ECLI:NL:GHARL:2025:2254

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
200.347.177/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder voor meerderjarige met geestelijke beperkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor een meerderjarige, hierna aangeduid als [de meerderjarige]. De moeder van [de meerderjarige] had in eerste aanleg verzocht om de goederen van haar zoon onder bewind te stellen, maar dit verzoek werd door de kantonrechter afgewezen. De moeder ging in hoger beroep en het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd. Het hof oordeelde dat [de meerderjarige], geboren in 2006, vanwege zijn geestelijke toestand niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen adequaat waar te nemen. Het hof heeft vastgesteld dat [de meerderjarige] een disharmonisch intelligentieprofiel heeft, gediagnosticeerd is met ADHD en kwetsbaar is voor financiële misbruik. Het hof heeft besloten om de moeder tot bewindvoerder te benoemen, omdat zij zich bereid heeft verklaard om de financiën van [de meerderjarige] samen met hem te beheren. Het hof benadrukt dat het belangrijk is dat [de meerderjarige] in de toekomst mogelijk zelfstandig zijn financiën kan beheren. De beschikking is uitgesproken in het openbaar en is ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.347.177/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10999498 MT VERZ 24-1536)
beschikking van 3 april 2025
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. B.V. Rafaela te Rotterdam.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
1)
[de meerderjarige]( [de meerderjarige] ),
2)
[de vader](de vader),
3)
[zus1]( [zus1] ),
4)
[zus2]( [zus2] ),
5)
[zus3]( [zus3] ),
die allen wonen in [woonplaats1] .

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 16 juli 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 14 oktober 2024;
- een journaalbericht namens de moeder van 11 november 2024 met bijlage(n).
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 6 maart 2025 op de zittingslocatie te Zwolle plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [de meerderjarige] ;
- de vader;
- de zussen [zus1] , [zus2] en [zus3] .

3.De feiten

De moeder en de vader zijn de ouders van [de meerderjarige] , geboren [in] 2006. [de meerderjarige] is [in] 2024 meerderjarig geworden.
Verder hebben de moeder en de vader nog vijf dochters, van wie er drie meerderjarig zijn.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de moeder om de goederen die (zullen) toebehoren aan [de meerderjarige] onder bewind te stellen en haarzelf tot bewindvoerder te benoemen, afgewezen.
4.2.
De moeder komt met vier grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de goederen die aan [de meerderjarige] (zullen) toebehoren onder bewind te stellen op grond van zijn geestelijke en/of lichamelijke toestand en om haarzelf tot bewindvoerder te benoemen.

