ECLI:NL:GHARL:2025:2099

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
21-002092-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting door 18-jarige zonder toepassing minderjarigenstrafrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, een 18-jarige man, was eerder veroordeeld voor de verkrachting van een vrouw op 25 september 2022. De rechtbank had hem een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zittingen heeft het hof de verklaringen van de aangeefster, getuigen en forensische rapportages in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen door haar polsen vast te pakken, haar mond dicht te houden en haar keel dicht te knijpen. De verdediging heeft betoogd dat er sprake was van wederzijdse instemming, maar het hof heeft deze stelling verworpen. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd en de gevangenisstraf gehandhaafd, met inachtneming van de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 heeft vastgesteld, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd voor de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002092-23
Uitspraak d.d.: 8 april 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 20 april 2023 met parketnummer 08-246997-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [plaats 1] (Syrië) op [geboortedag] 2004,
wonende volgens eigen opgave ter terechtzitting te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 6 februari 2024, 23 april 2024, 25 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, de advocaat van de benadeelde partij, mr L.C. van Leeuwen, en de casemanager van Slachtofferhulp Nederland mw. [naam] naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 20 april 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte voor de verkrachting van mevrouw [benadeelde partij] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van € 8.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2022 te [plaats 2] [benadeelde partij] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- het (telkens) voorbijgaan aan haar verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand en/of
- ( telkens) te negeren dat zij dermate onder invloed van alcohol en/of andere verdovende middelen was dat zij beperkt was in haar vermogen om weerstand te bieden aan zijn, verdachtes, handelingen en/of
- misbruik te maken van haar onmachtige toestand als gevolg van aanzienlijk gebruik van alcohol en/of andere verdovende middelen en/of
- met zijn hand(en) haar bij de keel te grijpen/vast te pakken en (vervolgens) haar keel dicht te knijpen/drukken (verwurging) en/of
- zijn hand(en) op haar mond te leggen en (vervolgens) haar mond dicht te houden/drukken en/of
- haar hand(en) en/of pols(en) vast te houden, heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde verkrachting.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde feit. De verdediging twijfelt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde partij] , omdat de herinneringen van haar onvolledig zijn of achteraf deels onjuist blijken. De verdediging stelt dat de verklaring van verdachte wel betrouwbaar is en wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, en dat daarom moet worden uitgegaan van zijn verklaring dat sprake was van seks met wederzijdse instemming. Ook heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, omdat er DNA van een andere, onbekende man is aangetroffen op het lichaam van [benadeelde partij] , mogelijk een ander de dader is geweest. Nog een ander scenario zou zijn dat [benadeelde partij] pas tijdens de geslachtsgemeenschap niet meer instemde, maar dat niet heeft laten blijken aan verdachte.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer, strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde, wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof kan zich vinden in de navolgende (cursieve) overwegingen van de rechtbank. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Waar hierna ‘rechtbank’ staat, dient ‘hof’ te worden gelezen. De aanvullingen staan niet cursief vermeld en tussen haken.
Op 25 september 2022 om 02:35 uur hebben verdachte en aangeefster [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) gezamenlijk [cafe] in [plaats 2] verlaten. Zij zijn vervolgens samen in het [park] in [plaats 2] geweest, waar verdachte seksuele handelingen heeft verricht bij [benadeelde partij] . Omstreeks 03:45 uur is [benadeelde partij] door getuige [getuige] even verderop aangetroffen bij het [plein] , waarop [getuige] 112 heeft gebeld. Rond 03:48 uur trof verbalisant [verbalisant] [benadeelde partij] aan.
[benadeelde partij] is na het aantreffen onderzocht in het ziekenhuis. Er werden onder andere blauwe verkleuringen aan de linker- en rechterkant van haar hals geconstateerd.
[benadeelde partij] heeft aangifte gedaan van verkrachting. Verdachte heeft ter terechtzitting[in eerste aanleg en in hoger beroep]
verklaard dat hij twee keer seks heeft gehad met [benadeelde partij] , een keer achter een auto bij water in de buurt en een keer in het [park] . Verdachte ontkent echter dat daarbij sprake was van dwang en verklaart dat er sprake was van vrijwillige seks.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de seksuele handelingen vrijwillig of onder dwang van verdachte hebben plaatsgevonden.
