ECLI:NL:GHARL:2025:1844

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
21-005402-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met geslaagd beroep op noodweerexces

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren voor poging tot zware mishandeling. Het hof heeft de verdachte echter ontslagen van alle rechtsvervolging op basis van een geslaagd beroep op noodweerexces. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 december 2022, waarbij de verdachte, na een aanranding door de aangever, een schroevendraaier heeft gebruikt om zichzelf te verdedigen. Het hof oordeelde dat de verdachte handelde uit een hevige gemoedsbeweging als gevolg van de aanranding, waardoor zijn handelen als verontschuldigbaar werd beschouwd. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005402-23
Uitspraak d.d.: 28 maart 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 20 november 2023 met parketnummer 16-334807-22 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de politierechter;
  • veroordeling van de verdachte voor het aan hem primair tenlastegelegde feit;
  • oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.M. Carabain-Klomp, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnis van 20 november 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte veroordeeld voor het aan hem primair ten laste gelegde tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 70 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis voorwaardelijk.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere beslissing komt dan de politierechter. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 23 december 2022 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 23 december 2022 te [plaats] , althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te steken en/of te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt en die zullen worden aangevuld wanneer tegen dit arrest cassatie wordt ingesteld, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 december 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een schroevendraaier, in/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestoken en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat verdachte uit noodweer zou hebben gehandeld. De raadsvrouw heeft hiertoe primair aangevoerd dat verdachte werd aangevallen door aangever en dat hij zijn eigen lijf verdedigde waarbij de verdediging proportioneel en noodzakelijk is geweest.
Subsidiair heeft de raadsvrouw ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat sprake was van noodweerexces. Het handelen van verdachte is het onmiddellijke gevolg geweest van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding door aangever.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer, dan wel noodweerexces niet slaagt, omdat de gedragingen van verdachte niet een verdedigend karakter hebben gehad. De verwondingen die bij aangever zijn vastgesteld, zouden hier niet bij passen. Voor het geval het hof wel van een wederrechtelijke aanranding zou uitgaan, was het door verdachte ingezette verdedigingsmiddel te zwaar vergeleken met de aanval door aangever. Daarbij komt dat uit het dossier niet blijkt van een hevige gemoedsbeweging bij verdachte ten tijde van zijn handelen.
Oordeel van het hof
Noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer in de zin van artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is in de eerste plaats vereist dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk was.
Uit de stukken die zich in het dossier bevinden en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof het volgende af. Verdachte was in de nacht van 22 op 23 december 2022 in zijn kamer in een van de bungalows van het asielzoekerscentrum in [plaats] . Aangever, die geen kamer in dezelfde bungalow als verdachte had, was op dat moment bij een vriend op bezoek in de (slaap)kamer tegenover die van verdachte. Aangever speelde daar hard muziek af midden in de nacht, rond 2 à 3 uur. Verdachte heeft vervolgens bij aangever aangeklopt om daar wat van te zeggen en te vragen of hij de muziek zachter wilde zetten. Daarnaast attendeerde hij aangever erop dat hij op dat tijdstip eigenlijk niet meer in de bungalow van een ander mocht zijn. Op het moment dat verdachte aan de deur stond van de kamer waar aangever zich bevond, heeft aangever om te beginnen verdachte bespuugd. Daarna heeft hij hem in zijn buik gestompt en geduwd. Verdachte is door de duw van aangever in zijn eigen kamer op de grond terechtgekomen. Op het moment dat verdachte op handen en knieën in zijn kamer zat en achterom keek richting de deur, zag hij dat aangever hem naderde. Daaropvolgend heeft verdachte een schroevendraaier gepakt en met een slaande beweging naar achteren geprobeerd aangever van zich af te houden. Met deze handeling heeft verdachte aangever met de schroevendraaier in het hoofd geraakt. Nadat verdachte opstond, pakte aangever hem van achteren vast, waarna verdachte en aangever met elkaar begonnen te vechten terwijl verdachte de schroevendraaier nog vast had. Een en ander heeft geleid tot betrekkelijk oppervlakkige verwondingen aan het hoofd van aangever. Gelet op de handelingen van aangever was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte
Onder de omstandigheden dat de kleine (slaap)kamer van verdachte één deur had en deze op dat moment werd geblokkeerd door aangever, zodat vluchten voor verdachte geen optie was, is het hof van oordeel dat de verdediging van verdachte tegen de aanranding door aangever noodzakelijk is geweest.
De vraag is echter of het steken en slaan met een schroevendraaier geboden was als noodzakelijke verdediging. Naar het oordeel van het hof staat onder de hierboven geschetste omstandigheden het handelen van verdachte niet in redelijke verhouding tot het stompen, duwen en vastpakken door aangever. Het hof is dan ook van oordeel dat de wijze van verdedigen disproportioneel is geweest.
Het beroep op noodweer wordt dan ook om die reden verworpen.
Noodweerexces
Het hof stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweerexces sprake moet zijn van een verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging. Daarvan kan sprake zijn indien de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof af dat sprake is geweest van een voortdurende aanranding. Nadat verdachte in zijn kamer was terechtgekomen, is de aanranding door aangever niet opgehouden.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij bang was dat aangever – die een stuk groter en ouder was dan hij - hem na de stomp en duw opnieuw zou aanvallen. Uit angst opnieuw aangevallen te worden, heeft verdachte de schroevendraaier gepakt en daarmee stekende bewegingen gemaakt richting zijn aanvaller. Toen aangever verdachte daarna van achteren vastpakte, zijn zij gaan vechten, waarbij verdachte de schroevendraaier nog vast had. Naar het oordeel van het hof is voldoende aannemelijk geworden dat verdachtes handelen het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door het daaraan voorafgaande handelen van aangever.
Gelet op het vorenstaande komt het hof tot het oordeel dat het bewezenverklaarde handelen van verdachte verontschuldigbaar is.
Verdachte is daarom ten aanzien van het primair bewezenverklaarde niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaartde verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. R. Godthelp, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Dijkman, griffier,
en op 28 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.