ECLI:NL:GHARL:2025:3015

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
200.346.507
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderbewindstelling van goederen van een verzoekster wegens geestelijke toestand

In deze zaak gaat het om de onderbewindstelling van de goederen van de verzoekster, die als gevolg van haar geestelijke toestand niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De verzoekster, geboren in 1985 in India, heeft eerder een zorgmachtiging gekregen van de rechtbank, die haar verplichtte tot het ondergaan van medische behandelingen en het beperken van haar bewegingsvrijheid. De kantonrechter heeft op 13 augustus 2024 een beschikking gegeven waarin de goederen van de verzoekster onder bewind zijn gesteld. De verzoekster is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met drie grieven. Het hof heeft de procedure gevolgd en op 27 maart 2025 een zitting gehouden waarbij de verzoekster en haar advocaat aanwezig waren, evenals de bewindvoerder en getuigen. Het hof heeft de grieven van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat de onderbewindstelling noodzakelijk is vanwege haar geestelijke toestand en de problematische schulden die zij heeft. De verzoekster heeft geprobeerd haar schulden af te betalen, maar het hof oordeelt dat zij niet in staat is om haar financiën zelfstandig te beheren. De beslissing van de kantonrechter wordt bekrachtigd, en de verzoekster's verzoeken worden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.346.507
(zaaknummer rechtbank Gelderland 11216684)
beschikking van 15 mei 2025
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [plaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: S.A.H. Kool,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] BV.
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats1] ,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: L.H.S. de Baar.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam1] ,
wonende te [woonplaats1] ,
en
[naam2] ,
wonende te [woonplaats1] ,
en
[naam3] ,
wonende te [woonplaats1] .

1.De procedure bij de rechtbank

In de beschikking van de kantonrechter (van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, team bewind) van 13 augustus 2024 staat wat bij de rechtbank allemaal is gebeurd. Deze beschikking wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.
2. De procedure bij het hof
2.1
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
  • het beroepschrift met bijlagen, ontvangen op 23 september 2024;
  • een journaalbericht van 29 oktober 2024 van mr. Kool met het verzoek [getuige1] en [getuige2] als getuigen op zitting te horen;
  • een brief van 30 oktober 2024 van het hof waarin aan de belanghebbende wordt bericht dat het hof tijdens de mondelinge behandeling voornoemd verzoek over de getuigen zal worden besproken;
  • het verweerschrift;
  • journaalbericht van mr. Kool van 10 maart 2025 met producties 1 tot en met 10;
  • een brief van H.J. Heusinkveld van 12 maart 2025.
2.2
De zitting was op 27 maart 2025. Partijen waren aanwezig met hun advocaten. Tevens was [getuige2] als toehoorder aanwezig.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is geboren [in] 1985 in India.
3.2
Bij beschikking van 17 april 2024 heeft de rechtbank een zorgmachtiging ten aanzien van [verzoekster] verleend, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere
medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot
gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van
communicatiemiddelen;
- het opnemen in een accommodatie;
kunnen worden getroffen en bepaald dat die machtiging geldt tot en met uiterlijk 17 oktober 2024.

4.Waar het nu over gaat

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoekster] onder bewind gesteld als gevolg van haar geestelijke of lichamelijke toestand en is de bewindvoerder benoemd.
4.2
[verzoekster] is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt die beschikking te vernietigen en alsnog het verzoek af te wijzen, subsidiair een andere bewindvoerder te benoemen. De bewindvoerder heeft verweer gevoerd en is het wel eens met de beslissing van de kantonrechter.

