ECLI:NL:GHARL:2025:2495

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
200.347.786
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met betrekking tot de omgangsregeling tussen de vader en zijn kinderen na een echtscheiding. De vader, in hoger beroep, verzoekt om een omgangsregeling die hem meer contact met zijn kinderen zou geven. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat de kinderen momenteel niet in staat zijn om contact met de vader te hebben, gezien de onrust die dit in het verleden heeft veroorzaakt. Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Gelderland en de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming. De vader heeft in het verleden impulsief gedrag vertoond en heeft begeleiding nodig om zijn situatie te stabiliseren. Het hof oordeelt dat het momenteel niet verstandig is om de omgangsregeling te herzien en houdt de zaak aan tot augustus 2025, waarbij de vader wordt verzocht om informatie te verstrekken over zijn persoonlijke situatie en de stappen die hij heeft ondernomen om zijn leven te stabiliseren. De moeder krijgt de gelegenheid om hierop te reageren. Het hof benadrukt het belang van een stabiele basis voor de kinderen en de noodzaak om hen niet opnieuw aan onzekerheid bloot te stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.347.786
(zaaknummer rechtbank Gelderland 415562)
beschikking van 24 april 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.B.P. van Kuetsem,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.B.M. Kaaij.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 28 april 2023, 24 oktober 2023 en 21 augustus 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 21 augustus 2024 zal verder ook worden genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 7 november 2024;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Kuetsem van 24 januari 2025 met producties;
- een journaalbericht van mr. Kuetsem van 21 maart 2025 met een productie.
2.2
De hierna nader te noemen [de minderjarige1] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 27 maart 2025 in Zwolle plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder ook: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2014 te [plaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2018 te [plaats1] .
3.2
De rechtbank heeft bij beschikking van 3 februari 2021 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het huwelijk is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand op 17 februari 2021.
3.3
De ouders hebben afspraken met elkaar gemaakt over de verzorging en opvoeding van de kinderen in een ouderschapsplan dat door hen is ondertekend op 20 en 25 januari 2021. Dit ouderschapsplan is gehecht aan de echtscheidingsbeschikking en maakt daarvan onderdeel uit.
3.4
Bij beschikking van 7 januari 2022 is de zorgregeling die partijen zijn overeengekomen en die is opgenomen in de echtscheidingsbeschikking gewijzigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen eens per week begeleide omgang hebben met de vader, op een wijze te bepalen door en onder regie van een hulpverleningsinstantie. De aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding en uitbreiding worden bepaald door de hulpverleningsinstantie in samenspraak met de ouders. Het doel is om te kijken of het contact op den duur onbegeleid en uitgebreid voortgezet kan worden.
Een verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen is door de rechtbank in deze beschikking afgewezen.
3.5
Bij voormelde tussenbeschikking van 28 april 2023 heeft de rechtbank, naar aanleiding van een nieuw verzoek van de moeder om alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen te worden belast en het verzoek van de vader om een zorgregeling, de raad verzocht onderzoek te doen, en te rapporteren en te adviseren en de behandeling van de verzoeken van de ouders over het gezag en de zorgregeling aangehouden. De raad heeft op 31 juli 2023 rapport uitgebracht.
3.6
Bij voormelde tussenbeschikking van 24 oktober 2023 heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen beëindigd en bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen door de moeder wordt uitgeoefend.
Tevens is in deze tussenbeschikking als voorlopige omgangsregeling bepaald dat de kinderen de vader zien onder begeleiding van een hulpverleningsinstantie minimaal een keer per twee weken op zaterdag voor de duur van anderhalf uur en dat de vader de kinderen mag bellen op hun verjaardag.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om een omgangsregeling met de kinderen vast te stellen afgewezen.
4.2
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over de omgang tussen hem en de kinderen en is daarom in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en in plaats daarvan te bepalen:
  • dat er een regeling wordt vastgesteld onder begeleiding van Unik (of een soortgelijke instantie, niet zijnde [naam1] );
  • dat uiteindelijk wordt toegewerkt naar een omgangsregeling waarbij hij omgang met de kinderen zal hebben gedurende eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur met een opbouwregeling zoals onder punt 13 van zijn verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van 6 april 2023 uiteen is gezet, alsmede te bepalen dat hij omgang zal hebben met de kinderen gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, op Vaderdag en zijn verjaardag en daarnaast te bepalen dat hij op de verjaardagen van de kinderen en wanneer de kinderen bij hun moeder verblijven, een belmoment met het jarige kind zal hebben,
althans een omgangsregeling te bepalen die het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt het hof de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking zo nodig onder verbetering van gronden te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Juridisch kader
5.1
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
Een kind heeft recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Dit recht wordt, wat betreft de niet met het gezag belaste ouder en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 1:377a lid 1 BW en, wat het kind aangaat, niet alleen door die laatstgenoemde bepaling, maar ook door artikel 9 lid 3 IVRK en artikel 24 lid 3 Handvest van de grondrechten van de EU.
