ECLI:NL:GHARL:2025:3013

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
21-000444-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op supermarkt met vuurwapen en cocaïnehandel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een supermarkt in Nieuw-Dordrecht op 11 maart 2021. De verdachte heeft een geldbedrag van € 1.329,40 weggenomen met een vuurwapen, waarbij hij medewerkers van de supermarkt heeft bedreigd. Daarnaast is hij ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en het handelen in cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de verdachte de dader is, onder andere door getuigenverklaringen, camerabeelden en forensisch bewijs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding hebben geëist voor de gevolgen van de overval. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die trauma's hebben opgelopen door de overval.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000444-23
Uitspraak d.d.: 14 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 26 januari 2023 met parketnummer 18-102292-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 oktober 2024, 21 februari 2025 en 30 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen conform de beslissing van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, en hetgeen namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte ten aanzien van hetgeen hem onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] volledig toegewezen en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] toegewezen tot een bedrag van € 1.609,55. De rechtbank heeft alle vorderingen vermeerderd met de wettelijke rente en tevens ten aanzien van alle vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Nieuw-Dordrecht, gemeente Emmen, een geldbedrag van 1329,40 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 4] en/of supermarkt [benadeelde 3] , gevestigd aan de [straatnaam] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 1] of die [benadeelde 2] af te rennen/lopen en/of (vervolgens) dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 1] of die [benadeelde 2] te richten en/of (daarbij) te roepen: ?ik wil geld!? en/of "doe de lade open" en/of "geld, geld, maak de kassa los" en/of "geef nu het geld, geef het geld", althans woorden van gelijke (dreigende) strekking en (met kracht) een kassalade open te breken dan wel los te trekken;
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2021 te Emmen, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi automatisch gaspistool, van het merk Umarex, type GPDA9, kaliber 9 m.m. P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8 centraal vuur knalpatronen van het merk Pobjeda, kaliber 9 m.m. P.A.K. en/of 74 centraal vuur knalpatronen van het merk Pobjeda kaliber 9 m.m. P.A.K. en/of 18 pyrotechnische patronen met fluit- en siereffect van het merk Umarex en/of munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten 17 Pyrotechnische patronen met knaleffect van het merk Zink voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode 5 juni 2020 tot en met 7 juli 2021 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte wordt onder feit 1 – kort gezegd – verweten dat hij de [benadeelde 3] te Nieuw-Dordrecht heeft overvallen, onder feit 2 dat hij een wapen en munitie voorhanden heeft gehad en onder feit 3 dat hij gehandeld heeft in cocaïne. Verdachte ontkent feit 1 en heeft ten aanzien van feit 2 en 3 een bekennende verklaring afgelegd.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting van het hof is door de verdediging ten aanzien van feit 2 en 3 geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat verdachte van dat feit dient te worden vrijgesproken. Dat verdachte degene is die de [benadeelde 3] heeft overvallen is erg onwaarschijnlijk. Verdachte had een baan, een gezin en geen financiële problemen. De dag van de overval is hij kort na de overval aan het werk gegaan. Het is erg onwaarschijnlijk dat verdachte, een intelligente man zonder geldproblemen, een overval pleegt en vervolgens naar zijn werk gaat, terwijl hij de panty, jas en schoenen laat verdwijnen maar het pistool niet. Niet alleen is het erg onwaarschijnlijk, ook is er onvoldoende bewijs om tot een veroordeling te kunnen komen.
Het onderzoek naar de auto is veel te beperkt en lokaal opgezet. De Saab is een normale personenauto.
De dader heeft een gemiddeld postuur - net als verdachte en veel andere Saabbezitters - maar heeft volgens getuige [benadeelde 1] ook een tatoeage in de hals. Verdachte heeft die niet. Getuige [benadeelde 2] zegt niets over een tatoeage, maar zij had dan ook geen volledig zicht op de dader. Op basis van de beelden kan niet worden vastgesteld dat de dader geen tatoeage heeft, zoals de rechtbank deed, want er is geen volledig zicht op de hals van de dader.
De herkenning van getuige [getuige 1] is niet betrouwbaar. Pas in een latere verklaring komt zij met de herkenning van verdachte. Ze zegt dat verdachte haar had aangekeken en was geschrokken. Dat komt niet op de beelden terug en is op basis van de beelden ook niet mogelijk. Die herkenning is ingekleurd door de aanhouding van verdachte.
Daarbij is op basis van het bewijs niet vast te stellen dat er een overeenkomst is tussen het looppatroon van de dader en van verdachte. Het onderzoek naar de manier van uitstappen van de dader is niet zo volledig dat daar een bewezenverklaring op kan worden gebaseerd. Het pistool dat de dader gebruikte was volgens alle getuigen zilverkleurig, terwijl het pistool van verdachte goudkleurig is. Dat betreft een pistool waarvan in de periode van de overval 643 zilveren en 1638 gouden versies zijn verkocht. Een zilveren variant van het wapen heeft dezelfde zwarte details als de gouden variant. Het wapen van verdachte is duidelijk goudkleurig en dat zou geen getuige zijn ontgaan. Het wapen is niet bij de overval gebruikt. Al met al dient verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 ten laste is gelegd.
Het hof komt tot een ander oordeel.
Aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting, het dossier en de onderstaande bewijsmiddelen, bevattende onder meer redengevende feiten en omstandigheden, zet het hof zijn overwegingen uiteen. Ten aanzien van feit 2 en 3 zal het hof gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, omdat verdachte ten aanzien van die tenlastegelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit.
Bewijsmiddelen, feiten en omstandigheden [1]
Feit 1
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 29 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [benadeelde 1] :
Ik zag dat er nog een klant, een man, de winkel binnen liep. Ik zag dat die man binnen kwam lopen en ik zag dat die man gelijk op mij af kwam rennen. Ik zag dat die man een pistool in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat die man een soort panty over zijn hoofd had. Ik kon zijn gezicht en ogen en haar wel zien, maar er zat iets voor zijn gelaat. Ook droeg die man een mondkapje. Ik hoorde dat die man om geld riep. Aan de stem te horen geen jong iemand. Ik ben naar buiten gerend. Even later kwam die man met dat pistool naar buiten. Ik zag dat hij dat pistool nog vast had. Ik zag dat die man een hoeveelheid briefjes van 10 euro in zijn andere hand had.
