ECLI:NL:GHARL:2025:3000

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
22/888
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontoereikende machtiging in WOZ-zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van mr. D.A.N. Bartels, die namens belanghebbende, een eigenaar van een appartement in Laren, het hoger beroep had ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder de beschikking van de heffingsambtenaar over de WOZ-waarde van de onroerende zaak en de bijbehorende belastingaanslagen gehandhaafd. Het Hof oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was omdat de volmacht die Bartels had overgelegd, enkel betrekking had op vertegenwoordiging bij de gemeente en niet op de fase van hoger beroep. Ondanks herhaalde verzoeken van het Hof om een geldige machtiging over te leggen, heeft Bartels geen nieuwe volmacht ingediend. Het Hof concludeerde dat Bartels niet bevoegd was om het hoger beroep in te stellen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat het Hof niet kon vaststellen dat Bartels bevoegd was om dit verzoek namens belanghebbende in te dienen. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte volmacht in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/888
uitspraakdatum: 13 mei 2025
Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer
op het door mr. D.A.N. Bartels ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 5 april 2022, nummer UTR 20/4030 in het geding tussen
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Laren(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2020 vastgesteld. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB), afvalstofheffing en rioolheffing 2020 opgelegd.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het hoger beroep is volgens het hogerberoepschrift ingesteld namens belanghebbende. In het hogerberoepschrift staat onder meer: “
De volmacht maakt reeds deel uit van het Rechtbankdossier”. In het dossier van de Rechtbank bevindt zich een volmacht. In deze volmacht staat het volgende:

De heer en mevrouw [belanghebbende] eigenaren Van appartement [adres] in [woonplaats] , geven opdracht aan Mr. D.A.N. Dion Bartels van Bartels Consultancy om hen te representeren bij de gemeente Laren inzake het verzoek tot herziening van het bedrag van de WOZ van het appartement [adres] in [woonplaats].”
1.5.
Bij brief van 17 augustus 2022 heeft de griffier van het Hof D.A.N. Bartels (hierna: Bartels) erop gewezen dat het hogerberoepschrift naar de eisen van de wet niet volledig is, omdat de door [belanghebbende] ondertekende volmacht enkel ziet op de vertegenwoordiging bij de gemeente Laren. De griffier heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld het verzuim uiterlijk 14 september 2022 te herstellen en medegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien aan deze uitnodiging niet binnen de gestelde termijn gehoor wordt gegeven.
1.6.
Bartels een nader stuk ingediend die bij het Hof is binnengekomen op 26 augustus 2022. Tot dit stuk behoort de onder 1.4 genoemde volmacht.
1.7.
Bij brief van 5 september 2022 heeft de griffier van het Hof Bartels opnieuw erop gewezen dat de volmacht die op 26 augustus 2022 is overgelegd niet de juiste volmacht is, omdat deze volmacht ziet op vertegenwoordiging bij de gemeente Laren en niet op vertegenwoordiging in (hoger) beroep. De griffier heeft Bartels in de gelegenheid gesteld het verzuim uiterlijk 3 oktober 2022 te herstellen en wederom medegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien aan deze uitnodiging niet binnen de gestelde termijn gehoor wordt gegeven.
1.8.
Bij brief van 11 oktober 2022 brengt de griffier van het Hof Bartels de door het Hof verzonden brief van 5 september 2022 onder de aandacht. De griffier heeft Bartels in de gelegenheid gesteld het verzuim uiterlijk 25 oktober 2022 te herstellen en wederom medegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien aan deze uitnodiging niet binnen de gestelde termijn gehoor wordt gegeven.
1.9.
Het Hof heeft het hoger beroep bij uitspraak van 14 maart 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld en op de mogelijke gevolgen te zijn gewezen, in hoger beroep het griffierecht niet zou zijn voldaan.
1.10.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof verzet aangetekend.
1.11.
Het Hof heeft het verzet bij uitspraak van 21 november 2023 gegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 209,25.
1.12.
Naar aanleiding van de gegrondverklaring van het verzet heeft de griffier van het Hof belanghebbende bij aangetekende brief van 27 februari 2024 gewezen op de eerder door het Hof verzonden brieven. De griffier heeft Bartels in de gelegenheid gesteld het verzuim uiterlijk 12 maart 2024 te herstellen en wederom medegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien aan deze uitnodiging niet binnen de gestelde termijn gehoor wordt gegeven.
1.13.
Bartels heeft op 20 maart 2024 een nader stuk ingediend. Tot dit stuk behoort de volmacht. Dit is dezelfde volmacht als de volmacht die aanwezig is in het rechtbank dossier en de volmacht die belanghebbende op 24 augustus 2023 heeft ingediend bij het Hof.
1.14.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels.

2.Geschil

In geschil is of Bartels bevoegd was namens belanghebbende hoger beroep in te stellen.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
In een procedure voor de bestuursrechter kunnen partijen zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen (artikel 8:24, eerste lid, van de algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)). De bestuursrechter kan van een gemachtigde die geen advocaat is, een schriftelijke machtiging verlangen (artikel 8:24, tweede en derde lid, van de Awb).
3.2.
Het Hof heeft Bartels verzocht een machtiging over te leggen.
3.3.
Het Hof acht de door Bartels in de procedure voor de Rechtbank overgelegde machtiging ontoereikend. Het Hof is van oordeel dat deze machtiging geen betrekking heeft op de fase van hoger beroep. Immers, in de volmacht is opgenomen ‘‘
om hen te representeren bij de gemeente Laren’’. Dat omvat, anders dan Bartels bepleit niet de fase van hoger beroep bij het Hof. Bartels heeft geen andere machtiging overgelegd, ook niet nadat het Hof hem herhaaldelijk heeft gewezen op het gebrek in de machtiging en hem evenzovele malen in de gelegenheid heeft gesteld een voldoende machtiging over te leggen. Dat het verzet gegrond is verklaard maakt vorenstaande niet anders. Bartels kon hier niet het vertrouwen aan ontlenen dat de machtiging alsnog toereikend zou zijn. De verzet procedure zag immers enkel op de betaling van het griffierecht. Deze beoordeling zag niet op de machtiging en zoals al overwogen, was Bartels als meerdere malen gewezen op het gebrek in de machtiging. Ondanks dat heeft Bartels geen nieuwe machtiging overgelegd.
3.4.
Gelet op het vorenstaande kan het Hof niet vaststellen dat Bartels bevoegd was namens belanghebbende hoger beroep in te stellen. Het hoger beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep niet-ontvankelijk.

4.Schadevergoeding

4.1.
Bartels heeft gesteld dat de redelijke termijn is overschreden en aanspraak gemaakt op een vergoeding van immateriële schade die belanghebbende daardoor zou hebben geleden.
4.2.
Het Hof kan niet vaststellen dat Bartels bevoegd was namens belanghebbende te verzoeken om schadevergoeding. Het Hof zal het verzoek daarom niet-ontvankelijk verklaren.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, raadsheer, in tegenwoordigheid van A. Tax als griffier.
De beslissing is op 13 mei 2025 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De raadsheer,
(A. Tax) (A.E. Keulemans)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een
afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.