In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Gelderland van 31 mei 2024, waarin de kinderalimentatie voor de minderjarige kinderen was vastgesteld op € 140,- per kind per maand vanaf 31 juli 2023. De vrouw verzocht het hof om de kinderalimentatie te verhogen naar € 285,- per kind per maand. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, voerde verweer en vroeg het hof om de bestreden beschikking te bevestigen, maar stelde ook incidenteel hoger beroep in met de eis om de kinderalimentatie op nihil te stellen.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herziening van de kinderalimentatie rechtvaardigen. De draagkracht van beide ouders is beoordeeld aan de hand van hun netto besteedbaar inkomen. De vrouw had een draagkracht van € 163,- per maand, terwijl de man een gemiddelde winst uit onderneming had van € 46.577,33 per jaar, wat resulteerde in een netto besteedbaar inkomen van € 3.407,- per maand. Het hof heeft de werkelijke woonlasten van de man in aanmerking genomen en de kosten van de kinderen geïndexeerd naar 2023.
Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen moet betalen van € 171,- per kind per maand vanaf 31 juli 2023 en € 218,- per kind per maand vanaf 1 december 2023. Tevens is bepaald dat de man de achterstand in kinderalimentatie in maandelijkse termijnen van € 100,- mag betalen. De beschikking van de rechtbank Gelderland is vernietigd en de nieuwe beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.