Ik kan die man als volgt omschrijven: man, blank, 180-190 cm, normaal postuur, kort haar donker van kleur, panty zwart over zijn hoofd, mondkapje blauw wegwerp model, soort zwarte regenjas, spijkerbroek donker blauw, witte gympen (geen Nike) niet nieuw, maar gebruikt.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 33 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [benadeelde 4] :
Ik ben eigenaar van de supermarkt [benadeelde 3] gevestigd aan de [straatnaam] te Nieuw-Dordrecht. Op donderdag 11 maart 2021 omstreeks 19:50 is er een persoon de winkel in gekomen met gezichtsbedekking. Deze persoon heeft een van de kassières die die avond in dienst was, genaamd [benadeelde 1] , bedreigd met een vuurwapen. Ik geef u de kasopmaak van die avond. Hieruit blijkt dat ik een financiële schadepost heb van € 1.329,40 euro.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangeefster (als bijlage op pagina 37 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [benadeelde 4] :
In aanvulling op mijn aangifte van diefstal van geld, welke tijdens de overval op 11 maart 2021 is buitgemaakt in mijn supermarkt, wil ik ook aangifte doen van vernieling van de kassalade. De dader van de overval heeft met kracht de afgesloten lade geopend.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van getuigenverhoor (als bijlage op pagina 43 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [benadeelde 2] :
Ik zag een man met een pistool binnenkomen. Ik omschrijf de man als volgt:
- ik schat hem ruim dertig jaar oud;
- blank;
- ik schat hem ongeveer 185 cm lang;
- slank postuur;
- zwarte, grijs, blauwige regenjas. Het was een donkere jas in ieder geval;
- donkere broek, maar lichter dan de jas, gelijkend op een joggingbroek;
- de man droeg een mondkapje;
- ik heb geen bijzonderheden gezien in de zin van sieraden, tatoeages en dergelijke;
Ik zag dat hij met een pistool in de rondte wees. Ik zag dat hij het pistool op [benadeelde 1] richtte en daarna op mij. De afstand tussen ons was toen ongeveer een meter.
5.
De verklaring van verdachteafgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 30 april 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben 1.87 meter lang.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van getuigenverhoor (als bijlage op pagina 47 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [getuige 1] :
Ik was gisteren donderdag 11 maart 2021, omstreeks 19:30 uur in de supermarkt [benadeelde 3] aan de [straatnaam] te Nieuw-Dordrecht. Toen ik bij het theevak stond hoorde ik iemand met een wat luidere stem zeggen: "geef nu het geld, geef het geld"!
Ik hoorde dat de man met een Nederlands accent sprak. Als je mij vraagt waar het accent op leek dan denk ik dat de man uit Groningen/Drenthe of Overijssel kwam.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van getuigenverhoor (als bijlage op pagina 50 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [getuige 1] :
Ik heb 20 jaar geleden, ongeveer, wel eens verkering met hem gehad. Zijn karakter van toen, stem, alles weet ik nog van hem.
Ik was op 1,5 meter a 2 meter afstand. Dat hij schrok was voor mij het laatste puzzelstukje. Eerst zei hij: “geef het geld”. Toen zei zij: “nee” en toen zei ik: “geef het geld". Toen ik dat zei zag ik dat de overvaller schrok. Hij keek mijn kant op en ik zag dat hij opschrok. Ik heb gelijk gezegd dat die stem ook uit de buurt kwam. Dat heb ik ook gezegd tegen de agenten toen. Toen ik tegen het kassameisje zei dat zij het geld moest geven zag ik dat de overvaller omkeek naar mij toe. Ik hoorde toen een soort stottering in zijn stem toen hij weer om geld vroeg. Ik herkende hem toen nog niet. Toen ik hoorde via [naam 1] van de supermarkt dat er een aanhouding was geweest van de overval hoorde ik dat er een 44-jarige overvaller was opgepakt uit [plaats] . Toen wist ik meteen dat het om [verdachte] ging.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van getuigenverhoor (als bijlage op pagina 57 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [getuige 2] :
Ik heb gereageerd op het filmpje van de overval op de [benadeelde 3] supermarkt te Nieuw Dordrecht, dat op social media was geplaatst. Ik herkende in dit filmpje direct het type auto, omdat [verdachte] deze auto ook heeft. Hij woont bij mij in [plaats] , aan de [adres] . Ik ben nogal een autofreak en ben heel goed in het herkennen van auto's. Ik zag gelijk dat dit een soortgelijke auto als die van [verdachte] was. Ik ken [verdachte] via het dorp en mijn werk. Ik ken zijn vriendin en haar ouders ook. [verdachte] is ongeveer 1.90 meter groot en heeft een normaal postuur. Toen ik in het filmpje zag dat zijn capuchon van zijn hoofd gleed en zijn hoofd zichtbaar werd, dacht ik: "Hé, de combinatie auto en persoon, dat kan hem wel eens zijn."
9. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 122 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verbalisant [verbalisant 3]:
Naar aanleiding van de gewapende overval op de [benadeelde 3] supermarkt te Nieuw Dordrecht op 11 maart 2021, is een onderzoek ingesteld naar eventuele camerabeelden. Op [straatnaam] te Nieuw Dordrecht was een camera geplaatst, die zicht had op de tuin en gedeelte van de openbare weg en parkeerplaats ter hoogte van dit perceel. Op deze beelden is het volgende te zien.
19.53.18 uur: verdachte sluit linker portier en loopt in de richting van de rijbaan. Te zien is dat hij een donkere jas draagt, iets lichtere broek en lichtgekleurde schoenen. Tevens is te zien dat hij hoogstwaarschijnlijk een capuchon over zijn hoofd heeft.
19.53.20 uur: verdachte loopt rustig in de richting van de [straatnaam] , waar hij om 19.53.36 uur rechtsaf slaat en uit beeld verdwijnt.
19.56.12 uur: verdachte komt hardlopend terug vanuit de richting [straatnaam] . Hij komt van rechts.
19.56.15 uur: vóór verdachte aan achterzijde van de auto is, ontgrendelt hij de portieren.
