In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is schuldig bevonden aan zware mishandeling van een agent, wederspannigheid, opzettelijke belemmering van de werkzaamheden van agenten en belediging van agenten tijdens de jaarwisseling van 2021-2022. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Het hof oordeelt dat deze straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en legt een gevangenisstraf op van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte heeft zich tijdens de incidenten schuldig gemaakt aan ernstige geweldsdelicten tegen de agenten, wat heeft geleid tot een grove inbreuk op hun lichamelijke integriteit. Het hof heeft ook rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn in de procedure en de omstandigheden van de verdachte, maar oordeelt dat de op te leggen straf passend is gezien de ernst van de feiten. De benadeelde partijen hebben zich opnieuw gevoegd in het hoger beroep, en het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank over hun vorderingen tot schadevergoeding.