ECLI:NL:GHARL:2025:1947

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
21-004443-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en woningaanslag in Hedel

In deze strafzaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een verdachte die betrokken was bij een langdurige poging tot afpersing van een fruitbedrijf in Hedel, waarbij ook woningaanslagen plaatsvonden. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot uitlokking van brandstichting en moord. Het hof oordeelde dat de verdachte, terwijl hij gedetineerd was, instructies gaf aan medeverdachten om een aanslag te plegen op een woning. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met een betalingsverplichting voor schadevergoeding aan de slachtoffers. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging. De zaak is complex door de betrokkenheid van meerdere verdachten en de ernstige aard van de misdrijven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004443-23
Uitspraak d.d.: 4 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep,
ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem,
van 27 september 2023 met parketnummer 05/780004-22 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 2002,
wonende op het adres [adres] , [postcode] in [plaats] .
Het hoger beroep
Verdachte (hierna ook te noemen: [verdachte] ) heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 november 2024, 21 februari 2025 en 27 maart 2025 (tijdens welke zitting het onderzoek is gesloten) en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Splinter naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen namens de benadeelde partijen [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 9] .
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld - kort gezegd - voor het medeplegen van een poging tot opzettelijke uitlokking van opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is, door beloften en door het verschaffen van inlichtingen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen verklaard.
Het hof zal het vonnis vernietigen omdat het hof tot een andere bewezenverklaring, een andere strafoplegging en een andere beslissing op de vordering van de benadeelde partijen komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

1.Verkorte inhoud van de tenlastelegging

De volledige tenlastelegging is als
bijlageopgenomen en aan dit arrest gehecht. Het hof volstaat hier met de korte vermelding wat verdachte wordt verweten
(na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep):
Betrokkenheid bij een mislukte aanslag op een woning aan de [adres 9] in Kerkdriel op 2 mei 2021, ten laste gelegd als medeplegen van een mislukte uitlokking van één of meer anderen tot het plegen van moord/doodslag/zware mishandeling (met voorbedachten rade) en/of het teweegbrengen van een ontploffing/brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

2.Bewijsoverwegingen

2.1.
Standpunt van het OM
Het openbaar ministerie heeft het standpunt ingenomen dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] een poging heeft gedaan om [naam 16] , in elk geval een ander, uit te lokken tot brandstichting of het teweegbrengen van een ontploffing en tot moord.
2.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat het hof verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde, (kort gezegd) omdat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op het uitlokken van een woningaanslag.
2.3.
Oordeel van het hof [1]
2.3.1. 2
2 mei 2021: incident in Kerkdriel
Op 2 mei 2021 heeft zich ’s nachts een incident voorgedaan bij de woning van aangever [benadeelde partij 8] op het adres [adres 9] in Kerkdriel. De aangever heeft op camerabeelden waargenomen dat omstreeks 01.22 uur een man iets tegen de muur bij de voordeur gooide en dat omstreeks 01.25 uur diezelfde man iets gooide tegen een woningraam. Dat laatste heeft geleid tot krassen op dat raam. [2] De politie heeft op camerabeelden van aangever [benadeelde partij 8] waargenomen dat op 2 mei 2021 omstreeks 01.22 uur een man iets tegen de muur boven de deur gooide en dat daarbij een klap hoorbaar was. Nadat de man was weggerend, gooide om 01.25 uur een man met hetzelfde signalement iets naar de woning. [3]
[naam 16] heeft verklaard dat hij de persoon is die zichtbaar is op de camerabeelden en dat hij kiezelstenen naar de woning heeft gegooid. Hij was door [verdachte] gebeld met het oog op dat incident. [verdachte] zat op dat moment vast. [verdachte] had [naam 16] voor de aanslag een geldbedrag beloofd. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het adres aan [adres 9] , waarover onderzoek Panter 3 gaat, heeft verstrekt aan [verdachte] met het verzoek daar (kort gezegd) een aanslag te plegen. [5]
[verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] waren in de periode van 11 maart 2021 tot 23 september 2021 allebei gedetineerd in [P.I.] , [locatie] . [6]
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem een stukje papier gaf waarop hij van [medeverdachte 1] het adres [adres 9] moest noteren. Van [medeverdachte 1] moest daar chaos worden gemaakt. Het raam moest kapot en er moest iets naar binnen. [verdachte] heeft daarvoor [naam 17] (het hof begrijpt: [naam 17] ) benaderd. [7]
[naam 17] heeft verklaard dat hij met [verdachte] heeft gesproken over het plegen van een aanslag op het adres [adres 9] in Kerkdriel. [8]
2.3.2.
Tussenconclusie
Op basis van het voorgaande komt het hof tot de volgende tussenconclusie. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in [P.I.] medegedetineerde [verdachte] benaderd om een aanslag te laten plegen op het adres [adres 9] in Kerkdriel. [verdachte] heeft vervolgens naar aanleiding van die opdracht onder meer gesproken met [naam 17] en [naam 16] . Eén van de voorliggende vragen is tot welk misdrijf of tot welke misdrijven [verdachte] geprobeerd heeft [naam 17] en/of [naam 16] uit te lokken. Bij de beantwoording van die vraag heeft het hof onder meer gelet op onderstaande (fragmenten van) telefoongesprekken die [verdachte] vanuit [P.I.] heeft gevoerd met [naam 17] en [naam 16] .
2.3.3.
Telefoongesprekken
[naam 17] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 28] ( [telefoonnummer 28] ). [9]
20 april 2021: gesprek tussen [verdachte] en [naam 17] ( [telefoonnummer 28] ) [10]
[verdachte]
:
er is een (1) adje (= adres)
(...)
daar moet gewoon wat gebeuren broer, boei boeit niet wat
(...)