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 138 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verbalisant [verbalisant 1]:
Mijn werkzaamheden bestaan voornamelijk uit het leveren van ondersteuning aan opsporingsonderzoeken op het gebied van voertuigcriminaliteit en daaraan gerelateerde zaken. Met enige regelmaat krijg ik, vanuit mijn functie, vragen met betrekking tot herkenning van voertuigen. Er zijn dan meestal camerabeelden verkregen door een onderzoeksteam van politie, waarbij het vermoeden bestaat dat het hierop vastgelegde voertuig betrokken is bij een misdrijf. Ik heb de expertise voertuigherkenning in de afgelopen veertig dienstjaren, deels hobbymatig en deels beroepsmatig, opgebouwd. Ik kreeg beelden van mijn collega’s en zij gaven aan dat deze schermafbeeldingen afkomstig waren uit de bewuste filmbeelden, opgenomen op 11 maart 2021 te Nieuw-Dordrecht. Het voertuig dat op de desbetreffende camerabeelden te zien is, betreft volgens mij zeer vermoedelijk een personenauto, merk Saab, type 9-3 sedan. Dit model, in deze versie, is geproduceerd van 2002 tot medio 2007. Mijn bovenvermelde constatering is gebaseerd op de volgende waarnemingen:
1. Vorm, grootte en silhouet van het voertuig.
2. Vierdeurs sedan model met afzonderlijke kofferbak en schuin geplaatste achterruit.
3. Licht oplopende lijn onderzijde zijruit van achterportier en aanwezigheid van een verticaal spijltje in deze ruit.
4. Kenmerkende horizontaal geplaatste strip over de flank van het voertuig, in lijn doorlopend in de voor- en achterbumper.
5. Hellingshoek van de voor- en achterruit en de grootte ervan.
6. Kenmerkende vorm en locatie van de horizontaal geplaatste achterlichtunits en de ertussen geplaatste kentekenplaat.
7. Vorm en locatie buitenspiegel.
8. Kenmerkende horizontale kunststof strip over de volle breedte onder de achterbumper.
9. Derde remlicht midden bovenin de achterruit.
10. Redelijk forse achterste dakstijl.
11. Zijclignoteur in het voorspatbord, net voor de voorportier.
Verder wil ik, verbalisant, nog opmerken dat het bewuste voertuig voorzien is van vijfspaaks sportvelgen en een trekhaak. Ook valt mij op dat het voertuig voorzien lijkt te zijn van lichtkleurige interieurbekleding.
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 218 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verbalisant [verbalisant 2] :
Op zondag 11 juli 2021 heb ik, verbalisant, gekeken naar de auto, welke gebruikt is bij de overval en de auto die in gebruik is bij verdachte [verdachte] . Naar aanleiding van de bevindingen van collega [verbalisant 1] is er een document gekomen van alle Saab 9-3 personenauto’s, met een donkere kleur in de provincie Drenthe, het noorden van de provincie Gelderland en zuidkant van de provincie Groningen. Hieruit kwam naar voren de Saab 9-3 Sedan, in de kleur donkerblauw voorzien van kenteken [kenteken] . Deze auto stond op naam van [naam 2] , die samenwoonde met verdachte [verdachte] . Ik heb hierop de opname van de overval vergeleken met de opnamen van het voertuig die gemaakt zijn door de camera bij het tankstation te Emmen en de foto’s die gemaakt zijn door het observatieteam van de politie. Daarbij is het volgende naar voren gekomen:
Ik zie dat de auto welke gebruikt is bij de overval de volgende kenmerken heeft:
  • Donker van kleur;
  • Vijfdeurs;
  • Trekhaak;
  • Vijfspaaksvelgen;
  • Licht interieur bij de bestuurdersdeur;
  • Van het merk Saab, type 9-3;
Vervolgens heb ik deze auto vergeleken met de opname bij het tankstation en de foto’s gemaakt door het observatieteam van de auto van de verdachte [verdachte] . Hierbij zie ik dat deze auto de volgende kenmerken heeft:
  • Van het merk Saab, type 9-3;
  • Donker van kleur;
  • Vijfdeurs;
  • Trekhaak;
  • Vijfspaaksvelgen;
  • Licht interieur bij de bestuurdersdeur.
Na onderzoek in het RDW systeem komt naar voren dat het genoemde kenteken, [kenteken] , het bouwjaar 2004 heeft.
12. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 223 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 11 juli 2021 heb ik, verbalisant, een proces-verbaal van bevindingen gemaakt met betrekking tot het voertuig van [verdachte] . Daarin heb ik abusievelijk gesproken over een vijfdeurs auto. Dit is verkeerd en moet een vierdeurs auto zijn.
13. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 120 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Wij, verbalisanten, zagen een donkerkleurige Saab 9-3 voorzien van kenteken [kenteken] op de oprit van de woning aan de [adres] te Emmen staan. Wij zagen dat dit een Saab 9-3 betrof die voldeed aan dezelfde kenmerken als waarin de overvaller is weggereden. Waaronder de donkere kleur van de auto, met dezelfde velgen, het lichtkleurige interieur en de trekhaak.
14. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 128 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verbalisant [verbalisant 4] :
In verband met verdenkingen naar de bewoner van [adres] te Emmen heb ik een camera geplaatst in de [straatnaam] welke onder andere de oprit van nummer [nummer] in beeld bracht.
14:47 uur: Er komt een donkerkleurige Saab de oprit oprijden en deze parkeert op de oprit met de neus in de richting van de schutting. Er stapt vervolgens een man uit. Deze man draagt een donkerkleurige jas, blauwe spijkerbroek en witte schoenen. Doordat het portier aan de bestuurderszijde wordt geopend is zichtbaar dat de binnenzijde van het portier lichtkleurige bekleding heeft. Tevens is te zien dat de bestuurder eerst zijn linkervoet op de grond naast de auto zet, dan zijn rechter ernaast en dan omhoog beweegt en uitstapt.
