ECLI:NL:GHARL:2025:2941

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
200.349.230
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot adoptie en wijziging geslachtsnaam van meerderjarige door stiefvader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot adoptie van een meerderjarige door haar stiefvader. De rechtbank Gelderland had eerder op 1 oktober 2024 het verzoek tot adoptie en wijziging van de geslachtsnaam afgewezen. De verzoekers, de stiefvader en de moeder, waren het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de stiefvader en de moeder niet voldaan hebben aan de wettelijke eis van drie aaneengeschakelde jaren van samenleven, zoals vereist in artikel 1:227 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekers hebben aangevoerd dat de bijzondere omstandigheden van de zaak aanleiding zouden moeten geven om van deze eis af te wijken, maar het hof heeft deze argumenten niet overtuigend genoeg geacht. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam afgewezen, omdat dit verzoek afhankelijk was van de goedkeuring van het adoptieverzoek, dat niet is toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke voorwaarden voor adoptie en de bestendigheid van de relatie tussen de stiefvader en de moeder, die in dit geval niet voldoende was aangetoond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.349.230
(zaaknummer rechtbank Gelderland 427644)
beschikking van 13 mei 2025
inzake
[verzoeker] ,
verder te noemen: de stiefvader,
en
[verzoekster]
verder te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. N.C. Bouman- de Vos.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de meerderjarige] ,
verder te noemen: [de meerderjarige] ,
wonende te [woonplaats1] .
Ten aanzien van de wijziging van de geslachtsnaam is als belanghebbende aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [de gemeente] ,
verder te noemen: de abs.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 1 oktober 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Deze beschikking zal verder worden genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties A t/m K, ingekomen op 13 december 2024;
- een brief van de abs van 21 januari 2025;
- een journaalbericht van mr. Bouman- de Vos van 5 maart 2025 met een productie;
- een brief van de abs van 11 maart 2025;
- een journaalbericht van mr. Bouman- de Vos van 8 april 2025 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 april 2025 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
-de stiefvader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- [de meerderjarige] ;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
In de uitspraak van de rechtbank van [plaats1] , regio Donetsk, in Oekraïne, van
6 maart 2013 wordt vermeld dat de moeder en de heer [naam1 ]
(hierna te noemen: de heer [naam1 ] ) met elkaar zijn getrouwd [in]
2005 en dat tijdens dit huwelijk [de meerderjarige] 2005 is geboren. In deze uitspraak is het verzoek van de moeder tot echtscheiding toegewezen. De beslissing is in kracht van gewijsde gegaan op 19 maart 2013.
3.2
In de verstekbeschikking van de rechtbank van [plaats1] , regio Donetsk, in
Oekraïne van 20 oktober 2014 is de heer [naam1 ] uit de ouderlijke macht over
[de meerderjarige] ontzet. De beslissing is in kracht van gewijsde gegaan op 21 oktober 2014.
3.3
De moeder en [de meerderjarige] zijn sinds 28 maart 2022 geregistreerd in de BRP op een adres in Nederland.
3.4
De moeder en de stiefvader wonen volgens het BRP sinds augustus 2022 samen en zij zijn op 31 juli 2023 een geregistreerd partnerschap aangegaan. De moeder en de stiefvader zijn tijdens de procedure in eerste aanleg op 12 februari 2024 met elkaar getrouwd.
3.5
[de meerderjarige] was ten tijde van de indiening van het verzoekschrift minderjarig. [de meerderjarige] is
op dit moment meerderjarig.
3.6
De stiefvader heeft de Nederlandse nationaliteit. De moeder en [de meerderjarige] hebben de
Oekraïense nationaliteit.
3.7
De moeder is eerder gehuwd geweest met de heer [naam2] tot 19 december 2022. Ook de stiefvader is eerder gehuwd geweest. Tijdens dat huwelijk is een dochter geboren, die inmiddels meerderjarig is.
