ECLI:NL:GHARL:2025:3005

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
23/2690
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges voor omgevingsvergunning in Nijmegen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 2 augustus 2023 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen had leges in rekening gebracht voor de behandeling van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak in Nijmegen, had een aanvraag ingediend voor een functiewijziging van agrarische bestemming naar woonbestemming. De heffingsambtenaar handhaafde het bedrag aan leges, waarop belanghebbende in beroep ging. Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er onduidelijkheden waren over de bestemming van het perceel en de hoogte van de leges. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende had aangetoond dat het juiste tarief was toegepast. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de leges verlaagd naar een lager tarief. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2690
uitspraakdatum:
13 mei 2025
Uitspraak van de tiende enkelvoudige kamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 2 augustus 2023, nummer ARN 22/3545, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning leges aan belanghebbende in rekening gebracht.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bedrag aan leges gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het eerste onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. drs. D.H. Pols, en namens de heffingsambtenaar [naam1] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat op 1 november 2024 in het digitale zaaksdossier is geplaatst.
1.6.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld nadere informatie aan het Hof te verstrekken. Van die mogelijkheid heeft de heffingsambtenaar gebruik gemaakt. Belanghebbende heeft op de door de heffingsambtenaar verstrekte inlichtingen gereageerd.
1.7.
Op 17 april 2025 heeft een nadere zitting plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. drs. D.H. Pols, en namens de heffingsambtenaar [naam1] , bijgestaan door [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak [adres1] 47 te [woonplaats] (hierna: de woning). In het Kadaster wordt het object als woonhuis omschreven.
2.2.
De woning is op 28 december 1971 door de [naam3] in eigendom overgedragen aan veilingmeester [naam4] , die de woning toen als huurder reeds in gebruik had. In de akte van levering is de onroerende zaak omschreven als een ‘woonhuis met erf en tuin te [plaats1] ’.
2.3.
De weduwe van [naam4] heeft de woning op 15 november 2007 overgedragen aan belanghebbende. In de desbetreffende akte van levering is opgenomen:
“Het woonhuis met garage, ondergrond, erf en tuin (…), door koper te gebruiken als woning. Ten aanzien van dit gebruik van het verkochte heeft verkoper het volgende meegedeeld:
- hem is niet bekend dat dit gebruik op publiek- of privaatrechtelijke gronden niet is toegestaan.”
2.4.
Op 28 mei 2020 is ter zake van de naastgelegen onroerende zaak [adres1] 49 een aanvraag ingediend tot het omzetten van een agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning. In de beoordeling van deze aanvraag is onder meer opgenomen:
“Gebiedsbeschrijving
Het perceel [adres1] 49 ligt in [woonplaats] tussen andere burgerwoningen (op het naastgelegen perceel [adres1] 47 staat bijvoorbeeld ook een burgerwoning), in een omgeving die door bedrijfsuitbreiding, plannen voor een zonnepark etc. verdergaand aan het verstedelijken is.
(…)
Milieuzonering
(…)
Aldus leidt de reeds aanwezige inwaartse milieuzonering als gevolg van de bestaande burgerwoningen op nr. 47 en 51 ertoe dat een goed woon- en leefklimaat in de invloedssfeer van onderhavige locatie geborgd wordt.
Economische zaken
Vanuit het economische beleid zijn er geen bezwaren tegen het omzetten van deze bedrijfs- naar een burgerwoning. Het achterliggende perceel blijft een economische bestemming houden. De naastgelegen woning op nummer 47 is ook een burgerwoning en het toevoegen van deze woning heeft geen tot weinig extra beperkingen voor toekomstige ontwikkelingen. Naar verwachting zullen er de komende 10 jaar nog geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden.”
2.5.
In oktober 2020 heeft belanghebbende een aanvraag bij een bank ingediend voor een aanvullende hypothecaire financiering. Bij de behandeling van deze aanvraag zijn twijfels gerezen over de bestemming van het perceel waarop de woning is gelegen.
2.6.
Daarop heeft belanghebbende contact gezocht met de gemeente Nijmegen. Bij e-mail van 29 oktober 2020 heeft een medewerker van de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (hierna: [naam6] ) het volgende aan belanghebbende medegedeeld:
“U heeft beiden de vraag gesteld over de [adres1] 47 en de bestemming van dit perceel.