15. Het deskundigenrapport Forensische Looppatroon Analyse d.d. 13 juni 2021, opgemaakt door Prof. Dr. E. Otten en M.M. Wiedemeijer (MSc), (als bijlage op pagina 160 van het proces-verbaal), voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende:
Verbalisant [verbalisant 3] heeft ons in april en mei 2021 videobeelden ter hand gesteld van een dader gefilmd in verband met een overval op de [benadeelde 3] winkel in Nieuw Dordrecht op 11-3-2021. De dader van de overval stapt in deze beelden op een ongebruikelijke wijze uit zijn auto en loopt daarna naar de desbetreffende [benadeelde 3] . Het uitstappen uit de auto is interessant omdat eerst beide voeten op de grond gezet worden en daarna stapt de persoon uit met zijn rug naar de auto. Vanwege deze opvallende wijze van uitstappen uit de auto is er naast een analyse van het looppatroon ook gekeken naar hoe vaak deze manier van uitstappen voorkomt. Om hier een uitspraak over te kunnen doen is net als voor de looppatronenanalyse (beschreven in de vakbijlage) een grote groep personen gescoord op hun wijze van uit de auto stappen. Tezamen met de data van deze groep mensen kan er een uitspraak gedaan worden over het voorkomen van deze manier van uitstappen naast het analyseren van het looppatroon.
Vraag 3: De likelihood ratios
Looppatronen
Na vergelijking tussen de set dader beelden en de populatie, de verdachte beelden en de
populatie en tussen de beelden van de dader en de verdachte, blijkt dat dit patroon een uitkomst geeft van een likelihood ratio van 91 (betrouwbaarheidsinterval 64-129). Dat wil zeggen: de kans dat bij de persoon in de set dader beelden en de set verdachte beelden deze looppatronen gevonden worden onder de hypothese dat het om dezelfde persoon gaat is 91 maal hoger dan uitgaand van de hypothese dat ze niet dezelfde persoon zijn.
Uitstappen
Na vergelijking tussen de set dader beelden en de populatie, de verdachte beelden en de
populatie en tussen de beelden van de dader en de verdachte, blijkt dat dit patroon een uitkomst geeft van een likelihood ratio van 15 (betrouwbaarheidsinterval 11 - 211. Dat wil zeggen: de kans dat bij de persoon in de set dader beelden en de set verdachte beelden deze looppatronen gevonden worden onder de hypothese dat het om dezelfde persoon gaat is 15 maal hoger dan uitgaand van de hypothese dat ze niet dezelfde persoon zijn.
Combinatie looppatronen en uitstappen
Na vergelijking tussen de set dader beelden en de populatie, de verdachte beelden en de
populatie en tussen de beelden van de dader en de verdachte, blijkt dat dit patroon een uitkomst geeft van een likelihood ratio van 1365 (betrouwbaarheidsinterval 965 -1930). Dat wil zeggen: de kans dat bij de persoon in de set dader beelden en de set verdachte beelden deze looppatronen gevonden worden onder de hypothese dat het om dezelfde persoon gaat is 1365 maal hoger dan uitgaand van de hypothese dat ze niet dezelfde persoon zijn.
Conclusies:
1) De looppatronen van de dader en verdachten konden worden bepaald voor 16
kenmerken, die allen overeenkwamen. Twee van deze kenmerken wijken af van de
waarde die de meeste mensen hebben.
2) De dader en de verdachte hebben beiden dezelfde manier van uitstappen uit hun
auto. In de gescoorde populatie van 426 personen kwam deze methode 29 keer
voor. De kans om de genoemde manier van uitstappen waar te nemen is 15 keer
groter uitgaande van hypothese 1 (zelfde persoon) dan uitgaande van hypothese 2
(verschillende personen). De waarnemingen zijn dus
waarschijnlijkerwanneer
dezelfde persoon op de beelden staat dan wanneer er verschillende personen op
de beelden staan.
3) De kans om de genoemde kenmerken van het looppatroon waar te nemen is 91
keer groter uitgaande van hypothese 1 (zelfde persoon) dan uitgaande van
hypothese 2 (verschillende personen). De waarnemingen zijn dus
waarschijnlijker
wanneer dezelfde persoon op de beelden staat dan wanneer er verschillende
personen op de beelden staan.
4) De kans om de overeenkomst in de combinatie van het looppatroon en de manier
van uitstappen waar te nemen is 1365 keer groter uitgaande van hypothese 1
(zelfde persoon) dan uitgaande van hypothese 2 (verschillende personen). De
waarnemingen zijn dus
veel waarschijnlijkerwanneer dezelfde persoon op de
beelden staat dan wanneer er verschillende personen op de beelden staan.
16. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 118 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verbalisant [verbalisant 3] :
Verder is het opmerkelijk, dat, direct na de overval, [naam 3] , eerdergenoemd, als eerste door [verdachte] werd gebeld. Dit was op 11 maart 2021 om 20.11.34 uur. De telefoon van [verdachte] straalde de mast [adres] te Emmen aan. Dit gesprek duurde 179 sec. Om 20.26.45 uur is door [verdachte] [naam 4] gebeld. Ook toen straalde zijn telefoon de mast op de [straatnaam] aan. Hierna , om 21.16.07 uur, straalde zijn telefoon de mast in Hoogeveen, [adres] aan. Daar bleef hij de rest van de nacht aanstralen.
17. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 523 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verbalisant [verbalisant 5] :
Door het onderzoeksteam werd mij verzocht een eerste vergelijk te maken tussen het beschikbare beeldmateriaal van de overval op de [benadeelde 3] in Nieuw-Dordrecht. Naast het beeldmateriaal is er ook materiaal van een reconstructie, alsmede beeldmateriaal dat beschikbaar is van het in beslaggenomen vuurwapen.
Opvallend aan het vuurwapen is de gouden kleur en de zwarte uitvoer voor eventuele afgevuurde hulzen. Aan de andere zijde van het vuurwapen is wederom de herkenbare gouden kleur te zien, echter is te zien dat wanneer het licht op het wapen valt deze zilver oplicht wanneer vastgelegd op beeld.
Tevens is een kenmerkende zwarte vergrendelingspal te zien die gemonteerd is onder de slede. Op het beeld van de overval is een wapen te zien dat zilver oplicht, maar aan het einde van de loop aan de zijde van de hamer is te zien dat de kleur van het wapen anders is en goudkleurig oplicht. Tevens is ook op dit wapen een kenmerkend zwarte vergrendelingspal te zien. Op een ander beeld van de overval is wederom het wapen duidelijk in beeld, ditmaal is goed te zien dat het een goudkleurig wapen betreft.