Broer als je deze torie doet broer, broer weet je wat uh niffo echt gewoon lype (= super / gave / te gekke) pap [het hof begrijpt: geld] wholla (= ik zweer het je) broer of stuur iemand broer er komt lype pap, ik zweer het je broer
[naam 17]
:
wat moet ik dan doen dan
[verdachte]
:
(...) zo’n torie naar binnen gooien broer (...)
of je stuurt een soldaat
(...)
als deze torie lukt, er zijn zo’n 12 andere tories die moeten eh lukken, ik ga een boy naar je sturen, hij gaat jou pap brengen
(...)
ik zeg tegen hem die eerste uh die eerste krijgt ie soort van van mij
(...)
pak gewoon uh zeg maar wat je wil pakken je weet toch en daarna eh als ik eh als ik free ben of eh als ik hier nog zit, er zijn nog 12 andere torrie's en daar krijg je 5 of hoger per torie voor
(...)
broer je hoeft niet iets faja (= erg/moeilijk) of zo je kan gewoon, broer die uh “splash” die window, gooi eh gooi iets naar binnen je weet toch
21 april 2021: gesprek tussen [verdachte] en [naam 17] ( [telefoonnummer 28] ) [11]
[verdachte]
:
he ik heb die Atje/Adje [het hof begrijpt: adres]
[naam 17]
:
ja geef me die Atje/Adje
(...)
[verdachte]
:
[letter]
[naam 17]
:
[letter]
[verdachte]
:
(...) je hebt toch ruzie met twee boys?
[naam 17]
:
Ja
[verdachte]
:
Je hebt met (...) die werkt bij (...) heb je ruzie, maar je hebt ook die andere boy
[naam 17]
:
Ja
[verdachte]
:
(...) die andere boy, de eerste letter maar dan twee keer, zeg maar zijn voorletter twee keer, dus [letter] en dan twee keer
(...)
[naam 17]
:
Ja ik heb, oke
[verdachte]
:
En dan eeh [letter]
(...)
En dan (...) [letter]
[naam 17]
:
Ja
[verdachte]
:
[letter]
[naam 17]
:
[letter]
[verdachte]
:
[letter]
[naam 17]
:
[letter]
[verdachte]
:
(...) hoe oud ben jij?
[naam 17]
:
Ikke?
[verdachte]
:
(...) dat weet je toch?
[naam 17]
:
ja
[verdachte]
:
Nou dat is die nummer
22 april 2021: gesprek tussen [verdachte] en [naam 17] ( [telefoonnummer 28] ) [12]
[naam 17] vertelt over [bijnaam] [fonetisch] (...)
(...)
[verdachte]
:
zegt tegen die [bijnaam] , niffo, zeg tegen hem weet je zeker, heb je alles loeso [fonetisch, =weg]?
[naam 17]
:
ik heb hem zelf gesproken, hij komt vandaag langs
[verdachte]
:
broer, niffo, overal kan microfoon zijn (...)
[naam 17]
:
kanker faya [=heet] man, maar ik ga die torie wel met hem doen man
[verdachte]
:
he?
[naam 17]
:
ik ga die torie met hem doen
[verdachte]
:
die torie is echt gewoon noodzaak, echt noodzaak anders ben ik echt geneukt he niffo
(...)
[naam 17]
:
maar faka [=wat dan] is deze [fonetisch] osso [=huis] (...)
[verdachte]
:
(...) maar niffo ga geen domme dingen doen he neffo, telly’s [= telefoons] mattie uit, snap je wat ik bedoel of niet?
[naam 17]
:
oke
[verdachte]
:
neffo, die torie heeft echt snelheid nodig
(...)
[naam 17]
:
ik probeer deze uh, he [naam 16] weet ervan. (...) als [bijnaam] [fonetisch] met hem meegaat, gaat hij mee
24 april 2021: gesprek tussen [verdachte] en [naam 17] ( [telefoonnummer 28] ) [13]
[verdachte] zegt dat die tori sowieso snel moet
[verdachte]
:
(...) kijk, het beste is: splash je die tori. En dan pas gooi je die ding. Snap je?
[naam 17]
:
ja, oke is goed
[verdachte]
:
of plak hem aan een/iets van een tori (...)
[naam 17]
:
een/zo’n muur. Gewoon na/naast die (...) raam
[verdachte]
:
nee, nee, plak hem aan (...) bij cobra
[naam 17]
:
die baksteen?
[verdachte]
:
(...) je weet toch, benzine
[naam 17]
:
ah, ja toch, ja toch
[verdachte]
:
Snap je? Plak hem aan een kleine liter of zo. Nou splash die tori, en gooi of plak hem tegen die window
[naam 17] zegt dat hij gaat kijken waar hij zulke tori’s kan halen
[verdachte] zegt dat die tori echt voor dinsdag, woensdag moet
(...)
[naam 17] zegt dat het goedkomt en dat hij het voor maandag gaat regelen
25 april 2021: gesprek tussen [verdachte] en [naam 17] ( [telefoonnummer 28] ) [14]
[verdachte]
:
Broer is het zeker he?
[naam 17]
:
100% geloof me
[verdachte]
:
Niffo jullie moeten snel snel loezoe he! [snel weggaan/vertrekken]
[naam 17]
:
Ja komt goed, waggie [auto] is al geregeld alles
[verdachte]
:
En wat gaat he met wat gaan jullie?