3.8
De woon- of verblijfplaats van de heer [naam1 ] is onbekend.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de stiefvader en de moeder tot adoptie van [de meerderjarige] door de stiefvader, niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om de geslachtsnaam van [de meerderjarige] te wijzigen, afgewezen.
4.2
De stiefvader en de moeder kunnen zich niet verenigen met de bestreden beschikking. Zij zijn met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Met deze grieven beogen zij het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De grieven zien op het niet-ontvankelijk verklaren van de stiefvader en de moeder in hun verzoek tot adoptie van [de meerderjarige] en op het afwijzen van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de meerderjarige] .
De stiefvader en de moeder verzoeken het hof - kort gezegd - om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- de adoptie van [de meerderjarige] door de stiefvader uit te spreken, en
- te bepalen dat [de meerderjarige] in het vervolg de geslachtsnaam [verzoeker/verzoekster] zal dragen;
- de griffier op te dragen op grond van artikel 1:20e lid 1 BW, zodra de uitspraak onherroepelijk is geworden, een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [de gemeente] en hem te gelasten de latere vermelding van de adoptie en wijziging van de geslachtsnaam aan de geboorteakte toe te voegen;
- de voor het opmaken van de geboorteakte noodzakelijke gegevens, met inachtneming van de adoptie, als volgt vast te stellen, althans vast te stellen en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [de gemeente] te gelasten de latere vermelding van de adoptie en wijziging van de geslachtsnaam aan de geboorteakte toe te voegen:
Geslachtsnaam: [verzoeker/verzoekster] (vóór de adoptie: [naam1 ] )
Voornamen: [de meerderjarige]
Dag van geboorte: [in] 2005
Plaats van geboorte: [plaats1] , Oekraïne
Geslachtsaanduiding: vrouwelijk;
Geslachtsnaam vader: [verzoeker]
Voornamen vader: [verzoeker]
Dag van geboorte: [in] 1978
Plaats van geboorte: [woonplaats1] , Nederland;
Geslachtsnaam moeder: [verzoekster]
Voornamen moeder: [verzoekster]
Dag van geboorte: [in] 1976
Plaats van geboorte: [plaats1] , Oekraïne.

5.De motivering van de beslissing

Positie van [de meerderjarige]
5.1
Tijdens de mondelinge behandeling is de procesrechtelijke positie van [de meerderjarige] besproken. De advocaat stelt dat [de meerderjarige] , nu zij inmiddels meerderjarig is, een van de verzoekers in hoger beroep is. Als het hof [de meerderjarige] niet als verzoekster aanmerkt, moet zij volgens de advocaat worden aangemerkt als belanghebbende.
5.2
Het hof overweegt als volgt. Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg door de moeder en stiefvader was [de meerderjarige] nog minderjarig. [in] 2023 heeft zij de meerderjarige leeftijd bereikt. [de meerderjarige] is daarmee geen verzoeker (geworden), maar is wel te beschouwen als belanghebbende in de onderhavige zaak.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.3
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat [de meerderjarige] en de moeder de Oekraïense nationaliteit hebben. Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van het verzoek. Op grond van het bepaalde in artikel 10:105, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht van toepassing op de adoptie.
Juridisch kader
5.4
Het hof stelt voorop dat vaststaat dat [de meerderjarige] ten tijde van de indiening van het inleidend verzoekschrift bij de rechtbank op 13 november 2023 nog minderjarig was. Er is dus voldaan aan de in artikel 1:228 lid 1 sub a BW gestelde voorwaarde van minderjarigheid.
5.5.
Aan het hof ligt de vraag voor of aan de voorwaarden van artikel 1:227 lid 2 BW en artikel 1:228 lid 1 sub f BW is voldaan. Artikel 1:227 lid 2 BW vereist dat de verzoeker – in dit geval de stiefvader - tenminste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met de moeder heeft samengeleefd. Niet in geschil is dat in deze zaak geen sprake is van drie aaneengesloten jaren van samenleving.
