In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 18 december 2023. De zaak betreft de invordering van aanmaningskosten door de invorderingsambtenaar van de gemeente Arnhem, die een bedrag van € 8 in rekening heeft gebracht voor het verzenden van een aanmaning tot betaling van een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze kosten, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de invorderingsambtenaar en later ook door de Rechtbank.
Belanghebbende heeft in hoger beroep gesteld dat de aanmaning niet rechtsgeldig is verzonden. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de invorderingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de naheffingsaanslag op de juiste wijze is verzonden. Het Hof heeft vastgesteld dat de invorderingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de naheffingsaanslag is verzonden, en dat deze aanmaning terecht aan belanghebbende in rekening is gebracht. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de invorderingsambtenaar om de verzending van belastingaanslagen aan te tonen, vooral wanneer de belanghebbende betwist dat deze zijn ontvangen. Het Hof heeft geconcludeerd dat de invorderingsambtenaar aan deze verplichting heeft voldaan, waardoor de aanmaningskosten rechtmatig zijn opgelegd.