[naam 17]
:
Met waggie
[verdachte]
:
Is goed! Soldaten echt soldaten matti! Gelijk loezoe. Heb je de torry’s al geregeld?
[naam 17]
:
Ja eh [naam 16] heeft een waggie geregeld en die andere torry wordt deze avond geregeld.
[verdachte]
:
Broer alstublieft regel die torry snel! Niffo en gelijk loezoe. Maar wie gaat blazen?
[naam 17]
:
Ehhhh ik of [naam 16] man of [naam 19]
(...)
[verdachte]
:
je weet die adje?
[naam 17]
:
Ja ja
(...)
[verdachte]
:
Wat is de laatste letter?
(...)
[naam 17]
:
[letter]
[verdachte]
:
Ja en dan zeg maar die een na laatste letter?
(...)
[naam 17]
:
[letter]
[verdachte]
:
Ja toch (...). En die stad zeg maar met welke letter begint het?
(...)
Met welke letter begint die stad? of plaats je weet toch
(...)
[naam 17]
:
K
[verdachte]
:
Ja toch oké is goed soldaat
[naam 17]
:
Ja toch en laatste letter [letter]
[verdachte]
:
Ja
(...)
[naam 17]
:
Is goed in ieder geval morgen
[verdachte]
:
In ieder geval eh ja man soldaten man! He RUWEN [=geweld gebruiken / chaos veroorzaken] HE! SPLANSHA (Klappen geven) en dan naar binnen!
[naam 17]
:
Ja toch
[verdachte]
:
Broer dat moet! Anders gaat niks opleveren! Anders gaat ie [het hof begrijpt: niet] eens bang worden snap je
(...)
[naam 17]
:
Of alleen RUWEN binnen in de OSSO [geweld gebruiken/chaos creëren binnen het huis]
[verdachte]
:
Broer Splanstha (klap) in die window, die raam
(...)
en dan gooi die torry naar binnen
[naam 17]
:
Oké is goed
(...)
[verdachte]
:
Gewoon met die torry’s BAM!!
[naam 17]
:
Ja, is goed
[verdachte]
:
Gewoon boeit mij niet (...) als die torry’s van hem helemaal loezo [weggeblazen] als die OSSO van hun loezoe boeit mij niet wollah
27 april 2021: gesprek tussen [verdachte] en [naam 17] ( [telefoonnummer 28] ) [15]
[naam 17]
:
ik heb ook [naam 16] zijn nummer. [naam 16] wou ook met jou
[verdachte]
:
ja
(...)
[naam 17]
:
[naam 16] zijn nummer is [telefoonnummer 30]
(...)
[verdachte]
:
iemand moet gewoon die Torry doen man
[naam 17]
:
ja ik ga hem gelijk bellen
(...)
[verdachte]
:
gewoon die Torry broer met die benzine broer dan (...) ergens bel aan DOEK! LOEZOE!! He weet je die benzine?
[naam 17]
:
J
[verdachte]
:
Die moet je mixen met Dreft
[naam 17]
:
Oké is goed ja toch
[verdachte]
:
Weet je waarom?
[naam 17]
:
Waarom?
[verdachte]
:
Die TORRY gaat branden a broer DNA en zo LOEZOE [wordt vernietigd]
[naam 17]
:
Gaat LOEZOE! ja ja ja
(...)
ik ga hem gelijk zeggen ja
30 april 2021: gesprek tussen [verdachte] en [naam 17] ( [telefoonnummer 28] ) [16]
[verdachte]
:
broer maar het moet vandaag he (...)
(...)
broer maar hij moet vandaag gaan he (...)
(...)
zeg tegen hem die ding moet vandaag (...)
[naam 17]
:
Hij zegt gewoon MOLO toch? Is goed genoeg toch?
[verdachte]
:
Wat wat gewoon MOLO?
[naam 17]
:
Ja is gewoon genoeg toch?
[verdachte]
:
Ja ja ja maar het beste is als die (...) ding splashja toch?
[naam 17]
:
Ja (...) die ding
[verdachte]
:
Ja toch en daarna binnen toch
1 mei 2021: [verdachte] belde [naam 16] ( [telefoonnummer 30] ) [17]
[verdachte]
:
Broer, je weet die torry van mij toch? Je weet toch?
[naam 16]
:
Ja toch
(...)
[verdachte]
:
je wou DRIE (3) toch?
[naam 16]
:
Ja
[verdachte]
:
Alsjeblieft, zorg dat het vandaag, broer want ik hoor dinsdag mijn besluit a niffo. Want nu gaan ze tegen mij zegen: “Sinds jij binnen bent, er gebeurt niks” Snap je wat ik bedoel
[naam 16]
:
hm oke
[verdachte]
:
dus die ding moet gebeuren
(...)
regel dat ding vandaag a mati, dan dinsdag, dinsdag...
(...)
[verdachte]
:
Zorg dat ie vanavond wordt gefikst a broer. Je kan jouw ding ophalen bij [naam 17] en dan ga ik die iemand fiksen
Het hof leidt uit het voorgaande het volgende af.