Standpunten
5.6
De verzoekers vragen het hof om een uitzondering op genoemde verzorgingstermijn van [de meerderjarige] van drie jaar (driejaarstermijn) te maken, wegens de bijzondere omstandigheden van het geval. Vanwege de leeftijd van [de meerderjarige] kon de driejaarstermijn niet worden afgewacht, omdat zij anders niet meer minderjarig zou zijn en daarmee niet voldaan zou worden aan artikel 1:228 lid 1 sub a BW. Zij werd vlak na het indienen van het verzoekschrift achttien jaar. Feitelijk zou dit betekenen dat adoptie alleen zou kunnen als een kind niet ouder is dan vijftien jaar op het moment dat de ouders met elkaar gaan samenleven. Hierdoor wordt een kind dat bijna meerderjarig is, benadeeld ten opzichte van een jonger kind. Inmiddels zijn de stiefvader en de moeder al meer dan tweeënhalf jaar samen. Volgens de verzoekers verstrijkt de driejaarstermijn in juni 2025, omdat de verzoekers feitelijk in juni 2022 gingen samenwonen. Intussen is de relatie bestendigd met een geregistreerd partnerschap dat later is omgezet naar een huwelijk. De stiefvader en de moeder zijn gehuwd, omdat zij een gezamenlijke toekomst voor ogen hebben, niet met het oog op de verblijfstatus van de moeder. Het verzoek tot adoptie is ook niet met het oog op de verblijfsstatus van [de meerderjarige] ingediend. De wens tot adoptie komt vanuit [de meerderjarige] zelf. Als het verzoek wordt afgewezen, wordt [de meerderjarige] gedwongen om in een juridische band met haar biologische vader te blijven. Hij is er nooit als vader voor haar geweest, terwijl zij juist een vader heeft gevonden in de stiefvader. Bovendien is aan de verzorgingstermijn van een jaar wel voldaan. Dit zou zwaarder moeten wegen dan de termijn van samenleving tussen de stiefvader en de moeder. De wetgever heeft een lijn willen trekken, maar feitelijk geeft een termijn van drie jaar ook geen garantie op bestendigheid van een relatie. De relatie van verzoekers duurt voort en er is geen enkele aanwijzing voor een einde op korte termijn. [de meerderjarige] heeft recht op een stabiele thuissituatie in Nederland zonder in de angst te leven weer terug te moeten naar Oekraïne. Inmiddels heeft zij ook haar middelbare school in Nederland afgemaakt en volgt hier een vervolgstudie. Bestaanszekerheid is van ondergeschikt belang, maar dit zou wel een rol zou moeten spelen bij de vraag om een uitzondering te maken, als er aan slechts één voorwaarde voor adoptie niet wordt voldaan.
Als het verzoek tot adoptie wordt toegewezen, zou alsnog ook de geslachtsnaam van [de meerderjarige] moeten worden gewijzigd. De moeder gebruikt inmiddels ook de naam [verzoeker/verzoekster] . Het is daarom logischer dat [de meerderjarige] deze naam krijgt in plaats van de meisjesnaam van de moeder, die de moeder zelf niet gebruikt.
5.7
De raad adviseert om de verzoeken af te wijzen, omdat het niet in het belang van [de meerderjarige] is dat zij wordt geadopteerd door de stiefvader. Voordat de moeder de stiefvader heeft leren kennen, is zij tweemaal in Oekraïne gehuwd geweest. In maart 2013 is zij officieel gescheiden van de biologische vader van [de meerderjarige] en in augustus 2013 gehuwd met de heer [naam2] . Vlak na haar aankomst in Nederland heeft de moeder de stiefvader leren kennen en na twee of drie maanden gingen zij samenwonen. Op dat moment was de moeder nog gehuwd met [naam2] . Omdat de stiefvader en de moeder een geregistreerd partnerschap in Nederland wilden aangaan, heeft de moeder de scheiding met [naam2] in Oekraïne online geregeld. Door het geregistreerde partnerschap heeft de moeder een verblijfstatus in Nederland gekregen. Er is geen sprake van een jarenlange en onafgebroken verzorging en opvoeding van [de meerderjarige] door de stiefvader tijdens haar minderjarigheid. [de meerderjarige] was al ruim zestien jaar oud toen haar moeder en de stiefvader elkaar leerden kennen, met elkaar gingen samenwonen en hij een vaderrol voor [de meerderjarige] is gaan vervullen. De adoptiewens is pas ontstaan rondom het bereiken van de meerderjarige leeftijd.