De rechter kan de niet met het gezag belaste ouder het recht op omgang met het kind uitsluitend ontzeggen op de in artikel 1:377a lid 3 BW limitatief opgesomde gronden.
Elke afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling en elke beslissing waarbij de omgang is ontzegd is tijdelijk van aard, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een omgangsregeling te doen vaststellen.
Standpunt vader
5.3
De vader betwist dat hij drie keer de begeleide omgang heeft stopgezet; deze beslissing werd uiteindelijk juist genomen door de begeleidende instantie [naam1] . Zijn e-mail in januari 2024 waarin hij aangaf dat hij de omgang niet wenste te hervatten was een schrikreactie op een e-mail van [naam1] . Toen hij een paar dagen later aangaf dat hij dit niet daadwerkelijk meende, was de beslissing door [naam1] al genomen.
Sinds januari 2024 heeft hij hard aan zichzelf gewerkt. Ten onrechte heeft de kinderrechter overwogen dat hij geen stappen heeft gezet in het persoonlijkheidsonderzoek. De reden was dat de instantie voor geestelijke gezondheidszorg [naam2] een persoonlijkheidsonderzoek niet nodig vond. Er is inmiddels wel een persoonlijkheidsonderzoek bij hem afgenomen. Hij heeft het ‘verslag onderzoek intelligentie en adaptieve vaardigheden’ en het ‘verslag onderzoek emotionele ontwikkeling’ overgelegd. In februari van dit jaar is hij gestart met een traject naar zelfstandig wonen en hij heeft sinds 17 maart een betaalde baan als verkeersregelaar voor 32 uur per week.
De belmomenten met de kinderen zijn gestopt omdat de kinderen volgens de moeder niet meer willen, terwijl de belmomenten wel goed verliepen. Het is in het belang van de kinderen dat zij contact met hem hebben. Indien er nog langer wordt gewacht, is de kans dat de kinderen helemaal niets meer willen juist groter.
Anders dan de rechter heeft overwogen, kan de vader begeleide omgang (nu wel) volhouden. Hij wil daarbij geen begeleiding van [naam1] omdat zij partijdig zijn en achter de moeder staan. Toen hij voor de tweede keer met [naam1] in zee ging, ontbrak het vertrouwen in deze organisatie eigenlijk al bij hem. Hij wil in volle overtuiging een omgangstraject aangaan bij een andere professionele instantie, waarbij ook zijn hulpverlener vanuit [naam2] moet worden betrokken. Hij heeft nog geen kans gekregen om te laten zien wat zijn pedagogische vaardigheden zijn en dat uitbreiding van de omgang mogelijk is. De raad vond het besluit om de omgang te stoppen ook niet in het belang van de kinderen en adviseerde begeleiding en ondersteuning bij het contact door de hulpverlenende instantie Unik. Deze instantie wil ook samenwerken met de begeleiders van de vader, de moeder en de kinderen. De ouders zijn nog steeds aangemeld bij Unik.
Standpunt moeder
5.4
De moeder benadrukt dat zij steeds heeft meegewerkt aan trajecten voor het tot stand brengen van omgang, omdat zij het ook belangrijk vindt dat de kinderen contact kunnen hebben met hun vader. Er is door alle trajecten vier jaar lang sprake geweest van veel onrust voor de kinderen en dat heeft een negatief effect op de kinderen gehad. De kinderen hebben begeleiding nodig gehad vanuit [naam3] . Zij komen nu tot rust en hun ontwikkeling gaat met grote sprongen vooruit. De kinderen kunnen nieuw contact met de vader op dit moment niet aan. Zij zijn erg teleurgesteld in hem, geven aan dat zij op dit moment geen contact willen en reageren met veel stress.
Uit de onderzoeken van de vader komt specifieke problematiek naar voren en gelet op de uitgebreide omgangsregeling die de vader uiteindelijk wil realiseren, volgt hieruit dat de vader nog steeds geen inzicht heeft in wat hij wel en niet kan. De nieuwe ontwikkelingen in zijn leven die de vader benoemt zijn nog maar kort geleden gestart. De vader moet eerst laten zien dat hij zijn leven daadwerkelijk goed op de rit heeft. Dan pas kan er gekeken worden naar wat de kinderen nodig hebben bij een eventueel herstel van het contact met hun vader.
De raad
5.5
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep meegedeeld dat de raad ziet dat de moeder altijd heeft meegewerkt aan contact met de vader. De kinderen zijn de afgelopen jaren gekwetst door de vader en daardoor beschadigd geraakt. [naam3] heeft ook geconstateerd dat de vader een te moeilijk onderwerp is voor de kinderen op dit moment. Het contact met de vader was wel fijn, maar de kinderen kunnen onvoldoende op hem rekenen. De situatie is door de professionals van [naam1] aan de kinderen uitgelegd en de kinderen moeten dat verwerken. Contact met de vader is daarom op dit moment verwarrend voor de kinderen.