Op 20 april 2021 zei [verdachte] tegen [naam 17] dat er een adres was en dat daar iets moest gebeuren, met daarbij aan [naam 17] het verzoek dat uit te voeren in ruil voor geld (‘pap’). Op 21 april 2021 verstrekte [verdachte] het adres ( [adres 9] ) aan [naam 17] . Tijdens verschillende gesprekken in de periode van 20 tot en met 30 april 2021 bespraken [verdachte] en [naam 17] wat [verdachte] wilde dat op dat adres zou gebeuren. [verdachte] sprak daarbij over het doen breken (‘splash’) van een raam (‘window’) en vervolgens iets naar binnen gooien. Daarbij sprak [verdachte] in verschillende gesprekken over het gebruik van een explosief (‘cobra’) of een brandbare stof (benzine). Toen [naam 17] het gebruik van een molotovcocktail (‘molo’) voorstelde, reageerde [verdachte] instemmend en voegde [verdachte] daaraan toe dat het het beste is als ‘die ding splashja’ (het hof begrijpt: de ruit wordt ingegooid) en ‘daarna binnen’ (het hof begrijpt: daarna de molotovcocktail naar binnen wordt gegooid). Daarbij zei [verdachte] op 25 april 2021 tegen [naam 17] dat het hem ( [verdachte] ) niet boeide als het huis (‘osso’) ‘loezoe’. Het hof begrijpt dat dit in de gegeven context betekende dat het [verdachte] niet uitmaakte of de aanslag zou leiden tot verwoesting van de woning.
[verdachte] heeft aanvankelijk [naam 17] benaderd om de opdracht van [medeverdachte 1] uit te voeren. Tijdens het gesprek van 22 april 2021 noemde [naam 17] dat ‘ [naam 16] ’ ( [naam 16] ) mogelijk mee zou gaan, waarbij het toen nog de insteek was dat [naam 17] en [naam 16] beiden zouden deelnemen aan de uitvoering. In het gesprek van 27 april 2021 verstrekte [naam 17] aan [verdachte] het telefoonnummer van [naam 16] . In het gesprek van 30 april 2021 tussen [verdachte] en [naam 17] zei [verdachte] dat ‘hij’, een derde dus, vandaag moet gaan. Het hof leidt daaruit af dat het op dat moment de insteek was dat [naam 16] de aanslag zou plegen. Op 1 mei 2021 nam [verdachte] telefonisch contact op met [naam 16] . In dat gesprek benadrukte [verdachte] dat het die dag moest gebeuren. Ook werd gesproken over de financiële beloning voor [naam 16] voor het plegen van de aanslag (‘Je wou drie, toch?’). In dat gesprek werd niet gesproken over de wijze van uitvoering, terwijl niet is gebleken van verder contact tussen [verdachte] en [naam 16] voorafgaand aan het incident van 2 mei 2021. Het hof leidt hieruit af dat ( [verdachte] ervan uitging dat) [naam 16] over de wijze van uitvoering was geïnstrueerd door [naam 17] .
2.3.4.
Rol [verdachte]
Op basis van het voorgaande concludeert het hof dat [verdachte] een poging heeft gedaan om [naam 17] en [naam 16] te bewegen tot het plegen een aanslag op het adres [adres 9] in Kerkdriel. Om hen tot die woningaanslag te bewegen, heeft [verdachte] onder meer het adres verstrekt waar de aanslag moest plaatsvinden en hen een financiële beloning in het vooruitzicht gesteld voor het uitvoeren van de aanslag. Daarnaast heeft [verdachte] aan [naam 17] instructies gegeven over de wijze waarop de aanslag moest worden uitgevoerd en ging [verdachte] ervan uit dat [naam 17] instructies doorgaf aan [naam 16] .
Samenwerking met [medeverdachte 1] en [naam 17] (medeplegen)
Het hof concludeert dat verdachte bij de poging om een woningaanslag uit te lokken nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] . Daarbij was [medeverdachte 1] de initiatiefnemer van de aanslag en de wijze waarop die diende plaats te vinden en had [medeverdachte 1] aan verdachte het adres verstrekt met de opdracht daar de aanslag te plegen. De bijdrage van verdachte bestond eruit dat hij één of meer mensen kende die bereid zouden zijn de aanslag te plegen en die hij vanuit de PI kon benaderen en aansturen.
Voor zover de poging tot uitlokking van een woningaanslag erop gericht was dat die zou worden gepleegd door [naam 16] heeft verdachte daarbij nauw en bewust samengewerkt met [naam 17] . Verdachte ontving van [naam 17] het telefoonnummer van [naam 16] en [naam 17] heeft het adres van de aanslag doorgegeven aan [naam 16] .
Poging tot uitlokking van een misdrijf
De opdracht van [verdachte] strekte ertoe dat een woningraam zou worden ingegooid en dat vervolgens een explosief (‘cobra’) of een brandend voorwerp (‘benzine’, molotovcocktail) in de woning zou worden gegooid. Naar het oordeel van het hof is daarmee gepoogd om anderen te bewegen tot het begaan van een brandstichting of het teweegbrengen van een ontploffing waarvan gemeen voor goederen te duchten was. Daarnaast geldt voor een dergelijke woningaanslag dat daarin de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid besloten ligt dat de aanslag leidt tot een woningbrand of andersoortige levensgevaarlijke situatie met een dodelijke afloop voor de personen die op dat moment in die woning aanwezig zijn. Naar het oordeel van het hof is dit ook algemeen bekend, wat meebrengt dat (het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat) [verdachte] zich ervan bewust is geweest dat hij [naam 17] en [naam 16] probeerde te bewegen tot een woningaanslag die zou leiden tot een aanmerkelijke kans op het overlijden van de personen die (mogelijk) in die woning aanwezig zouden zijn. Dit besef heeft [verdachte] niet weerhouden van de poging om de woningaanslag uit te lokken. Daar komt bij dat [verdachte] tegen [naam 17] heeft gezegd dat het hem niet boeit als het huis ‘loezoe’ (het hof begrijpt: verwoest wordt). Het hof leidt uit deze uitspraak af dat [verdachte] er rekening mee hield dat de beoogde woningaanslag verstrekkende gevolgen zou hebben en dat die gevolgen voor [verdachte] geen reden vormden om van (de poging tot uitlokking van) die woningaanslag af te zien. Op basis van het voorgaande concludeert het hof dat [verdachte] bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard op het overlijden van de mensen die (eventueel) in die woning aanwezig zouden zijn. Daarmee is naar het oordeel van het hof sprake van medeplegen van opzettelijke uitlokking van medeplegen van opzettelijk brandstichten of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
In het voorgaande ligt verder besloten dat is geprobeerd een woningaanslag uit te lokken die naar het oordeel van het hof tevens kan worden aangemerkt als een (poging tot) moord, begaan tegen de personen die op dat moment in die woning aanwezig waren. Het hof leidt uit het voorgaande namelijk af dat ook is gehandeld met voorbedachte raad. Zowel de uitlokkers als de beoogde uitvoerders hadden immers de gelegenheid om na te denken over de betekenis en de gevolgen van de beoogde woningaanslag en om zich daarvan rekenschap te geven.
