1220.
40.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Iphone beslagcode A.2.1.1, p. 201.
41.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Iphone beslagcode A.2.1.1, p. 213.
42.Een schriftelijk bescheid, te weten een extraction report Apple iPhone, p. 234.
43.Een schriftelijk bescheid, te weten een extraction report Apple iPhone, p. 237.
44.Een schriftelijk bescheid, te weten een extraction report Apple iPhone, p. 238.
45.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Iphone beslagcode A.2.1.1, p. 214.
46.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Iphone beslagcode A.2.1.1, p. 215.
47.Een schriftelijk bescheid, te weten een extraction report Apple iPhone, p. 258-263.
48.Proces-verbaal van bevindingen telefoon zoeking [locatie] , p. 163.
49.Een schriftelijk bescheid, te weten een lijst van inbeslaggenomen goederen, behorend bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 161.
50.Proces-verbaal van bevindingen gebruiker nr. [telefoonnummer] en [telefoonnummer] , p. 308.
51.Proces-verbaal van bevindingen veredeling van de naam [alias] , p. 316.
52.Proces-verbaal van bevindingen veredeling van de naam [alias] , p. 317.
53.Proces-verbaal van bevindingen veredeling van de naam [alias] , p. 318.
54.Proces-verbaal van bevindingen veredeling van de naam [alias] , p. 319.
55.Proces-verbaal van bevindingen veredeling “ [alias] ”/ [telefoonnummer] , p. 338.
56.Proces-verbaal van bevindingen veredeling “ [alias] ”/ [telefoonnummer] , p. 339.
57.Proces-verbaal van bevindingen veredeling “ [alias] ”/ [telefoonnummer] , p. 340.
58.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden. Deze processen-verbaal en schriftelijke bescheiden zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ZD 05 (Košice) met nummer PL0600-2020212428, dat werd gesloten op 27 maart 2020, opgemaakt door politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, doorgenummerd 1 tot en met 2008.
59.Een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen p. 2091-2146, in het bijzonder p. 2092, p. 2124-2125 en p. 2130-2133, als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ZD 01 (Karlsbad) met nummer PL0600-2020212428, dat werd gesloten op 18 mei 2020, opgemaakt door politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, doorgenummerd 1-6689.
60.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 12] , p. 830-833 icm de als bijlagen gevoegde namenlijst getoonde politiefoto’s en foto’s op p. 834, p. 841, p. 843 en p. 851.
61.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 12] , p. 855 en 856.
62.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 13] , p. 884-887 icm de als bijlage gevoegde fotobladen, pagina 889-891.
63.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1088-1105.
64.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] , p. 1506-1508.
65.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte/getuige 2] , p. 1565-1566.