Op het beeld van de reconstructie met het in beslaggenomen voorwapen is te zien dat het wapen zowel goud- als zilverkleurige aspecten heeft in het licht van de [benadeelde 3] . Wat overeenkomsten vertoont met de beelden van de gepleegde overval.
18. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 527 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verbalisant [verbalisant 6] :
Binnen het onderzoek van de politie Eenheid Noord-Nederland onder BVH nummer [nummer] werden beelden veiliggesteld en vastgelegd door beeldspecialisten in videobestanden met de filenamen [bestandsnaam] en [bestandsnaam] . Door mij zijn, als materiedeskundige werkzaam bij het team wapens, munitie en explosieven, deze videobestanden bekeken. Op beide videobestanden is te zien dat een persoon een op een pistool gelijkend voorwerp hanteert. Dit voorwerp vertoont gelijkenissen met het vuurwapen dat binnen het voormelde onderzoek inbeslaggenomen is onder goednummer [nummer] . Dit betreft een goudkleurig gaspistool van het merk Umarex model GPDA9. Deze gelijkenissen betreffen, naast de vorm en kleur van het voorwerp in het geheel, de vorm en kleur van:
- de trekkerbeugel,
- de hamer,
- de sledevangpal aan de linkerzijde van het voorwerp,
- de veiligheidspal,
- de huls-uitwerpopening aan de rechterzijde van het voorwerp.
19. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (als bijlage op pagina 676 van het proces-verbaal) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verdachte:
V: Wij zien in de gesprekken dat er op 17 maart 2020 een foto wordt verstuurd van een goudkleurig vuurwapen. Waar is dit vuurwapen?
A: Dat is mijn vuurwerkpistool.
A: Misschien had ik hem toen net.
20.
De verklaring van verdachteafgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 30 april 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik herken het wapen dat u mij voorhoudt. Dat is mijn wapen. Het is goud van kleur.
21.
De eigen waarneming van het hofter terechtzitting van het hof d.d. 30 oktober 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De voorzitter stelt vast dat het wapen dat ter terechtzitting wordt getoond volgens het hof goudkleurig is. De jongste raadsheer voegt toe dat wel enige variatie in kleur te zien is, door de lichtschijn en het soort materiaal.
Feit 2
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 januari 2023 van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als bekennende verklaring van verdachte:
U vraagt mij naar feit 2. Het klopt dat ik dat wapen en de munitie voorhanden had. Ik heb
mijn vuurwerkpistool nooit uitgeleend.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (als bijlage op pagina 213 van het proces-verbaal) inhoudende
de relatering van verbalisant [verbalisant 7] .
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de afdeling Wapens Munitie en Explosieven van de Forensische Opsporing, Politie Noord-Nederland (als bijlage op pagina 229 van het proces-verbaal) inhoudende
de relatering van verbalisant [verbalisant 8] .
Feit 3
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 januari 2023 van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als bekennende verklaring van verdachte:
U vraagt mij naar feit 3. Met een paar vrienden kocht ik gezamenlijk cocaïne in. Eerst deed
mijn vriend [naam 5] dit, maar omdat hij er niet mee om kon gaan, heb ik dat van hem overgenomen. Waar mijn vrienden het in de berichten die in het dossier zitten hebben over wiet, gaat het eigenlijk over cocaïne. Eén keer in de twee of drie maanden haalde ik een brok cocaïne op. Ik verdeelde dat brok in stukken en verstrekte dat dan aan vrienden.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 238 van het proces-verbaal) inhoudende
de relatering van verbalisant [verbalisant 3] .
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verdovende middelen (als bijlage op pagina 240 van het proces-verbaal) inhoudende
de relatering van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] .
4. Het deskundigenrapport, zaaknummer 2021.07.14.095 (aanvraag 001), opgemaakt door ing. N. van Doorn, werkzaam als NFI-deskundige forensische drugsanalyse bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag (als bijlage op pagina 242 van het proces-verbaal),
inhoudende zijn/haar verklaring.
Bewijsoverwegingen
De centrale vraag in deze zaak is of het verdachte is geweest die de overval op de [benadeelde 3] -supermarkt te Nieuw-Dordrecht heeft gepleegd.
Het hof komt tot het oordeel dat verdachte die overval heeft gepleegd.
Op grond van het dossier en de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de [benadeelde 3] -supermarkt in Nieuw-Dordrecht op 11 maart 2021 rond 19:57 uur is overvallen. Na deze overval zijn er camerabeelden van een bewoner van de [straatnaam] te Nieuw-Dordrecht veiliggesteld. Op deze beelden is te zien dat de dader van de overval zijn auto tegenover deze woning parkeert, uitstapt en wegloopt in de richting van de [benadeelde 3] . Vier minuten later komt hij hardlopend terug bij de auto en rijdt weg. De politie heeft deze camerabeelden vervolgens overgelegd aan een collega met de expertise ‘voertuigherkenning’. Volgens deze verbalisant is de auto die op de camerabeelden te zien is zeer vermoedelijk een personenauto, merk Saab, type 9-3 sedan. Hij benoemt de specifieke kenmerken van deze auto, onder meer dat de auto voorzien is van vijfspaaks sportvelgen, een trekhaak en lichtkleurige interieurbekleding. Uit een ‘zoekslag’ in de systemen blijkt vervolgens dat een dergelijk type Saab op naam staat van een inwoonster van Emmen. Daarnaast blijkt dat op het adres waarop zij staat ingeschreven, ook verdachte staat ingeschreven. Wanneer verbalisanten bij het betreffende adres een kijkje gaan nemen, treffen zij op de oprit een donkerkleurige Saab 9-3 aan. Zij zien dat dit een Saab 9-3 betreft met dezelfde specifieke kenmerken als de Saab 9-3 waarin de overvaller is weggereden. Zij benoemen de donkere kleur van de auto, dezelfde velgen, het lichtkleurige interieur en de trekhaak.