Verweer tot vrijspraak (geen opzet op aanslag)
De raadsvrouw heeft bepleit dat het hof verdachte zal vrijspreken, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet had op het uitlokken van een woningaanslag. Verdachte had voor de uitvoering van de opdracht van [medeverdachte 1] namelijk mensen benaderd van wie verdachte wist dat zij geen aanslag zouden plegen, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. De weergegeven telefoongesprekken tussen verdachte en [naam 17] en [naam 16] bieden geen enkel aanknopingspunt om aan te nemen dat verdachte ervan uitging dat [naam 17] en [naam 16] geen uitvoering zouden geven aan de opdracht die verdachte hen gaf. Verdachte heeft er bij hen herhaaldelijk op aangedrongen een aanslag te plegen op het opgegeven adres. Daar komt bij dat het hof uit die gesprekken afleidt dat verdachte (onder meer) een financieel motief had voor het uitvoeren van de opdracht van [medeverdachte 1] . Verdachte voerde de eerste aanslag uit zonder dat daar een directe beloning tegenover stond, omdat verdachte ervan uitging dat daarna nieuwe opdrachten zouden volgen waarvoor verdachte betaald zou worden (‘als deze torie lukt, er zijn zo’n 12 andere tories die moeten eh lukken’, ‘ik zeg tegen hem die eerste uh die eerste krijgt ie soort van van mij’, ‘er zijn nog 12 andere torrie's en daar krijg je 5 of hoger per torie voor’). Gelet op dat financiële motief van verdachte ligt het niet voor de hand dat hij ervan uitging dat geen aanslag zou worden gepleegd, omdat het voor de hand ligt dat hij in dat geval geen nieuwe opdrachten zou krijgen van [medeverdachte 1] .
Op basis van vorenstaande acht het hof zonder meer bewezen dat verdachte opzet had op het uitlokken van de woningaanslag.

3.Bewezenverklaring

Door de hiervoor genoemde wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 april 2021 tot en met 2 mei 2021
in de gemeente Rotterdam
en/of elders in Nederland
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
en/of alleen[naam 17] en
/of[naam 16]
en/of [naam 24] en/of één of meer andere perso(o)n(en)door
giften,beloften
, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleidingendoor het verschaffen van
gelegenheid, middelen ofinlichtingen te bewegen om
één of meermisdrijven
/misdrijf, te weten: moord
en/of doodslag en/of zware mishandeling met voorbedachten rade (op
/vande bewoner(s) van een woning aan [adres 9] te Kerkdriel
)en
/ofopzettelijke brandstichting en/of opzettelijk een ontploffing teweegbrengen
in verenigingin een woning (perceel [adres 9] te Kerkdriel) met gemeen gevaar voor goederen en
/ofmet levensgevaar voor de bewoner(s)
en/of een of meer andere perso(o)n(en)te duchten
(artt. 289, 287, 303, 157 Wetboek van Strafrecht),te begaan, opzettelijk
‒ het adres “ [adres 9] ” en/of “Kerkdriel” aan die [naam 16]
en/of aan die [naam 24] en/of aan die perso(o)n(en)heeft
/hebbendoorgegeven of heeft
/hebbenlaten doorgeven
, dan wel ter beschikking heeft/hebben gesteld of heeft/hebben laten stellenen/of

(een
)geldbedrag
(en)aan die [naam 16]
en/of aan die [naam 24] en/of aan die perso(o)n(en)als beloning voor het plegen van voornoemd
(e
)misdrijven
/misdrijfin het vooruitzicht heeft
/hebbengesteld of heeft
/hebbenlaten stellen en
/of
‒ die [naam 16]
en/of die [naam 24] en/of die perso(o)n(en) heeft/hebben bevolen of laten bevelen, althansop dwingende wijze
heeft/hebben gezegd of laten zeggen dit feit te plegen en/of
‒ instructies
te geven/heeft gegeven of laten geven aan die [naam 16]
en/of aan die [naam 24] en/of aan die perso(o)n(en)over hoe dit feit uitgevoerd zou moeten worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf, te weten de uitlokking, niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

4.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van poging om een ander door beloften en door het verschaffen van inlichtingen te bewegen tot het begaan van moord
en
medeplegen van poging om een ander door beloften en door het verschaffen van inlichtingen te bewegen tot het begaan van opzettelijk brandstichten of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.Strafbaarheid van verdachte

Voor het geval het hof tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw bepleit dat het hof verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging. Ter onderbouwing daarvan is aangevoerd (kort gezegd) dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan in een situatie van psychische overmacht, namelijk onder druk van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Het hof verwerpt dit verweer en onderbouwt dit als volgt.