Uit de onderzoeksverslagen blijkt dat de vader een lage intelligentie en een laag verbaal begrip heeft. Dat betekent dat de vader op alle levensgebieden begeleiding nodig heeft. Het is mooi dat de vader sinds kort zelfstandige woonruimte en betaald werk heeft, maar de vader begrijpt niet goed wat hij wel en niet kan en waar hij hulp en ondersteuning bij nodig heeft. Een onbegeleide weekendregeling met de kinderen kan absoluut niet aan de orde zijn.
Er moet eerst een stevig plan gemaakt worden waarin wordt uitgewerkt op welke punten de vader begeleiding nodig heeft. Misschien kan de vader een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Er moet eerst een meer stabiele basis komen bij de vader alvorens met professionele begeleiding afspraken over begeleide omgang met de kinderen kunnen worden gemaakt, anders zal een nieuw traject opnieuw mislukken.
De raad adviseert daarom – anders dan in de procedure bij de rechtbank – om geen omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen op dit moment.
Oordeel van het hof
5.6
Uit de processtukken komt naar voren dat het contact tussen de vader en de kinderen in het verleden prettig en enthousiast verliep. Helaas zijn de omgangstrajecten steeds niet tot een goed einde gebracht. Gezien is daarbij dat de vader impulsief is en het een aantal keren liet afweten. De teleurstelling bij de kinderen is om begrijpelijke redenen heel groot; zij hebben niet op de vader kunnen rekenen. De moeder heeft ook voldoende nader onderbouwd dat de kinderen de laatste tijd pas weer goed aan hun eigen ontwikkeling toekomen.
Voor het hof is echter ook duidelijk dat de vader zijn kinderen heel erg mist en dat hij zeer gemotiveerd is om zijn omstandigheden te verbeteren. Inmiddels heeft de vader een aantal onderzoeken ondergaan en daaruit komt naar voren dat de vader in zijn leven bij veel zaken begeleiding en extra uitleg nodig heeft. De vader wordt op dit moment begeleid naar zelfstandig wonen en heeft werk, maar deze ontwikkelingen zijn nog pril. De situatie van de vader kan op dit moment nog niet als stabiel worden bestempeld. De vader moet de komende maanden laten zien dat hij in staat is zijn woonruimte en baan ook op langere termijn te behouden.
De vader zal daarnaast meer zelfinzicht moeten ontwikkelen en aan zijn vaardigheden moeten werken. De omgangsregeling die hij uiteindelijk graag met de kinderen zou willen is in ieder geval de komende jaren veel te hoog gegrepen. Het is wenselijk dat de vader wat betreft het contact met de kinderen reële en haalbare doelen gaat stellen waarbij de behoeften van de kinderen voorop staan en dat hij zich hierbij vooral richt op het heden en niet op wat het in de toekomst moet worden.
Op dit moment is het te vroeg voor nieuw begeleid contact tussen de vader en de kinderen. De kinderen moeten niet opnieuw aan onzekerheid worden blootgesteld. Maar indien de situatie van de vader stabiliseert, hij zijn impulsiviteit beter onder controle krijgt en meer zelfkennis ontwikkelt, dan kan het hof zich voorstellen dat nieuw begeleid contact met de vader in het belang van de kinderen is.
Het laatste begeleide contact dateert inmiddels al van meer dan één jaar geleden. In het algemeen geldt als uitgangspunt dat het voor de ontwikkeling van een kind belangrijk is dat het een band met zijn beide ouders kan onderhouden. Het lijkt het hof niet verstandig de huidige situatie lange tijd op zijn beloop te laten.
Daarom wil het hof de behandeling van deze zaak aanhouden en de advocaat van de vader verzoeken het hof uiterlijk 28 augustus 2025 te informeren over de stand van zaken wat betreft de persoonlijke situatie van de vader. De vader moet onderbouwd met stukken van professionals toelichten of zijn situatie stabiel is en wat hij heeft gedaan om meer inzicht in zichzelf en zijn beperkingen te krijgen en zijn vaardigheden op bijvoorbeeld het gebied van impulscontrole te verbeteren.
De moeder mag vervolgens op deze aanvullende informatie reageren.
Daarna zal het hof beoordelen of er een eindbeslissing kan worden gegeven of dat er een nieuwe mondelinge behandeling moet worden gepland.
5.7
Het hof zal het verzoek van de vader daarom aanhouden en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de vader uiterlijk
28 augustus 2025informatie te vertrekken over (de stabiliteit van) zijn persoonlijke situatie, zijn inspanningen om meer inzicht in zichzelf en zijn beperkingen te verkrijgen en om zijn vaardigheden te vergroten, met daarvan een afschrift aan de moeder en de raad;
stelt de moeder in de gelegenheid om uiterlijk twee weken na ontvangst van de informatie van de vader haar schriftelijke reactie hierop in te dienen, met daarvan een afschrift aan de vader en de raad;
bepaalt dat het hof na ontvangst van voornoemde informatie van de vader en de reactie hierop van de moeder een nieuwe mondelinge behandeling in deze zaak zal plannen of de zaak op de stukken zal afdoen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en J.G. Knot, bijgestaan door de griffier, en is op 24 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.