Verdachte wordt op 7 juli 2021 aangehouden. De politie treft in het nachtkastje van verdachte in diens woning een goudkleurig gaspistool aan. De politie vergelijkt dan onder meer beeldmateriaal van de overval op de [benadeelde 3] in Nieuw-Dordrecht en beeldmateriaal dat beschikbaar is van het in beslag genomen vuurwapen. Opvallend aan het vuurwapen is volgens de politie de gouden kleur en de zwarte uitvoer voor eventuele afgevuurde hulzen. Aan de andere zijde van het vuurwapen is wederom de herkenbare gouden kleur te zien. Te zien is echter dat wanneer het licht op het wapen valt, dit zilver oplicht wanneer het wapen wordt vastgelegd op beeld. Tevens is een kenmerkende zwarte vergrendelingspal te zien die gemonteerd is onder de slede. Op het beeld van de overval is een wapen te zien dat zilver oplicht, maar aan het einde van de loop aan de zijde van de hamer is volgens de politie te zien dat de kleur van het wapen anders is en goudkleurig oplicht. Ook op dit wapen is een kenmerkende zwarte vergrendelingspal te zien. Daarnaast zijn volgens een wapenspecialist van de politie, naast de gelijkenissen in vorm en kleur van het wapen in het geheel, gelijkenissen in de vorm en kleur van de trekkerbeugel, de hamer, de sledevangpal aan de linkerzijde van het voorwerp, de veiligheidspal en de huls-uitwerpopening aan de rechterzijde van het voorwerp. Getuigen [benadeelde 1] , [getuige 3] , [benadeelde 2] , [getuige 1] en [getuige 4] benoemen in hun verklaringen bij de politie dat het door de dader gebruikte wapen zilver van kleur was.
Ter terechtzitting in hoger beroep is het wapen dat bij verdachte is aangetroffen aan het hof getoond. Het hof heeft vastgesteld dat het wapen van verdachte goudkleurig is en dat enige variatie in de kleur te zien is, door de lichtschijn en het soort materiaal.
Getuigen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] beschrijven de overvaller als een man van tussen 1.80 en 1.90 meter met een normaal postuur, kort haar en een blanke huidskleur. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard 1.87 meter lang te zijn.
[benadeelde 1] verklaart dat de overvaller een tatoeage in de nek heeft, aan de voorkant bij de adamsappel in de buurt. Het hof stelt vast dat het volgens haar dus om de hals van de dader gaat. Zij beschrijft de tatoeage als een soort dikke streep naar beneden. [benadeelde 2] verklaart geen tatoeages te hebben gezien. Het hof heeft ter terechtzitting vastgesteld dat bij verdachte geen tatoeage in de hals waar te nemen is. Het hof heeft die tatoeage op de ter terechtzitting afgespeelde camerabeelden van de overval bij de dader evenmin waargenomen.
Getuige [getuige 1] , die tijdens de overval boodschappen deed, legt op 12 maart 2021 een verklaring af bij de politie. Zij beschrijft de dader als een man van 1.85 tot 1.90, met een normaal tot tenger postuur. Ze hoorde dat de man Nederlands sprak en verklaart dat als haar zou worden gevraagd waar het accent op lijkt, dat de man waarschijnlijk uit Groningen/Drenthe of Overijssel kwam. Het hof stelt in dit verband vast dat verdachte geboren is in [geboorteplaats] , in de provincie Drenthe.
Op 23 juli 2021, nadat verdachte is aangehouden, legt [getuige 1] nogmaals een verklaring af. Ze verklaart dan de overvaller van haar was geschrokken en dat toen zij had gehoord dat een 44-jarige overvaller uit [plaats] was opgepakt, ze gelijk wist dat dat om verdachte ging. Zij kende hem nog van vroeger, omdat ze verkering hadden gehad. Ze weet nog hoe zijn stem klonk. Ze had de stem van de overvaller ook gelijk herkend als een stem uit de buurt, zo verklaart ze. Getuige [getuige 2] reageert op een filmpje van de overval op ‘social media’. Zij herkende de auto en in combinatie met de op de beelden zichtbare persoon, dacht zij dat het wel eens om verdachte kon gaan, die zij kent en bij wie zij in de buurt woont.
Bewegingswetenschappers Otten en Wiedemeijer van het Universitair Medisch Centrum Groningen hebben beelden van verdachte bij een tankstation vergeleken met beelden van de dader in en bij zijn auto en de dader die de [benadeelde 3] inloopt en er weer uitrent. Zij hebben de looppatronen vergeleken van de dader en verdachte en de opvallende manier van uitstappen uit de auto van de dader en verdachte. De looppatronen van de dader en verdachten konden worden bepaald voor zestien kenmerken, die alle overeenkwamen. Twee van deze kenmerken wijken af van de waarde die de meeste mensen hebben. De kans om de genoemde kenmerken van het looppatroon waar te nemen is 91 keer groter uitgaande van hypothese 1 (zelfde persoon) dan uitgaande van hypothese 2 (verschillende personen). Ten aanzien van de wijze van uitstappen concluderen zij dat de dader en de verdachte beiden dezelfde manier van uitstappen uit hun auto hebben. De kans om de genoemde manier van uitstappen waar te nemen is 15 keer groter uitgaande van hypothese 1 (zelfde persoon) dan uitgaande van hypothese 2 (verschillende personen). De combinatie van de looppatronen en de wijze van uitstappen geeft van een likelihood ratio van 1365. Dat betekent dat de kans om de overeenkomst in de combinatie van het looppatroon en de manier van uitstappen waar te nemen 1365 keer groter is uitgaande van hypothese 1 (zelfde persoon) dan uitgaande van hypothese 2 (verschillende personen).
De waarnemingen zijn volgens de deskundigen veel waarschijnlijker wanneer dezelfde persoon op de beelden staat dan wanneer verschillende personen op de beelden staan.
In hoger beroep hebben zij nader gerapporteerd.
De verdediging heeft de deskundigen nadere vragen gesteld over dit onderzoek. Uit de beantwoording van die vragen blijkt onder meer dat de test is verricht met een vergelijking met de gemiddelde Nederlandse populatie, die bestaat uit zowel mannen en vrouwen. Ook blijkt dat het zou kunnen zijn dat mannen met een grotere lichaamslengte vaker op deze wijze uit de auto stappen, en dat daarmee de kans dat de verdachte en de dader dezelfde persoon zijn verkleint op basis van de manier van uitstappen. De deskundigen benoemen dat een likelihood ratio van 15 omtrent het uitstappen niet erg hoog is en dat zij ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek niet bezig zijn geweest met lichaamslengte-bepalingen en vergelijkingen. De deskundigen verklaren die tegenwoordig wel te doen, waardoor in combinatie met een looppatroonanalyse de gevonden likelihood ratio kan verlagen of vergroten.
