ECLI:NL:GHARL:2025:2501

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
21-002620-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake gevaarlijk rijgedrag onder invloed van verdovende middelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van zeer gevaarlijk rijgedrag op 23 oktober 2023, waarbij hij onder invloed was van een combinatie van verdovende middelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van circa 200 km/u op de Rijksweg A6 reed, onvoldoende rechts hield en stoptekens negeerde. Dit leidde tot levensgevaarlijke situaties voor andere weggebruikers. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, waarvan 1 maand voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de rijbevoegdheid voor 12 maanden ontzegd en voor een andere overtreding voor 208 dagen. De in beslag genomen personenauto is verbeurd verklaard tot een bedrag van € 6.000,00. De verdachte heeft eerder soortgelijke veroordelingen gehad, wat het hof heeft meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002620-24
Uitspraak d.d.: 24 april 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 18 juni 2024 met parketnummer 96-282499-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 96-125116-21, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.M.M. Pater, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij voornoemd vonnis van 18 juni 2024, waartegen het hoger beroep is gericht:
  • verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld;
  • aan verdachte voor het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van
  • aan verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van 12 maanden;
  • aan verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van 208 dagen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest;
  • de in beslag genomen personenauto verbeurdverklaard tot een bedrag van € 6.000,00;
  • de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 96-125116-21 toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 23 oktober 2023 te Almere en/of Nagele, althans binnen de gemeente Almere en/of Noordoostpolder , in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A6, tussen Almere en Nagele zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- met een snelheid van circa 200 km/u onvoldoende rechts te rijden voor een afstand van ongeveer 5 km, en/of,
- geen gevolg te geven aan het stopteken dat werd gegeven met een aan het politievoertuig aangebracht transparant, en/of,
- ( meermaals), een en/of meerder ander(e) voertuig(en) van de weg af te drukken, door zo dicht op zijn voorgangers te rijden, ten gevolge waarvan de bestuurders van deze andere voertuigen moesten remmen teneinde een aanrijding te voorkomen, en/of,
- ( vervolgens,) meermalen, althans meer dan eens, met een snelheid van circa 200 km/u dicht op een vrachtwagen af te rijden, waarbij hij op het laatste moment moest uitwijken, om een aanrijding te voorkomen, en/of,
- terwijl hij verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar van zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
1.
subsidiair
hij op of omstreeks 23 oktober 2023 , als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A6, tussen Almere en Nagele
- een stopteken heeft genegeerd, en/of
- ( vervolgens,) met een snelheid van circa 200 km/u onvoldoende rechts heeft gereden,
voor een afstand van ongeveer 5 km, en/of,
- ( vervolgens,) meermalen, althans meer dan eens, andere weggebruikers van de weg heeft gedrukt, althans door zo dicht op zijn voorgangers heeft gereden, dat als een van deze voorgangers had geremd, er een ongeval had ontstaan, en/of,
- ( vervolgens,) meermalen, althans meer dan eens, met een snelheid van circa 200 km/u, dicht op een vrachtwagen af heeft gereden, waarbij hij telkens op het laatste moment is uitgeweken, waardoor een aanrijding werd voorkomen,
- ( vervolgens,) meerdere malen, althans meer dan eens, van rijstrook is gewisseld, waarbij hij geen richting heeft aangegeven,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2.
hij op of omstreeks 23 oktober 2023 te Almere als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A6, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 201 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden.
3.
hij op of omstreeks 23 oktober 2023 te Nagele, gemeente Noordoostpolder een voertuig,
te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994,
te weten MDA en/of MDMA en/of cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 62 microgram MDA per liter bloed en/of 480 microgram MDMA per liter bloed en/of 1,7 microgram THC per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Deze bewijsmiddelen werkt het hof uit wanneer tegen dit arrest cassatie wordt ingesteld.
Het hof acht bewezen dat:
1.
primair
hij op 23 oktober 2023 te Almere en/of Nagele, gemeente Noordoostpolder,
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A6,
tussen Almere en Nagele zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden
- door met een snelheid van circa 200 km/u onvoldoende rechts te rijden voor een afstand van ongeveer 5 km, en
- geen gevolg te geven aan het stopteken dat werd gegeven met een aan het politievoertuig aangebracht transparant, en
- meermalen andere voertuigen van de weg af te drukken, door zo dicht op zijn voorgangers te rijden, ten gevolge waarvan de bestuurders van deze andere voertuigen moesten remmen teneinde een aanrijding te voorkomen, en
- meermalen met een snelheid van circa 200 km/u dicht op een vrachtwagen af te rijden, waarbij hij op het laatste moment moest uitwijken, om een aanrijding te voorkomen,
terwijl hij verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar van zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
2.
hij op 23 oktober 2023 te Almere als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto)
op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A6, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord Al van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 201 kilometer per uur.
3.
hij op 23 oktober 2023 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten MDA, MDMA en cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 62 microgram MDA per liter bloed, 480 microgram MDMA per liter bloed en 1,7 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde telkens hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van (bijkomende) straf