Om een beroep op psychische overmacht te doen slagen dient aannemelijk te worden dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan onder invloed van een van buiten komende drang waaraan hij redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Verdachte is als 18-jarige in een penitentiaire inrichting voor volwassenen benaderd door een aanzienlijk oudere medegedetineerde ( [medeverdachte 1] ) met de opdracht om een woningaanslag te laten plegen. Hoewel het hof het voorstelbaar acht dat verdachte zich door [medeverdachte 1] onder druk gezet heeft gevoeld, acht het hof niet aannemelijk geworden dat die druk voor verdachte de enige reden is geweest om het bewezenverklaarde te begaan. Verdachte heeft namelijk in telefoongesprekken met [naam 17] uitlatingen gedaan die erop duiden dat verdachte (ook) uit was op de financiële beloning die hij zou krijgen voor vervolgopdrachten die hij zou krijgen van [medeverdachte 1] (‘er komt lijpe pap’, ‘die eerste krijgt ie soort van van mij’ en ‘er zijn nog twaalf andere tories en daar krijg je vijf of hoger per torie voor’). Ook de wijze waarop verdachte aan [naam 17] en [naam 16] instructies gaf over de te plegen aanslag – verdachte deed onder meer een uitlating met de strekking dat het hem niet boeide als het huis van de slachtoffers door de aanslag zou worden verwoest (‘als die osso van hun loezoe boeit mij niet’) – is naar het oordeel van het hof niet goed te rijmen met de stelling dat het bewezenverklaarde volledig of in overwegende mate was ingegeven door angst voor [medeverdachte 1] . Daarnaast is het zo dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat de druk die verdachte mogelijk voelde, zodanig was dat hij daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon bieden, laat staan dat die zodanig was dat hij daar ook geen weerstand aan hoefde te bieden.
Concluderend acht het hof niet aannemelijk geworden dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan in een situatie van psychische overmacht.
Nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn, verklaart het hof verdachte strafbaar.

6.Oplegging van straf

Straf opgelegd door de rechtbank
De rechtbank Gelderland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft die straf opgelegd op basis van een andere bewezenverklaring dan waartoe het hof is gekomen. Anders dan het hof heeft de rechtbank het bewezenverklaarde niet mede aangemerkt als (medeplegen van) een poging tot uitlokking van moord.
Vordering van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. Daarbij heeft het openbaar ministerie verzocht dat het hof zal bevelen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval het hof toekomt aan het opleggen van een straf, bepleit dat een straf wordt opgelegd die meebrengt dat verdachte niet opnieuw detentie hoeft te ondergaan. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsvrouw onder meer gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de rol van verdachte in het gezin waar hij deel van uitmaakt. Verdachte is de enige man in een huishouden waar zowel zijn moeder als een van zijn zusjes ziek is, en verdachte ondersteunt zijn moeder bij het huishouden. Ook heeft de raadsvrouw gewezen op de bezigheden van verdachte wat betreft studie en werk.
Oordeel van het hof
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de gepleegde misdrijven en de omstandigheden waaronder die misdrijven zijn begaan en vindt daarin de redenen voor het opleggen van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Verder heeft het hof onder meer gelet op de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Verdachte heeft, terwijl hij zich nota bene in voorlopige hechtenis voor een ander strafbaar feit bevond, geprobeerd bekenden op vrije voeten een woningaanslag te laten plegen. Het ging om een aanslag bij mensen die hij niet kende. Hij gaf de beoogde uitvoerders de opdracht daar een woningraam in te gooien en vervolgens een explosief of een brandend voorwerp in de woning te gooien. Daarbij heeft verdachte aanvaard dat het een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid was dat die woningaanslag fatale gevolgen zou hebben voor de bewoners. De opdracht van verdachte heeft ook daadwerkelijk geleid tot een incident bij de desbetreffende woning, maar doordat de uitvoerder is afgeweken van verdachtes opdracht en ‘slechts’ kiezelstenen tegen de woningruit heeft gegooid, is de materiële schade voor de bewoners beperkt gebleven. Dit is echter niet aan verdachte te danken.
Het bewezenverklaarde hangt samen met een reeks woningaanslagen die verband houdt met de langdurige poging tot afpersing van (de directie van) [fruitbedrijf] (hierna: [fruitbedrijf] of [fruitbedrijf] ). In de regio waarin de woningaanslagen plaatsvonden, kort gezegd de Bommelerwaard en omliggende plaatsen, hebben die aanslagen gezorgd voor veel angst bij een grote groep mensen. De meeste aanslagen vonden plaats op adressen die voorkomen op een personeelslijst met honderden adressen van (voormalige) werknemers van [fruitbedrijf] . Daardoor was iedereen die woonde op een adres dat voorkomt op de personeelslijst een potentieel doelwit van een eventuele volgende aanslag. Ook bij het bewezenverklaarde was het beoogde doelwit een adres op die personeelslijst.
Verdachte was niet de initiatiefnemer van de woningaanslag die hij heeft geprobeerd uit te lokken. Hij was gedetineerd op dezelfde plek als de afperser van [fruitbedrijf] en is daar door die afperser benaderd om ervoor te zorgen dat (nieuwe) woningaanslagen zouden worden gepleegd. Door daarop in te gaan en het bewezenverklaarde te begaan, heeft verdachte een zeer kwalijke bijdrage geleverd aan een reeks woningaanslagen die het veiligheidsgevoel in de geteisterde regio ernstig heeft aangetast. Dat verdachte niet betrokken is geweest bij de eerdere woningaanslagen laat onverlet dat die voorgeschiedenis een verzwarend effect heeft gehad op de impact van het incident waarbij verdachte wel betrokken is geweest.