5.De beslissing van het hof

5.1
In deze zaak gaat het over het onder bewind stellen van de goederen van [verzoekster] . De beslissing van de kantonrechter komt erop neer dat een bewind in ingesteld en een bewindvoerder is benoemd.
5.2
In artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter de goederen van een persoon onder bewind kan stellen. Dat kan om twee redenen. Een reden kan zijn dat iemand als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. De andere reden is als sprake is van verkwisting of het hebben van problematische schulden,
5.3
Het hof is het met de kantonrechter eens dat onderbewindstelling nodig is omdat [verzoekster] vanwege haar geestelijke toestand niet ten volle in staat is haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Dit betekent dat het [verzoekster] niet lukt om helemaal zelfstandig haar financiën, waaronder haar schulden op een goede manier te regelen. Het hof is van oordeel uit de hiervoor onder 3.2 vermelde beschikking van 17 april 2024 genoegzaam blijkt dat genoemde grond aanwezig is omdat bij [verzoekster] een waanstoornis is vastgesteld door de onafhankelijke psychiater en zij - als gevolg daarvan- niet toekomt aan haar nijpende financiële problemen. Bovendien erkent [verzoekster] dat zij hulp nodig heeft.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de advocaat van [verzoekster] het hof verteld dat het cassatieberoep tegen genoemde beschikking van 17 april 2024, inmiddels is verworpen. Het hof begrijpt dat [verzoekster] vindt dat een bewind niet nodig is, maar het hof heeft ook van [verzoekster] begrepen dat er sprake is van financiële problemen, onder andere een forse huurschuld. Het hof vindt het nodig om [verzoekster] te beschermen tegen (nieuwe) geldproblemen die zij zelf niet goed kan overzien en regelen en/of als gevolg daarvan verlies van woonruimte. Grief 1 slaagt niet.
5.4
[verzoekster] geeft onder grief 2 aan dat zij ook bezwaar heeft tegen de benoeming van de voorgestelde bewindvoerder door de rechtbank. Zij had graag een andere bewindvoerder willen hebben waarbij zij haar eigen bedrijfje, tevens haar hobby en van grote betekenis in haar leven, te houden. Zij ervaart ook onvoldoende communicatie en openheid in de samenwerking met de bewindvoerder.
Het hof is van oordeel dat uit het dossier blijkt dat [verzoekster] zelf het inleidende verzoek tot het instellen van bewind heeft ondertekend en ingediend waarbij [verweerster] is voorgedragen als bewindvoerder. Hoewel [verzoekster] zegt dat zij niet tevreden is over de samenwerking met de bewindvoerder, blijkt niet dat de bewindvoerder de wettelijke taak als bewindvoerder niet goed uitvoert. Het hof begrijpt dat [verzoekster] naast haar fulltime baan haar eigen bedrijf had willen behouden, maar het is aan de bewindvoerder maatregelen te treffen die nodig zijn om te zorgen dat de financiën van [verzoekster] weer op orde komen. Ook grief 2 slaagt niet
5.5
[verzoekster] geeft onder grief 3 aan dat het niet juist is dat de rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van zo’n problematische schulden dat zij bewind nodig heeft om met hulp van een derde haar schulden af te betalen. [verzoekster] zegt dat door omstandigheden in het verleden schulden zijn ontstaan bij onder andere de zorgverzekering en de woningbouw. Al voor het bewind was zij bezig deze schulden af te betalen en regelingen te treffen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de bewindvoerder verklaard dat bij het opmaken van de boedelbeschrijving is gebleken dat sprake is van een schuldenlast van ongeveer € 7.000,-. Er kwam naar boven dat er meer schulden waren dan alleen de huur en zorgpremie, want er zijn ook schulden bij een postorderbedrijf, telecom en CJIB. Met de verhuurder zijn afspraken gemaakt om uitzetting te voorkomen en is een regeling getroffen voor de huurachterstand. Het hof is van oordeel dat (ook) sprake is van problematische schulden op grond waarvan een bewindvoerder voor [verzoekster] noodzakelijk is. Grief 3 slaagt niet.
5.6
Omdat de grieven niet slagen en het hof het eens is met de beslissing van de kantonrechter, zal het hof die beslissing in stand laten (bekrachtigen).

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt van de kantonrechter (van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, team bewind) van 13 augustus 2024:
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door de griffier, en is op 15 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.