In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen die eerder een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten na een procedure bij de kantonrechter. De appellant, die in hoger beroep is gegaan, heeft de overeenkomst niet nagekomen door materialen niet te leveren. De geïntimeerde heeft daarop de overeenkomst ontbonden en vordert schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, maar de appellant is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig bekeken, waaronder de ontbinding van de overeenkomst en de gevolgen daarvan. Het hof oordeelt dat de appellant tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de schade van de geïntimeerde, die voortvloeit uit deze tekortkoming, moet worden vergoed. Het hof heeft de schade vastgesteld op een bedrag van € 8.213,46, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De uitspraak van de kantonrechter is vernietigd en de appellant is veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.