In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de verdachte was veroordeeld voor zware mishandeling van zijn baby. De rechtbank had de verdachte op 29 november 2023 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een wijziging in de strafoplegging. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden, heeft het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Dit besluit is genomen op basis van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het kind, evenals de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft het verzoek om contra-expertise afgewezen, omdat het letsel van het slachtoffer niet alleen bestond uit een triade, maar ook uit een hersenweefselscheur, wat volgens deskundigen alleen kan worden verklaard door een significante krachtsinwerking. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor zijn handelen en heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor de mishandeling van zijn dochter. Het hof heeft ook rekening gehouden met de impact van de gebeurtenissen op het gezin van de verdachte en de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die is afgekeurd en de zorg heeft over zijn drie kinderen. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit.