In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder op 18 januari 2024 veroordeeld voor mishandeling, maar heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 april 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en vrijspraak van de verdachte. De verdediging voerde aan dat de verklaring van de verdachte bij de politie uitgesloten moest worden van het bewijs, omdat hij als kwetsbaar werd beschouwd en niet goed begreep wat het inhield om afstand te doen van verhoorbijstand. Het hof oordeelde echter dat de verdachte voldoende was geïnformeerd over zijn rechten en dat zijn verklaring niet uitgesloten hoefde te worden.
Het hof heeft vervolgens de tenlastelegging beoordeeld, waarin de verdachte werd beschuldigd van mishandeling van het slachtoffer op 22 oktober 2021. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldiging te onderbouwen, vooral na uitsluiting van de verklaring van de verdachte. Het hof concludeerde dat er onduidelijkheid bestond over de volgordelijkheid van de geweldshandelingen en dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk had gehandeld. Aangezien de verdachte een beroep op noodweer toekwam, werd hij vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij.