Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 september 2024;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht namens de moeder van 12 maart 2025 met producties.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
- te bepalen dat de vader samen met de moeder zal worden belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] ;
- te bepalen dat [de minderjarige] iedere veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur bij de vader zal verblijven, waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] weer terug naar de moeder brengt, met daaraan voorafgaand een door de rechtbank te bepalen opbouwregeling;
- te bepalen dat gedurende de vakanties en feestdagen [de minderjarige] de helft van de tijd bij de vader zal verblijven.
4.De omvang van het geschil
- bepaald dat de ouders gezamenlijk worden belast met het gezag over [de minderjarige] ;
- als (opbouw-)regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld dat de ouders binnen een half jaar, maar uiterlijk het weekend van 28 februari tot en met 1 maart 2025, onder begeleiding van het [naam1] , toewerken naar een weekendregeling waarbij [de minderjarige] iedere veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur bij de vader zal verblijven. De moeder brengt [de minderjarige] naar de vader toe en de vader brengt [de minderjarige] weer terug naar de moeder. De vakanties en feestdagen worden, in onderling overleg en onder begeleiding van [naam1] , bij helfte verdeeld.
- het verzoek van de vader naast de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige] alsnog af te wijzen;
- te bepalen dat de vader [de minderjarige] op vrijdag ophaalt en op zondag weer terugbrengt bij de moeder;
- kosten rechtens.