In een eerdere email heb ik al aangegeven dat dit perceel in de beheersverordening 'Nijmegen Bedrijventerrein Oosterhout en Rietgraaf e.o.' verwezen wordt naar de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Bemmel 1978'. In dit bestemmingsplan kent het perceel een agrarische bestemming en geen woonbestemming.
Ik heb vervolgens gekeken in het digitale gebouwenarchief of er in het verleden een vrijstelling verleend is voor het gebruik van burgerwonen. Dit heb ik niet kunnen traceren.
De gemeente Nijmegen heeft ook nog nader onderzoek verricht naar dit adres. Ook in het regionale archief is niks te traceren over dit adres.
Nu komt het er concreet op neer dat er op dit moment geen sprake is van een burgerwoning. Er zijn twee opties denkbaar om dit te realiseren:
1. middels een omgevingsvergunning een functiewijziging aanvragen ten behoeve van burgerwoning. Dit wijzigt het bestemmingsplan niet, maar door middel van toepassing van artikel 4 lid 9 Bijlage II Bor kan er ontheffing worden verleend voor strijdig gebruik. Dit is reeds bij meerdere percelen in de omgeving zo gerealiseerd;
2. afwachten tot er een nieuw bestemmingsplan voor dit gebied komt. Of en wanneer dit komt, is vooralsnog onbekend.
De snelste route is in dit geval het aanvragen van een omgevingsvergunning voor de functiewijziging. Dit kan worden aangevraagd via www.omgevingsloket.nl.
Het gaat dan om de activiteit 'handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening'.
Ik kan u helaas niet anderszins berichten in deze.”
2.7.
Op 16 januari 2021 heeft belanghebbende een aanvraag omgevingsvergunning voor een functiewijziging van agrarische bestemming naar woonbestemming ingediend.
2.8.
De omgevingsvergunning is op 8 april 2021 aan belanghebbende verleend. In de beschikking alsmede in de begeleidende brief is belanghebbende gewezen op de verschuldigdheid van leges en is daarbij verwezen naar de Verordening op de heffing en de invordering van leges gemeente Nijmegen 2021.
2.9.
In verband met het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verstrekken van een omgevingsvergunning heeft de heffingsambtenaar op 18 september 2021 aan belanghebbende leges in rekening gebracht tot een bedrag van € 4.507,71.
2.10.
Op 18 november 2024 heeft [naam5] , juridisch adviseur van [naam6] het volgende aan de heffingsambtenaar bericht:
“Volgens mij geeft mijn eerdere mail nog steeds voldoende informatie voor het antwoord op de gestelde vragen. Denk jij daar ook zo over?
Ik ben toch zelf ook nog eens in het kadaster gaan kijken, zie bijgevoegd. Het is inderdaad steeds als woonhuis omschreven.
Interessant is echter wel dat het perceel in 1971 onderdeel was van een grote ruilverkaveling. Het ruilverkavelingsdocument heb ik ook (…). Uit de ruilverkavelingsakte blijkt niet om wat voor soort perceel het gaat. Het is giswerk, maar het is aannemelijk dat in de ruilverkaveling een agrarische bestemming over het hoofd is gezien.
Naar onze informatie is er planologisch in ieder geval nooit sprake geweest van een (formele) burgerwoning.”

3.Geschil

In geschil is of aan belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag leges in rekening zijn gebracht.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Ingevolge artikel 229, lid 1, letter b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
4.2.
De Verordening op de heffing en de invordering van leges gemeente Nijmegen 2021 (hierna: de Verordening) luidt onder meer:
Artikel 1 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
q. Bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
r. Woning: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen. Een bedrijfswoning, woonwagen of begeleid wonen, is geen woning in de zin van de Legesverordening.
Artikel 2 Belastbaar feit
1. Onder de naam 'leges' worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
(…)
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst (…), dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
(…)
Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven
1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Artikel 6 Wijze van heffing
De leges worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.
4.3.
De Verordening is door de raad van de gemeente Nijmegen vastgesteld op 16 december 2020 en op 21 december 2020 gepubliceerd in het voor eenieder elektronisch toegankelijke Gemeenteblad. Daarmee heeft bekendmaking van de Verordening op de juiste wijze plaatsgevonden en had belanghebbende op de hoogte kunnen zijn van de belastbare feiten en de hoogte van de tarieven inzake de leges of daarnaar onderzoek kunnen (laten) doen. Anders dan belanghebbende stelt, is de heffingsambtenaar niet gehouden vooraf de hoogte van de leges aan een aanvrager mede te delen.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende op 16 januari 2021 een aanvraag omgevingsvergunning voor een functiewijziging van agrarische bestemming naar woonbestemming heeft gedaan. Daarmee heeft het belastbaar feit zich voltrokken en kan in beginsel leges aan belanghebbende in rekening worden gebracht tot een in de Tarieventabel genoemd bedrag.