Uit de telefoongegevens van verdachte blijkt dat verdachte vlak na de overval gebeld heeft, om 11 maart 2021 om 20.11.34 uur. Zijn telefoon straalde de mast [adres] te Emmen aan. Deze locatie bevindt zich op vijf autominuten rijden van de [benadeelde 3] supermarkt. Het hof heeft ter vaststelling van het vorenstaande gebruik gemaakt van de openbare bron www.google.nl/maps.
Ingevolge artikel 339, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering behoeven feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs. In de regel is een gegeven dat aan een internetbron is ontleend van algemene bekendheid indien dat gegeven geen specialistische kennis veronderstelt en de juistheid daarvan redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij die dag nachtdienst had en waarschijnlijk op dat moment thuis was. Hij vertrekt dan meestal voor 21.00 uur richting zijn werk.
Het hof overweegt als volgt.
De overvaller heeft een wapen gebruikt met exact dezelfde kenmerkende zwarte details als het wapen dat in de woning van verdachte is aangetroffen. Verdachte had dit wapen al in zijn bezit ten tijde van de overval.
De verdediging heeft aangevoerd dat zilveren varianten van hetzelfde wapen worden verkocht en dat tijdens de overval een zilverkleurig wapen is gebruikt.
Ter terechtzitting van het hof heeft het hof vastgesteld dat het wapen van verdachte goudkleurig is en dat enige variatie in de kleur zichtbaar is. De politie heeft vastgesteld dat het goudkleurige wapen zilver kan oplichten en op de videobeelden van de overval is te zien dat het wapen dan weer goud, dan weer zilver van kleur lijkt te zijn.
Op grond van de eigen waarneming van het hof en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] aan de hand van camerabeelden van de overval en van een gehouden reconstructie, is het hof van oordeel dat het bij de overval gebruikte vuurwapen goudkleurig was en soortgelijk is aan het onder verdachte is beslaggenomen vuurwapen. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat beide wapens niet alleen overeenkomen qua vorm en kleur van het voorwerp in het geheel, maar ook de vorm en kleur van de trekkerbeugel, de hamer, de sledevangpal aan de linkerzijde van het voorwerp, de veiligheidspal en de huls-uitwerpopening aan de rechterzijde van het voorwerp.
Dat verschillende getuigen het wapen voor zilverkleurig hebben kunnen aanzien, maakt dit niet anders, gelet op de omstandigheid dat de getuigen slechts korte tijd en in hevige schrik met het wapen werden geconfronteerd.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het onderzoek naar de auto te beperkt is opgezet en dat de Saab geen onderscheidende personenauto is.
Het hof overweegt dat de auto van verdachte niet alleen hetzelfde type Saab is als die van de overvaller, maar ook nog een aantal specifieke kenmerken heeft die de Saab van de overvaller ook heeft, zoals de vijfspaaks sportvelgen, de trekhaak en de lichtkleurige interieurbekleding. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat dit wel degelijk onderscheidende kenmerken zijn van de door de dader van de overval gebruikte auto.
Daarbij komt dat verdachte past in het signalement van de dader, geen alibi heeft, vlak na de overval op hooguit enkele minuten afstand van de supermarkt was en is herkend door twee getuigen. De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 1] niet betrouwbaar is, omdat hetgeen zij verklaart op grond van de beelden onmogelijk is. Het hof stelt vast dat op de videobeelden voor een kort moment zichtbaar is dat de dader met zijn gelaat in de richting van [getuige 1] staat, terwijl zij in zijn richting kijkt. De verklaring van [getuige 1] kan op basis van de beelden dus niet worden uitgesloten, zoals de raadsvrouw bepleit. Het hof acht de verklaring van [getuige 1] betrouwbaar.
Verder komen de looppatronen van de dader en verdachte overeen op zestien kenmerken, waarvan twee afwijken van de waarde die de meeste mensen hebben, en hebben de dader en verdachte beiden dezelfde manier van uitstappen uit hun auto.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het onderzoek naar de manier van uitstappen van de dader niet zo volledig is dat daar een bewezenverklaring op kan worden gebaseerd.
Het hof overweegt dat een likelihood ratio van 15 voor wat betreft het uitstappen weliswaar niet zo hoog is, maar gecombineerd met het looppatroon is sprake van een likelihood ratio van 1365, hetgeen een veel sterkere bewijskracht oplevert.
Hoewel ook de bewegingswetenschappers zelf benoemen dat het onderzoek nog vollediger had kunnen worden verricht, wil dat nog niet zeggen dat daarmee het huidige onderzoek zijn waarde verliest.
Het hof is van oordeel dat de bewijswaarde van het rapport van de bewegingswetenschappers voldoende is om tezamen met de andere genoemde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen.
Dat getuige [benadeelde 1] heeft verklaard een tatoeage in de hals van de dader te hebben waargenomen maakt dat niet anders. Getuige [benadeelde 2] heeft die tatoeage niet gezien en het hof heeft vastgesteld dat op de beelden van de overval geen tatoeage bij de dader is waar te nemen. Het hof acht het aannemelijk dat [benadeelde 1] zich ten aanzien van de tatoeage heeft vergist, nu zij de dader slechts in een ogenblik en in een zeer stressvolle en voor haar traumatiserende situatie heeft kunnen waarnemen.
Samenvattend komt het er dus op neer dat een groot aantal feiten en omstandigheden in de richting van verdachte wijzen als dader. Ieder van deze feiten en omstandigheden hebben op zichzelf niet allemaal een grote bewijskracht.