5.De motivering van de beslissing

Bewind
5.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.2.
Voor het hof is voldoende komen vast te staan dat [de meerderjarige] vanwege zijn geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen waar te nemen.
5.3.
[de meerderjarige] is een 19-jarige jongen met een disharmonisch intelligentieprofiel. Zijn IQ ligt tussen 82 en 97. Hij is gediagnosticeerd met ADHD. Hij erkent dat hij impulsief is (ook met geldzaken) en is beïnvloedbaar. Ook heeft hij langere tijd drugs gebruikt. Deze combinatie maakt hem kwetsbaar voor misbruik van zijn vermogen door anderen en het ontstaan van schulden. [de meerderjarige] ontvangt studiefinanciering voor zijn MBO-studie, niveau 1-2, en inkomsten uit een bijbaan bij [naam1] van (minimaal) 8 uur per week. Hij overziet onvoldoende de gevolgen van zijn (financiële) handelen, terwijl gebleken is dat hij zich door zijn handelen blootstelt aan financiële risico’s en dat zijn handelen grote gevolgen kan hebben voor onder andere zijn financiële situatie.
Zo is in hoger beroep naar voren gekomen dat er na de bestreden beschikking drie nieuwe bankrekeningen op naam van [de meerderjarige] zijn geopend, naast de twee bankrekeningen die hij al had. [de meerderjarige] heeft, zo heeft hij zelf ter zitting verklaard, op verzoek van een vriend een foto van zijn paspoort aan hem gegeven. [de meerderjarige] heeft er niet bij stilgestaan wat de (financiële) gevolgen hiervan zouden kunnen zijn. Bovendien was hij op dat moment onder invloed van drugs. Het hof leidt hieruit af dat, anders dan [de meerderjarige] in eerste aanleg stelde en in hoger beroep stelt, ook na de bestreden beschikking dus nog sprake is geweest van middelengebruik door hem. [de meerderjarige] wist niet dat er nadien bankrekeningen op zijn naam zijn geopend, althans dat die bankrekeningen zouden worden misbruikt. Op die bankrekeningen is geld gestort, waarna [de meerderjarige] in de problemen is gekomen. Een strafrechtelijke procedure hierover is geseponeerd, maar er loopt nog een zaak over een vordering op [de meerderjarige] van ongeveer € 3.000,-. Het risico bestaat dat [de meerderjarige] dit bedrag zelf moet terugbetalen.
Daarnaast is het hof gebleken dat [de meerderjarige] vrij gemakkelijk geld aan vrienden geeft of leent. Hij heeft hierover ter zitting verklaard dat hij alleen geld uitgeeft wanneer hij zeker weet dat hij iets kan betalen. Het hof is niet hiervan overtuigd geraakt. Immers is ook naar voren gekomen dat [de meerderjarige] gedurende twee maanden een achterstand heeft laten ontstaan in het betalen van zijn zorgverzekering. Ook lukt het hem niet altijd om het met zijn ouders afgesproken bedrag van € 50,- per maand als bijdrage voor het huishouden aan zijn ouders te betalen. Daarbij komt dat de moeder onbetwist heeft gesteld dat zij af en toe met haar eigen financiële middelen vaste lasten voor [de meerderjarige] betaalt, wanneer hij dat niet heeft gedaan of over onvoldoende financiële middelen beschikt om deze te betalen.
5.4.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat [de meerderjarige] bescherming nodig heeft van zijn vermogensrechtelijke belangen en dat biedt een bewind. Het hof zal daarom een bewind instellen over de (toekomstige) goederen van [de meerderjarige] wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand.
Bewindvoerder
5.5.
Op grond van 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
5.6.
Ter zitting in eerste aanleg gaf [de meerderjarige] aan dat wanneer de kantonrechter een bewind nodig achtte, hij voorkeur had voor een professionele bewindvoerder. Ter zitting in hoger beroep heeft hij deze voorkeur niet gehandhaafd. [de meerderjarige] heeft verklaard dat hij een bewind niet nodig vindt en dat hij niet heeft nagedacht over het verzoek van de moeder om haar tot bewindvoerder te benoemen.
Het hof zal de moeder tot bewindvoerder benoemen. De moeder heeft zich hiertoe bereid verklaard en zij heeft de afgelopen tijd zich ook al ingespannen om de vermogensrechtelijke belangen van [de meerderjarige] zo goed mogelijk te behartigen. Het hof acht de moeder voldoende in staat om, eventueel met hulp van haar advocaat zoals ter zitting benoemd, de taken die horen bij een bewindvoerder uit te voeren. Namens de moeder is in hoger beroep verklaard dat het de bedoeling van de moeder is om de financiën van [de meerderjarige] samen met hem te beheren, zodat hij het kan leren en in de toekomst mogelijk zelfstandig zijn financiën kan beheren. Het hof merkt hierover op dat wanneer het moment is bereikt dat [de meerderjarige] zelfstandig zijn vermogensrechtelijke belangen kan behartigen en dit ook past bij zijn persoonlijke ontwikkeling, het ieder van de belanghebbenden vrij staat om een verzoek bij de kantonrechter in te dienen om het bewind op te heffen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 16 juli 2024, en opnieuw beschikkende:
stelt met ingang van de dag na deze beschikking de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [de meerderjarige] , geboren [in] 2006 te [plaats1] , onder bewind wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand;
benoemt tot bewindvoerder [verzoekster] (geboren [in] 1978 te [plaats2] , huidige woonadres: [adres] , [woonplaats1] );
bepaalt dat deze beschikking door de griffier wordt ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. K. Mans, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 3 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.