Vordering van de advocaat-generaal
De vordering van de advocaat-generaal strekt ertoe dat:
  • verdachte wordt veroordeeld voor de onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
  • aan verdachte voor de onder 1 primair en 3 tenlastegelegde feiten een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 6 maanden,
  • aan verdachte voor de onder 1 primair en 3 tenlastegelegde feiten een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • aan verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde feit een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd voor de duur van 208 dagen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.
Standpunt van de verdediging
Het hoger beroep is gericht tegen de strafmaat. De raadsvrouw heeft het hof verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De gevolgen van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn voor verdachte onevenredig groot en hij kan beter een taakstraf uitvoeren of een geldboete betalen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 23 oktober 2023 zeer gevaarlijk rijgedrag laten zien, nadat hij in de dagen ervoor op het [event] was geweest en daar verschillende soorten drugs had gebruikt. Hij heeft zeer ernstige snelheidsovertredingen begaan door kilometers lang meer dan 100 kilometer per uur te hard op de snelweg te rijden, daar verschillende keren met snelheden rond de 200 kilometer per uur op voertuigen af te komen rijden en pas op het allerlaatst uit te wijken en door met die snelheden van rijhelft te wisselen zonder daarbij zijn richting aan te geven. Verdachte heeft daarbij onvoldoende afstand gehouden van andere weggebruikers, waardoor hij meerdere keren personenauto’s van de weg heeft ‘gedrukt’. Verdachte kwam pas na een achtervolging door de politie met optische en geluidssignalen na tientallen kilometers tot stilstand. Dergelijk rijgedrag leidt tot zeer gevaarlijke situaties in het verkeer, waarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel een reëel risico is.
Dat één en ander niet tot ongelukken heeft geleid, is in ieder geval niet te danken aan
(het handelen van) verdachte. Dat geldt in het onderhavige geval temeer, omdat verdachte op dat moment onder invloed was van een combinatie van verdovende middelen met flinke overschrijdingen van de grenswaarden. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid in ernstig gevaar gebracht en zich onttrokken aan iedere vorm van verantwoordelijkheid die van een deelnemer aan het verkeer wordt verwacht.
Het gedrag van verdachte in het verkeer is hem te verwijten, temeer nu uit het strafblad van verdachte van 6 maart 2025 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Op 21 september 2022 is verdachte in Zweden veroordeeld voor onder meer gevaarlijk rijden en rijden onder invloed op 20 augustus 2022. Aan verdachte is toen een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 3 maanden. Op 4 mei 2021 en op 20 oktober 2022 is verdachte in Nederland veroordeeld voor het rijden met een onjuist rijbewijs.
Evenals de politierechter acht het hof het bijzonder zorgelijk dat verdachte, ondanks deze veroordelingen, binnen een korte tijd opnieuw na inname van verdovende middelen heeft deelgenomen aan het verkeer en zulk gevaarlijk rijgedrag heeft laten zien. Door dit herhaaldelijke gevaarlijke rijgedrag wekt verdachte de indruk dat hij niet inziet wat de gevolgen van zijn rijgedrag kunnen zijn. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft verdachte desondanks benadrukt dat hij de gevaarlijke en negatieve gevolgen van zijn rijgedrag wel degelijk inziet en dat hij weet dat hij niet in de auto had moeten stappen, ook niet na het paniektelefoontje dat aanleiding was voor de rit. Het hof stelt vast dat verdachte na de onderhavige verdenkingen niet meer voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het hof heeft bij de strafoplegging verder gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze tijdens de zitting van het hof naar voren zijn gebracht. Verdachte is door de onderhavige strafzaak zijn vorige baan kwijtgeraakt, omdat zijn rijbewijs verschillende maanden ingevorderd en ingehouden is geweest. Hij heeft inmiddels een nieuwe baan gevonden, waar hij een vast contract heeft en waar hij fulltime werkt. Verdachte woont op zichzelf, heeft geen schulden en gebruikt geen drugs meer. Verder heeft verdachte een behandeling ondergaan bij een psycholoog, omdat hij ook zelf wilde begrijpen hoe hij destijds tot zulk gevaarzettend gedrag kwam.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten in combinatie met het strafblad van verdachte stelt het hof voorop dat in dit concrete geval het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel aangewezen is. Het hof zal echter, anders dan de politierechter, aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Het hof heeft daarbij in het voordeel van verdachte in aanmerking genomen dat hij inmiddels inzicht heeft getoond in het strafwaardige van zijn handelen, dat hij al de nodige gevolgen heeft ondervonden ten gevolge van de onderhavige strafzaak en dat hij zijn leven nu beter lijkt in te richten.
Voor de onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde feiten acht het hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden. Vanwege de waarschuwing die van deze straf moet uitgaan, zal het hof aan deze voorwaardelijke straf een proeftijd van 3 jaar verbinden. Omdat verdachte in korte tijd meerdere keren is veroordeeld voor gevaarlijk rijgedrag, zal het hof daarnaast voor de onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde feiten een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 12 maanden. Met betrekking tot feit 2 zal het hof aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 208 dagen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.