De afzonderlijke bewijskracht van al deze factoren gecombineerd brengt het hof tot het oordeel dat op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat het verdachte is geweest die op 11 maart 2021 de overval op de [benadeelde 3] supermarkt in Nieuw-Dordrecht heeft gepleegd. Ook komt het hof tot een bewezenverklaring van de feiten 2 en 3.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks11 maart 2021 te Nieuw-Dordrecht, gemeente Emmen, een geldbedrag van 1329,40 euro,
althans een geldbedrag, in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan [benadeelde 4] en/of supermarkt [benadeelde 3] , gevestigd aan de [straatnaam] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat
/dieweg te nemen goed
/goederenonder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door met een vuurwapen
, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,op die [benadeelde 1]
of die [benadeelde 2]af te rennen
/lopenen
/of(vervolgens) dat vuurwapen,
althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 1] en die [benadeelde 2] te richten en
/of(daarbij) te roepen: “ik wil geld!”
en/of "doe de lade open" en/of "geld, geld, maak de kassa los"en
/of"geef nu het geld, geef het geld",
althans woorden van gelijke (dreigende) strekkingen (met kracht) een kassalade open te breken.
dan wel los te trekken;
2.
hij op
of omstreeks7 juli 2021 te Emmen,
althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi automatisch gaspistool, van het merk Umarex, type GPDA9, kaliber 9 m.m. P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool en
/ofmunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8 centraal vuur knalpatronen van het merk Pobjeda, kaliber 9 m.m. P.A.K. en
/of74 centraal vuur knalpatronen van het merk Pobjeda kaliber 9 m.m. P.A.K. en
/of18 pyrotechnische patronen met fluit- en siereffect van het merk Umarex en
/ofmunitie van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten 17 Pyrotechnische patronen met knaleffect van het merk Zink voorhanden heeft gehad.
3.
hij in
of omstreeksde periode 5 juni 2020 tot en met 7 juli 2021 te Emmen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,(telkens) opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd
, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehadeen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat-generaal gevorderd verdachte een gevangenisstraf van 42 maanden op te leggen. De verdediging heeft aangevoerd dat een voorwaardelijke straf kan volstaan.
Het hof overweegt als volgt.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een supermarkt in Nieuw Dordrecht. Hij is rond 20:00 uur ‘s avonds de supermarkt binnengegaan en heeft aan meerdere minderjarige medewerkers van de supermarkt een vuurwapen getoond. Verdachte droeg een nylonkous en een mondkapje over zijn gezicht. Hij heeft uiteindelijk met geweld een kassalade opengemaakt en daaruit een bedrag van iets meer dan € 1.300,- weggenomen.
Een feit als dit brengt in de samenleving een gevoel van onveiligheid teweeg. Voor de personen die het overkomt zijn de gevolgen vaak groot en ernstig.
Ter terechtzitting van het hof hebben twee slachtoffers, medewerksters van de supermarkt, verklaard over hoe zij ook nu nog bezig zijn om te verwerken wat hen die dag is overkomen en de angst die zij als gevolg hiervan nog steeds ervaren. Als gevolg van de handelwijze van verdachte hebben zij beiden een trauma opgelopen en lijden zij aan PTSS. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich op geen enkele wijze druk heeft gemaakt over de gevolgen van zijn handelen en enkel gericht is geweest op het zo snel mogelijk verdienen van geld.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit. In de woning van verdachte is een vuurwapen en bijbehorende munitie aangetroffen. Met vuurwapens worden zeer ernstige delicten gepleegd, zoals in deze zaak de overval op de supermarkt. Tegen het bezit van vuurwapens moet dan ook hard worden opgetreden.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verkopen, verstrekken en vervoeren van cocaïne gedurende een periode van ongeveer een jaar. Het gebruik van harddrugs werkt verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat drugsgebruik leidt tot (vermogens)criminaliteit en aanzienlijke maatschappelijke schade. Daarnaast zorgt de met drugsgebruik samenhangende criminaliteit voor gevoelens van onrust in de samenleving.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 maart 2025 van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten.
Het hof houdt tevens rekening met de proceshouding van verdachte, in die zin dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor de overval op de supermarkt.
Het hof is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een lichtere dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof stelt tot slot vast dat in hoger beroep de redelijke termijn voor berechting met ongeveer vier maanden is overschreden.
Alles overwegend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden, maar zal het hof deze gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Het hof heeft in hoger beroep te beslissen over de vorderingen van de volgende drie benadeelde partijen:
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] . De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] . De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.329,71. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] . De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.396,28. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.609,55. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Ter terechtzitting van de rechtbank heeft de benadeelde partij de post ‘nieuwe geldlade’ aangepast naar een bedrag van € 280,15, omdat de benadeelde partij de BTW ten aanzien van deze post kan verrekenen.
Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat-generaal gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen conform de beslissing van de rechtbank. De verdediging heeft de vorderingen niet betwist.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank ten aanzien van de benadeelde partijen een juiste beslissing heeft genomen, door de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] geheel toe te wijzen en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] toe te wijzen tot een bedrag van € 1609,55 en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof sluit zich aan bij de navolgende overwegingen van de rechtbank en maakt die overwegingen tot de zijne, met dien verstande dat waar ‘de rechtbank’ staat ‘het hof’ gelezen dient te worden:
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zullen daarom worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde 3] schade heeft geleden tot een bedrag van € 1609,55 (post gestolen geldbedrag en post nieuwe geldlade) en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is door het bewezen verklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan het gezin van de gemachtigde van de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in het immateriële deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De posten slachtofferhulp Emergenz en de post extra ingeroosterde uren zijn niet onderbouwd. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van die posten dan ook afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Het hof wijst daarbij de wettelijke rente toe met ingang van 11 maart 2021.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 36b, 36c, 36f, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
semiautomatisch gaspistool Umarex, type GPDA9 kaliber 9 m.m. P.A.K..

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 11 maart 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.329,71 (tweeduizend driehonderdnegenentwintig euro en eenenzeventig cent) bestaande uit € 329,71 (driehonderdnegenentwintig euro en eenenzeventig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.329,71 (tweeduizend driehonderdnegenentwintig euro en eenenzeventig cent) bestaande uit € 329,71 (driehonderdnegenentwintig euro en eenenzeventig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 33 (drieëndertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 11 maart 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.609,55 (duizend zeshonderdnegen euro en vijfenvijftig cent) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.609,55 (duizend zeshonderdnegen euro en vijfenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. M.C. van Linde en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier,
en op 14 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd [nummer] (Hiro).