Strafblad
Het hof heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 oktober 2024. Dat bevat geen aantekeningen die invloed hebben op de straf die het hof oplegt.
Conclusie
Alles overziende, veroordeelt het hof verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, met aftrek van de duur van het voorarrest. Naar het oordeel van het hof zou met de straf zoals opgelegd door de rechtbank, laat staan met een staf zoals door de raadsvrouw bepleit, geen recht worden gedaan aan de ernst van het door het hof bewezenverklaarde.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen een penitentiaire inrichting, tot het moment waarop de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling (als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv aan de orde is.
Opheffing schorsing voorlopige hechtenis
Het hof beveelt de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Verdachte wordt voor een ernstig misdrijf veroordeeld tot een gevangenisstraf van een (aanzienlijk) langere duur dan de tijd die verdachte in een eerder stadium van dit strafproces heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. Het hof verbindt hieraan de conclusie dat het strafvorderlijk belang bij onmiddellijke hervatting van de voorlopige hechtenis thans van meer gewicht is dan het belang van verdachte bij het in vrijheid mogen afwachten van de aanvang van de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Slotsom
Het hof legt verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van drie jaar, met aftrek van de duur van het voorarrest. Verder beveelt het hof dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 9]

De heer [benadeelde partij 8] en mevrouw [benadeelde partij 9] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Zij vorderen € 4.000,- per persoon aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente, en hebben verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De rechtbank heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De vorderingen worden gezamenlijk besproken, omdat ze nauw met elkaar samenhangen. De benadeelde partijen maken deel uit van hetzelfde huishouden en zij zijn in wezen op dezelfde wijze benadeeld door het incident dat op 2 mei 2021 bij hun woning heeft plaatsgevonden.
Het standpunt van de advocaten-generaal
Wat betreft het openbaar ministerie zijn de vorderingen voor toewijzing vatbaar. Als de vordering niet volledig wordt toegewezen, is er voldoende reden om de benadeelde partijen een deel van het gevorderde bedrag toe te kennen ter vergoeding van immateriële schade.
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval verdachte niet wordt vrijgesproken, heeft de raadsvrouw bepleit dat het hof de vorderingen zal afwijzen dan wel de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal verklaring in de vordering. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsvrouw verwezen naar de gronden van de rechtbank voor de beslissing om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Oordeel van het hof
Beoordelingskader immateriële schade (smartengeld)
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft drie categorieën waarin een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen smartengeldvergoeding, namelijk (a) indien verdachte het oogmerk had de schade toe te brengen, (b) indien sprake is van aantasting in de persoon of (c) indien sprake is van aantasting van de nagedachtenis van een overledene. Onder sub b vallen drie verschijningsvormen: (1) lichamelijk letsel, (2) aantasting van eer en goede naam en (3) aantasting in de persoon op andere wijze. Onder aantasting in de persoon op andere wijze valt in ieder geval geestelijk letsel. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Om van geestelijk letsel te kunnen spreken is niet voldoende dat sprake is van meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van een dergelijke aantasting in de persoon op andere wijze sprake is. Ook hier zal degene die zich hierop beroept in beginsel de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De enkele schending van een recht is daartoe niet voldoende.
Context bewezenverklaarde
Bij de beoordeling van de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade heeft het hof rekening gehouden met het volgende. De (mislukte) woningaanslag waarover deze strafzaak gaat, vond plaats in het verlengde van een reeks woningaanslagen die zijn gepleegd in verband met een langdurige poging tot afpersing van [fruitbedrijf] . Die poging tot afpersing, die erop gericht was [fruitbedrijf] te bewegen tot betaling van een geldbedrag of bitcoins, begon in mei 2019 met een reeks dreigende telefoonberichten. Later heeft de afperser de druk op [fruitbedrijf] opgevoerd door middel van aanslagen op woning van (ex-)medewerkers en familieleden van [fruitbedrijf] . Een groot deel van die aanslagen vond plaats op adressen die voorkomen op een personeelslijst die in het bezit van de afperser is gekomen en een aanzienlijk aantal vond plaats in een afgebakende regio, kort gezegd de Bommelerwaard en omliggende plaatsen. Door één van die aanslagen is op 25 november 2020 in Hedel een woning afgebrand als gevolg van de ontploffing van een vuurwerkbom die door het raam was gegooid.
De poging tot afpersing en de daarmee samenhangende reeks woningaanslagen, die veel aandacht hebben gekregen in de landelijke maar vooral in de regionale media, hebben in dat gebied veel angst teweeggebracht. Een grote groep mensen was een potentieel doelwit van een eventuele volgende aanslag. Dat gold in ieder geval voor de mensen die woonden op een adres dat voorkomt op de personeelslijst. Die kring van potentiële doelwitten werd nog vergroot door de reële mogelijkheid van een vergisaanslag, waarbij door een vergissing de aanslag zou plaatsvinden op een ander adres dan het beoogde doelwit. Een grote groep mensen in de Bommelerwaard en omliggende plaatsen leefde dus geruime tijd in de angst zelf het volgende slachtoffer te zullen worden. Daarbij was er, zeker na de hiervoor genoemde woningbrand in Hedel, de gegronde vrees dat een volgende aanslag een dodelijke afloop zou hebben.