Beslag

De politie heeft op 23 oktober 2023 een voertuig van verdachte in beslag genomen, te weten een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, voorzien van kenteken [kenteken] .
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de in beslag genomen personenauto verbeurd wordt verklaard tot een bedrag van € 6.000,00.
Standpunt van de verdediging
Verdachte hoopt dat de personenauto aan hem wordt teruggegeven.
Oordeel van het hof
Het hof verklaart de in beslag genomen personenauto verbeurd tot een bedrag van € 6.000,00, nu de bewezenverklaarde feiten met behulp van dit voorwerp zijn begaan. Het hof gelast de teruggave van het overige deel van de in beslag genomen personenauto, zijnde de meerwaarde, aan de rechthebbende van de personenauto.

Vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 20 oktober 2022 opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week, parketnummer 96-125116-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen dan wel de proeftijd met een jaar te verlengen gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Oordeel van het hof
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een soortgelijk strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof zal daarom de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week bevelen. Het hof ziet geen reden in de persoonlijke omstandigheden van verdachte om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 62 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
208 (tweehonderdacht) dagen.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het beslag
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK personenauto van het merk Volkswagen type Golf, kenteken [kenteken] , tot een bedrag van € 6.000,00.
Gelast de teruggavevan het overige deel van de in beslag genomen personenauto, zijnde de meerwaarde, aan de rechthebbende van de personenauto.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2022, parketnummer
96-125116-21, te weten:
hechtenisvoor de duur van
1 (één) week.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. R. Godthelp, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.J. Zieleman, griffier,
en op 24 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.