Bij zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dat is ook hier het geval. Als de verdachte ontkent kan het feit worden bewezen indien de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en voldoende steun vindt in enig ander bewijsmiddel. Het steunbewijs hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
[benadeelde partij] verklaart in haar aangifte dat zij in [cafe] twee wijntjes had gedronken en vanaf dat moment het precieze verloop van de avond niet meer weet. [benadeelde partij] verklaarde dat zij wel merkte dat zij op enig moment bijkwam terwijl zij op de grond lag. Zij zag op dat moment dat er een man zwaar bovenop haar lag en zij voelde dat haar lichaam schudde. Ook voelde zij een hand op haar keel en voelde zij dat haar keel werd dichtgeknepen. De man had haar polsen vast. Zij verklaart dat de man met zijn penis in haar vagina is geweest. [benadeelde partij] voelde dat zij dit niet wilde, verweerde zich en schreeuwde om hulp. De man legde een hand op haar mond, waardoor zij niet meer kon schreeuwen.
De rechtbank stelt vast dat de herinneringen van [benadeelde partij] ten aanzien van de gebeurtenissen op 25 september 2022 niet volledig zijn. Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om de verklaring van [benadeelde partij] (geheel) onbetrouwbaar te achten. [benadeelde partij] heeft op 25 september 2022 en op 28 september 2022 verklaringen afgelegd bij de politie. Deze verklaringen zijn voldoende gedetailleerd en in hoofdlijnen consistent over wat er is gebeurd op en na het moment dat [benadeelde partij] , terwijl zij op de grond in het [park] lag, weer bijkwam en voelde dat er een man bovenop haar lag. De rechtbank acht de verklaringen van [benadeelde partij] dan ook bruikbaar als bewijsmiddel.
De rechtbank stelt bovendien vast dat de verklaringen van [benadeelde partij] dat zij de seksuele handelingen niet wilde en er sprake was van dwang, op concrete[en essentiële]
onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het gaat hierbij om de verklaring van getuige [getuige] , de bevindingen van verbalisant [verbalisant] en de forensisch medische letselrapportage.
Getuige [getuige] verklaart dat zij [benadeelde partij] zag staan en beschrijft dat [benadeelde partij] een apathische indruk maakte. Vrijwel direct vertelde [benadeelde partij] tegen [getuige] dat zij net was verkracht. Op de vraag van [getuige] waar het was gebeurd, wees [benadeelde partij] naar de overkant en vertelde zij dat er een bankje staat en het daar was gebeurd. Ook beschrijft [getuige] dat [benadeelde partij] vertelde dat zij had geschreeuwd toen zij bij het bankje was, maar dat niemand haar had gehoord.
Verbalisant [verbalisant] beschrijft dat zij, toen zij [benadeelde partij] aantrof, zag dat [benadeelde partij] wankel op haar benen stond en dat [benadeelde partij] haar apathisch aankeek. [verbalisant] verklaart dat zij niet goed contact met [benadeelde partij] kreeg, ook niet nadat zij [benadeelde partij] had gevraagd of zij kon vertellen wat er gebeurd was. [verbalisant] beschrijft verder dat er boomblaadjes in de haren van [benadeelde partij] zaten en dat het lichaam en de kleding van [benadeelde partij] vuil waren door modder en zand. [verbalisant] verklaart dat zij [benadeelde partij] hoorde zeggen: “Ik zei dat ik het niet wilde en hij ging gewoon door. Ik heb heel hard om hulp geroepen, maar niemand kwam mij helpen.” Op de vraag van [verbalisant] of er seksuele handelingen zijn geweest, hoorde zij [benadeelde partij] zeggen: “Ja hij heeft me verkracht.” [verbalisant] is omstreeks 04:30 uur met [benadeelde partij] aangekomen in het ziekenhuis. [verbalisant] beschrijft dat [benadeelde partij] daar onder andere zei: “Hij was zo sterk, ik kon helemaal niks. (…) Ik schreeuwde om hulp maar hij drukte mijn keel dicht. (…) Het heeft wel ongeveer drie kwartier geduurd allemaal. Toen ging ik weer schreeuwen en toen ging hij weg. Ik heb daar nog wel even gelegen en ben toen naar de weg gelopen om hulp te roepen.”
De waarnemingen van [getuige] en [verbalisant] passen bij de verklaring van [benadeelde partij] dat er sprake was van seksuele handelingen onder dwang, op de grond in het [park] en dat [benadeelde partij] daarna op zoek is gegaan naar hulp.
Dat er sprake is geweest van seks onder dwang vindt ook steun in de forensische medische letselrapportage. Daarin is beschreven dat de bloeduitstortingen gezien in de hals van [benadeelde partij] een patroon hebben met langwerpige vormen en met bleke uitsparingen. Gecombineerd met de afwezigheid van het puntvormige patroon in de bloeduitstortingen, zijn de bloeduitstortingen in de hals waarschijnlijker onder de hypothese van samendrukkend geweld, dan onder de hypothese van zuigzoenen – wat verdachte ter verklaring heeft aangevoerd – ontstaan. Deze conclusie past bij de verklaring van [benadeelde partij] dat haar keel is dichtgeknepen.
