In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 8 juni 2022. De verdachte, geboren in 1970, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden voor medeplichtigheid aan een gewelddadige beroving. Het hof bevestigt grotendeels het vonnis van de rechtbank, maar vernietigt de strafmaat vanwege een termijnoverschrijding in het hoger beroep. De verdachte had hoger beroep ingesteld op 13 juni 2022, en het hof oordeelt dat de redelijke termijn van twee jaar is overschreden met tien maanden. Hierdoor wordt de gevangenisstraf verlaagd naar elf maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toegewezen tot respectievelijk € 28.500,00 en € 2.500,00, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen beoordeeld en de bewijsvoering verbeterd, maar heeft de kern van de zaak bevestigd: de verdachte heeft een aanzienlijke rol gespeeld in de beroving en moet hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de schade.