Toewijzing vorderingen
Het hof wijst de vorderingen volledig toe. De benadeelde partijen wisten dat hun adres voorkwam op de personeelslijst waarover de afperser beschikte. Zij leefden daardoor al geruime tijd onder de dreiging dat ook zij het slachtoffer zouden worden van een woningaanslag. Door het incident op 2 mei 2021 kwam daar voor de benadeelde partijen het besef bij dat zij niet alleen potentieel, maar daadwerkelijk een doelwit waren van een afperser die op een meedogenloze wijze te werk ging om [fruitbedrijf] tot betaling te bewegen. Dat besef moet buitengewoon beangstigend zijn geweest, zeker als daarbij in aanmerking wordt genomen dat op een aantal adressen meerdere aanslagen zijn gepleegd. De benadeelde partijen hadden dus gegronde reden om te vrezen dat zij het slachtoffer zouden worden van nog een tweede aanslag. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het bewezenverklaarde, mede gelet op de context waarin dat heeft plaatsgevonden, een normschending oplevert van een zodanige aard en ernst dat de voor toekenning van smartengeld relevante nadelige gevolgen van die normschending voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat kan worden aangenomen dat de benadeelde partijen door de brandstichting in hun persoon zijn aangetast (‘op andere wijze’, in de zin van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek). Verdachte is door zijn bijdrage aan het incident bij de woning van de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de (immateriële) schade die de benadeelde partijen daardoor hebben geleden.
Naar maatstaven van billijkheid zal het hof het smartengeld op een bedrag van € 4.000,- per benadeelde vaststellen.
Verdachte is vanaf 2 mei 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
Het hof overweegt dat verdachte en zijn mededader(s) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover de schade reeds door één of meer van zijn mededaders is vergoed.
Het hof ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 46a, 47, 55, 63, 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Gevangenisstraf
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Opheffing schorsing voorlopige hechtenis
Beveelt de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 8] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.000,00 (vierduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 50 (vijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
2 mei 2021.
[benadeelde partij 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 9] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.000,00 (vierduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 50 (vijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
2 mei 2021.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. J. Corthals, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.C. van den Berg-Veltman en mr. D. van der Geld, griffiers,
en op 4 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte is -na toewijzing van een vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging in eerste aanleg en na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep- ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2021 tot en met 2 mei 2021
in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland
ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) andere(n) en/of alleen [naam 16] en/of [naam 24] en/of één of meer andere perso(o)n(en) door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen te bewegen om één of meer misdrijven/misdrijf, te weten: moord en/of doodslag en/of zware mishandeling met voorbedachten rade (op/van de bewoner(s) van een woning aan [adres 9] te Kerkdriel) en/of opzettelijke brandstichting en/of opzettelijk een ontploffing teweegbrengen in vereniging in een woning (perceel [adres 9] te Kerkdriel) met gemeen gevaar voor goederen en/of met levensgevaar voor de bewoner(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en) te duchten (artt. 289, 287, 303, 157 Wetboek van Strafrecht) te begaan, opzettelijk
‒ het adres “ [adres 9] ” en/of “Kerkdriel” aan die [naam 16] en/of aan die [naam 24] en/of aan die perso(o)n(en) heeft/hebben doorgegeven of heeft/hebben laten doorgeven, dan wel ter beschikking heeft/hebben gesteld of heeft/hebben laten stellen en/of
‒ (een) geldbedrag(en) aan die [naam 16] en/of aan die [naam 24] en/of aan die perso(o)n(en) als beloning voor het plegen van voornoemd(e) misdrijven/misdrijf in het vooruitzicht heeft/hebben gesteld of heeft/hebben laten stellen en/of
‒ die [naam 16] en/of die [naam 24] en/of die perso(o)n(en) heeft/hebben bevolen of laten bevelen, althans op dwingende wij ze heeft/hebben gezegd of laten zeggen dit feit te plegen en/of
‒ instructies te geven of laten geven aan die [naam 16] en/of aan die [naam 24] en/of aan die perso(o)n(en) over hoe dit feit uitgevoerd zou moeten worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf, te weten de uitlokking, niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer in een voetnoot wordt verwezen naar (pagina’s van dossier) ‘Panter 2’, wordt bedoeld: het procesdossier van de politie, eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, met het BHV zaaknummer PL0600-2021253450. Het dossier bestaat uit acht mappen en is gesloten op 28 december 2021. Daarna zijn zes aanvullingen aan het dossier toegevoegd.
2.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 8] (A012), p. 3-4 (Panter 3).
3.Proces-verbaal van bevindingen (AH623), p. 10-11 (Panter 3).
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 16] (V27.02), p. 399 en 403 (Panter 3).
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , proces-verbaalnummer V07.10, p. 6, 7, 10 en 12.
6.Proces-verbaal van bevindingen (AH1334), p. 46 (Panter 3).
7.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] (V25.03), p. 299-301 (Panter 3).
8.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 17] (V26.02), p. 352 (Panter 3).
9.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 17] (V26.02), p. 350 (Panter 3).
10.Transcriptie van het tapgesprek van 20 april 2021, p. 514-515 (Panter 3).
11.Transcriptie van het tapgesprek van 21 april 2021, p. 487-488 (Panter 3).
12.Transcriptie van het tapgesprek van 22 april 2021, p. 521 (Panter 3).
13.Transcriptie van het tapgesprek van 24 april 2021, p. 499 (Panter 3).
14.Transcriptie van het tapgesprek van 25 april 2021, p. 527 (Panter 3).
15.Transcriptie van het tapgesprek van 27 april 2021, p. 518 (Panter 3).
16.Transcriptie van het tapgesprek van 30 april 2021, p. 523 (Panter 3).
17.Transcriptie van het tapgesprek van 1 mei 2021, p. 494-495 (Panter 3).