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen de verklaring van verdachte dat sprake was van vrijwillige seks niet geloofwaardig.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat [benadeelde partij] verbale en non-verbale signalen van verzet en weerstand heeft gegeven en dat verdachte daaraan voorbij is gegaan. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte de polsen van [benadeelde partij] heeft vastgepakt, met zijn hand(en) haar mond heeft dichtgehouden en haar keel heeft dichtgeknepen. Met die geweldshandelingen en door voorbij te gaan aan de signalen van weerstand en verzet, heeft verdachte [benadeelde partij] gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Uit onder meer de eigen verklaring van [benadeelde partij] volgt dat [benadeelde partij] een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had gedronken in de avond van 24 september 2022. Op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte heeft genegeerd dat [benadeelde partij] dermate onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen was dat zij beperkt weerstand kon bieden aan zijn handelingen. Ook kan niet worden vastgesteld dat [benadeelde partij] als gevolg van aanzienlijk alcoholgebruik en/of gebruik van andere verdovende middelen in een onmachtige toestand was komen te verkeren en verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Het hof overweegt ten aanzien van de ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario’s het volgende.
De verdediging heeft als alternatief scenario geschetst dat [benadeelde partij] de seks tot op zekere hoogte heeft gewild, maar dat zij tijdens de seks dit als niet wenselijk heeft beschouwd zonder dat dit voor verdachte duidelijk kenbaar werd.
Het hof overweegt dat dit door verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden, nu dit wordt weersproken door de eerder besproken getuigenverklaringen van [getuige] , verbalisant [verbalisant] en de forensisch medische letselrapportage. In het bijzonder geldt dit voor de conclusie in de letselrapportage dat “
de bloeduitstortingen die zijn gezien (…) een patroon met langwerpige vormen en met bleke uitsparingen [hebben]. Gecombineerd met de afwezigheid van het puntvormige patroon in de bloeduitstortingen
[,die kenmerkend is voor zuigzoenen,]
zijn de bevindingen in de hals waarschijnlijker onder de hypothese van samendrukkend geweld, dan onder de hypothese van zuigzoenen”. Het hof sluit zich bij die conclusie aan.
Voorts heeft de verdediging een alternatief scenario geschetst waarbij de dader een andere man dan de verdachte moet zijn geweest, omdat ook DNA van een andere onbekende man op de slip van [benadeelde partij] en diep in haar vagina is aangetroffen.
Het hof overweegt dat dit door verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. Uit het NFI-rapport van 14 december 2022 volgt dat diep vaginaal, naast een relatief grote hoeveelheid van het DNA van verdachte, het DNA van minimaal één onbekende man is aangetroffen, maar dat dit een relatief kleine hoeveelheid betreft. Daar staat echter tegenover dat uit het rapport niet kan worden geconcludeerd dat er andere sporen zijn die te herleiden zijn tot een onbekende man, terwijl wel andere sporen van verdachte, onder andere op de buitenzijde van de mond van [benadeelde partij] en haar beide polsen, zijn aangetroffen. Die sporen van de verdachte passen bij het door [benadeelde partij] aan verdachte verweten geweld.
Het hof acht daarom, met de rechtbank, het navolgende wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks25 september 2022 te [plaats 2] [benadeelde partij] door geweld en een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,te weten door
- het
(telkens)voorbijgaan aan haar verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand en
/of
- (telkens) te negeren dat zij dermate onder invloed van alcohol en/of andere verdovende middelen was dat zij beperkt was in haar vermogen om weerstand te bieden aan zijn, verdachtes, handelingen en/of
-
misbruik te maken van haar onmachtige toestand als gevolg van aanzienlijk gebruik van alcohol en/of andere verdovende middelen en/of
- met zijn hand(en) haar bij de keel te grijpen/vast te pakken en
(vervolgens)haar keel dicht te knijpen/drukken
(verwurging)en
/of
- zijn hand(en) op haar mond te leggen en
(vervolgens)haar mond dicht te houden
/drukkenen
/of
- haar
hand(en) en/ofpols
(en
)vast te houden,
heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die
bestonden uit of medebestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarbij heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden berecht volgens het volwassenenstrafrecht. De advocaat-generaal heeft bovendien gevorderd de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om, in het geval van een veroordeling, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte was ten tijde van het delict pas achttien jaar oud en een zogenoemde ‘first offender’. De reclassering ziet op dit moment geen meerwaarde (meer) in toepassing van het jeugdstrafrecht. Gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van delict en de aanvankelijk door de reclassering geadviseerde toepassing van het jeugdstrafrecht acht de verdediging de door de advocaat-generaal gevorderde straf te fors. Nu de verdachte, naar eigen zeggen, baat heeft bij de hulp van de reclassering heeft de verdediging geen bezwaar tegen voortzetting daarvan.
