In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2003, was eerder veroordeeld voor eenvoudige mishandeling van een transgender slachtoffer tijdens een uitgaansavond. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, en had een schadevergoeding van € 500,- toegewezen aan de benadeelde partij. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting op 18 maart 2025 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal een strafverhoging heeft gevorderd, rekening houdend met het discriminatoire karakter van de geweldshandelingen. De verdediging betoogde dat de mishandeling voortkwam uit een reeks irritaties en vroeg om een straf die overeenkwam met de duur van het voorarrest. Het hof oordeelde dat de politierechter op juiste gronden had beslist, maar kwam tot een andere beslissing met betrekking tot de opgelegde straf. Het hof legde een taakstraf van tachtig uren op, subsidiair veertig dagen hechtenis, en bevestigde de toewijzing van de schadevergoeding. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, en dat het discriminatoire karakter van de geweldshandelingen zwaar meeweegt in de strafoplegging. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd ook toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.