4.5.
De heffingsambtenaar is voor het tarief uitgegaan van tabelpost 2.2.1 in samenhang met de tabelposten 2.2.4. en 2.2.4.4. behorend tot Hoofdstuk 2 Omgevingsvergunning van de Tarieventabel. Kortgezegd bedraagt volgens die tabelposten het tarief € 4.507,71 indien de aanvraag van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het gebruik van bouwwerken en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers en het aantal woningen met één woning toeneemt.
4.6.
Belanghebbende stelt dat toepassing van deze tabelpost niet juist is en voorts dat het geheven bedrag in geen verhouding staat tot de werkzaamheden die de gemeente heeft verricht.
4.7.
Het Hof stelt voorop dat geen rechtstreeks verband is vereist tussen de hoogte van de geheven leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning en de omvang van de door de gemeente verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten.
4.8.
Naar het oordeel van het Hof is de heffingsambtenaar echter niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat de juiste tabelpost is toegepast. Zo heeft de heffingsambtenaar in de stukken naar voren gebracht dat niet duidelijk is of het perceel van belanghebbende binnen of buiten de bebouwde kom is gelegen. Verder konden partijen het tijdens de tweede zitting in hoger beroep niet eens worden over de locatie van de woning op de door de heffingsambtenaar ingebrachte plankaarten waardoor het voor het Hof nagenoeg onmogelijk is om op basis van de stukken de bestemming van het perceel ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning vast te stellen en na te gaan of het aantal woningen is toegenomen. Daarbij dringt zich bij het Hof de vraag op of de woning – zelfs als op het perceel formeel een agrarische bestemming rustte – niet toch zou moeten worden aangemerkt als een woning in de zin van de Verordening. Het Hof wijst er in dat verband op dat [naam5] in het e-mailbericht aan de heffingsambtenaar van 18 november 2024 heeft aangegeven dat bij de ruilverkaveling in 1971 de agrarische bestemming waarschijnlijk over het hoofd is gezien. Dat betekent dat als er al sprake was van een agrarische bestemming deze bestemming in 1971 in de vergetelheid is geraakt. Dit strookt met het feit dat de woning i) altijd in gebruik is geweest als woning, ii) in het Kadaster wordt aangemerkt als woonhuis, iii) in de taxatieverslagen wordt omschreven als vrijstaande villa/landhuis en iv) in de stukken omtrent de bestemmingsplanwijziging van [adres1] 49 als burgerwoning wordt aangeduid. Ook verklaart dit waarom in de akten van levering is uitgegaan van een woonbestemming en waarom in geen van de bestemmingsplanwijzigingen die sinds 1971 hebben plaatsgevonden actualisatie van de bestemming van de woning heeft plaatsgevonden. Gelet op deze onduidelijkheden ziet het Hof in het kader van een redelijke toepassing van de Verordening en Tarieventabel aanleiding uit te gaan van het tarief van € 221,33 (tabelpost 2.2.4.1) dat geldt voor situaties waarbij geen woning aan het woningbestand wordt toegevoegd. Materieel bezien is daarvan naar het oordeel van het Hof in dit geval sprake
.
4.9
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
Het Hof ziet aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 647 voor de kosten van de bezwaarfase (1 punt (bezwaarschrift)  wegingsfactor 1  € 647), € 1.814 voor de kosten in beroep (2 punten (beroepschrift, bijwonen zitting,)  wegingsfactor 1  € 907) en € 2.721 voor de kosten in hoger beroep (3 punten (hogerberoepschrift, bijwonen zitting, schriftelijke inlichtingen en bijwonen nadere zitting)  wegingsfactor 1  € 907), ofwel in totaal op € 5.182.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond,
– vernietigt de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar,
– vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar tabelpost 2.2.4.1 van de tarieventabel, ofwel € 221,33,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van in totaal € 5.182, en
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 50 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 136 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 mei 2025
De griffier, De voorzitter,
S. Darwinkel R. den Ouden
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.