De raad wil meer zekerheid hebben of de relatie bestendig is, gezien de wisselende partners die moeder in het verleden heeft gehad en die ook een rol in het leven van [de meerderjarige] hebben gehad. Tijdens het raadsonderzoek zijn er geen mogelijkheden gevonden om de biologische vader van [de meerderjarige] te traceren en met hem in contact te komen. Het is onbekend hoe hij zou staan tegenover het adoptieverzoek. Uit de gesprekken komt naar voren dat het gaat om het veiligstellen van de toekomst van [de meerderjarige] in Nederland. De raad vindt het verzoek begrijpelijk, maar is van mening dat de stiefouderadoptie hiervoor niet de geschikte weg is.
Mocht het hof het adoptieverzoek toch toewijzen, dan heeft de raad bezwaar tegen het verzoek tot naamswijziging. Als reden voor de verzochte naamswijziging komt naar voren dat [de meerderjarige] in de toekomst niet te maken zal krijgen met mogelijke discriminatie en niet geconfronteerd wil worden met de negatieve herinneringen aan haar biologische vader. De raad vraagt zich af of [de meerderjarige] mede vanuit een teleurstelling over haar vader en vanuit emotie handelt en daarbij haar tweede stiefvader de erkenning wil geven voor zijn vaderschap door het aannemen van zijn achternaam. De raad geeft in overweging dat [de meerderjarige] de familieachternaam van haar moeder zou kunnen aannemen, gezien de wisselingen van partners door de moeder.
5.8
Ten aanzien van de naamswijziging voert de abs aan dat de aangeleverde geboorteakte van [de meerderjarige] het juiste uittreksel is. Als een wettelijke grondslag voor inschrijving ontstaat en aan het hof het originele exemplaar van het uittreksel, de apostille en de vertaling is overgelegd, komt dit document voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand in aanmerking.
Oordeel van het hof
5.9
Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 1:227 lid 2 BW. Het hof ziet geen aanleiding een uitzondering te maken op de wettelijke driejaarstermijn. De beslissing van de rechtbank moet daarom in stand blijven. Het hof sluit zich – na het lezen van alle stukken en het horen van partijen op de zitting – aan bij de beslissing en de motivering van de rechtbank. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
5.1
Het hof begrijpt de wens van [de meerderjarige] en de stiefvader om een juridische erkenning te willen van de band, die zij allebei als een ouder-kind relatie ervaren. De manier waarop de stiefvader, de moeder en [de meerderjarige] hun leven in Nederland hebben opgebouwd en hoe zij hier invulling aan geven, is fijn voor betrokkenen. Tegelijk moet het hof toetsen aan de wettelijke voorwaarden. Het staat vast dat niet aan de voorwaarde van artikel 1:227 lid 2 BW is voldaan. De verzoekers hebben niet drie aaneengesloten jaren samengeleefd, voordat zij het verzoek tot adoptie van [de meerderjarige] door de stiefvader hebben ingediend. In de bijzondere omstandigheden die de verzoekers en [de meerderjarige] hebben aangedragen, ziet het hof geen aanleiding om van de wettelijke voorwaarden af te wijken.