Oordeel hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in de nacht van 25 september 2022 schuldig gemaakt aan verkrachting. Hij heeft de polsen van slachtoffer [benadeelde partij] vastgepakt, haar mond dichtgehouden, haar keel dichtgeknepen en is voorbijgegaan aan verbale en non-verbale signalen van verzet en weerstand van [benadeelde partij] . Verdachte heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [benadeelde partij] , voor wie het een zeer heftige en beangstigende gebeurtenis is geweest, zoals ook volgt uit de slachtofferverklaringen bij de rechtbank en in hoger beroep. Daarnaast zorgt een dergelijk misdrijf voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Het hof heeft kennis genomen van het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 17 februari 2025 waar een nog niet onherroepelijke veroordeling staat vermeld van een zedendelict met als pleegdatum 27 juni 2023. Alhoewel nog niet onherroepelijk baart het zorgen dat de verdachte wordt verdacht van nog een zedenfeit. De reclassering geeft daarnaast in haar reclasseringsadvies van 19 maart 2025 aan dat de instabiliteit van verdachte op diverse praktische leefgebieden in de (nabije) toekomst aandacht verdienen om de recidive te verlagen. De reclassering adviseert de navolgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling en verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Het recidiverisico wordt door de reclassering als laag ingeschat. Hoewel de reclassering zich conformeert aan het eerdere advies om het jeugdstrafrecht toe te passen, wordt op dit moment, gelet op de huidige leeftijd van de verdachte en zijn ontwikkeling, begeleiding/toezicht geadviseerd door de volwassenenreclassering. Het hof zal, in overeenstemming met het advies van de reclassering, gelet op de leeftijd en de ontwikkeling van verdachte, het volwassenenstrafrecht toepassen, waarbij rekening zal worden gehouden met de leeftijd (18 jaar) van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde.
Het hof neemt bij de strafoplegging de binnen de rechtspraak gehanteerde (LOVS) oriëntatiepunten voor straftoemeting voor feiten als deze in aanmerking. Blijkens die oriëntatiepunten gaat de rechtspraak bij verkrachting met een beperkte mate van dwang uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden en bij verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel een passende straf is voor dit soort feiten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. Dit betekent per saldo dat de verdachte op dit moment niet meer terug hoeft naar de gevangenis. Het hof zal aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd. Voor een dadelijke tenuitvoerlegging van die voorwaarden ziet het hof, tegen de achtergrond van het reclasseringsadvies, geen aanleiding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.500,00, bestaande uit € 2.500,00 aan (toekomstige) materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Ter gelegenheid van de zitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij verzocht haar niet-ontvankelijk te verklaren voor het materiële deel van de schadevergoeding.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd tot toewijzing van de vordering tot € 15.000,00 immateriële schade, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de materiële kosten voor psychische behandeling onvoldoende onderbouwd zijn en niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Ten aanzien van de immateriële schade verzoekt de raadsvrouw deze te matigen tot € 2.000,00.
Het oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
Het hof zal, overeenkomstig het standpunt van de benadeelde partij, [benadeelde partij] in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat [benadeelde partij] de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade
Artikel 6:95, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in
vermogensschade en ander nadeel. Dit laatste voor zover de wet recht geeft op vergoeding daarvan. Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW brengt mee dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding, indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in de persoon is aangetast.
Uit het dossier, de ingediende voeging en de schriftelijke slachtofferverklaring van de benadeelde partij volgt genoegzaam dat zij ten gevolge van het bewezenverklaarde enig lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast staat vast dat zij zich ten gevolge van het bewezenverklaarde voor PTSS-gerelateerde klachten onder behandeling van een psycholoog heeft moeten stellen. Op grond van het voorgaande en rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard en ernst van het letsel en met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht het hof een bedrag aan immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 billijk.
Het zal de toegewezen immateriële schade vermeerderen met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de verdachte zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze dat nodig acht.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de verdachte zich laat behandelen door [ggz] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er een intakegesprek heeft plaatsgevonden en er plek is voor behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er plaats voor hem is en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft ophet geschorste, tegen verdachte verleende, bevel tot voorlopige hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 25 september 2022.
Aldus gewezen door
mr. A.H. Garos, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. D. Visser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 8 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.H. Garos is buiten staat het arrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 8 april 2025.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. B. Looijestijn, advocaat-generaal,
mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.