5.11
Uit jurisprudentie blijkt dat de in de wet genoemde termijnen gepasseerd kunnen worden, indien zij geen enkel rechtens te beschermen belang dienen. Immers, wanneer de termijnen te rigide gehanteerd zouden worden, zouden de belangen van het kind in het gedrang kunnen komen en die belangen dienen altijd de eerste overweging te vormen (artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind). Het hof ziet in deze zaak echter geen aanleiding om de termijn van drie aaneengesloten jaren te passeren. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever de eis uit artikel 1:227 lid 2 BW (in combinatie met de eis uit artikel 1:228 lid 1 sub f BW) stelt om een zekere waarborg te scheppen voor de duurzaamheid en bestendigheid van de opvoedingssituatie van het adoptiekind (MvT, Kamerstukken II, 30551, nr. 3 p.3). Het hof is van oordeel dat verzoekers, ook afgezien van de driejaarstermijn, onvoldoende hebben aangetoond dat sprake is van duurzaamheid en bestendigheid van de opvoedingssituatie vanuit verzoeker jegens [de meerderjarige] . Daarbij neemt het hof het volgende in aanmerking. De moeder en [de meerderjarige] hebben tot en met begin 2022 in Oekraïne gewoond en zij zijn pas sinds 28 maart 2022 naar Nederland gekomen. De stiefvader is derhalve relatief kort onderdeel van het leven van [de meerderjarige] . Zij was ruim zestien jaar oud toen zij op 1 augustus 2022 formeel in een gezinsverband zijn gaan samenwonen. De stiefvader is slechts een korte tijd verantwoordelijk geweest voor de verzorging en opvoeding van [de meerderjarige] als minderjarige. Op de datum waarop het adoptieverzoek is ingediend duurde de samenleving ruim vijftien maanden, in plaats van ten minste zesendertig maanden zoals artikel 1:227 lid 2 BW bepaalt. Dit betekent dat de moeder en de stiefvader ruim anderhalf jaar korter met elkaar hebben samengeleefd voor de indiening van het verzoek dan de wetgever voorschrijft om een adoptieverzoek te kunnen indienen. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat hierdoor de bestendigheid van de relatie van de stiefvader en de moeder, voorafgaand aan de indiening van het verzoek, onvoldoende vast is komen te staan. Hoewel aan de verzorgingstermijn wel is voldaan, gaat het hof niet mee in de stelling van de verzoekers en [de meerderjarige] dat de verzorgingstermijn zwaarder zou moeten wegen dan de termijn van samenleving tussen de stiefvader en de moeder. Dit komt niet overeen met de bedoeling van de wetgever. De samenlevingstermijn van drie jaren is namelijk een wettelijke voorwaarde, zodat een zekere bestendigheid van de relatie kan worden getoetst. In de bestaanszekerheid van [de meerderjarige] in Nederland ziet het hof ook geen aanleiding om af te wijken van het samenlevingsvereiste. Daar komt het volgende bij. Aan [de meerderjarige] is tijdens de mondelinge behandeling gevraagd wat verzoeker voor haar betekent en wat volgens haar een ‘vaderfiguur” is. [de meerderjarige] kon daar geen antwoord op geven en bleef steken in algemeenheden. Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [de meerderjarige] niet overziet wat een adoptie betekent en wat hier de gevolgen van zijn.
Omdat de bestendigheid van de relatie onvoldoende vast is komen te staan, zal het hof het verzoek tot adoptie van [de meerderjarige] afwijzen. Daarbij benadrukt het hof dat het verzoek wordt afgewezen op grond van wettelijke voorwaarden. Dit doet niets af aan de band die de stiefvader, de moeder en [de meerderjarige] met elkaar hebben.
5.1
De grieven van de verzoekers falen. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking. Het verzoek om de geslachtsnaam te wijzigen, gaat uit van de situatie waarin het verzoek tot adoptie wordt toegewezen. Omdat het hof de grieven van de verzoekers passeert, wordt er niet meer toegekomen aan het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam. Het hof wijst dit verzoek daarom af.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 1 oktober 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, P.B. Kamminga en E. de Boer, bijgestaan door mr. T.F. de Ruiter als griffier, is getekend door de voorzitter en is op 13 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.