In deze zaak gaat het om de onderbewindstelling van de goederen van de verzoekster, die als gevolg van haar geestelijke toestand niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De verzoekster, geboren in 1985 in India, heeft eerder een zorgmachtiging gekregen van de rechtbank, die haar verplichtte tot het ondergaan van medische behandelingen en het beperken van haar bewegingsvrijheid. De kantonrechter heeft op 13 augustus 2024 een beschikking gegeven waarin de goederen van de verzoekster onder bewind zijn gesteld. De verzoekster is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met drie grieven. Het hof heeft de procedure gevolgd en op 27 maart 2025 een zitting gehouden waarbij de verzoekster en haar advocaat aanwezig waren, evenals de bewindvoerder en getuigen. Het hof heeft de grieven van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat de onderbewindstelling noodzakelijk is vanwege haar geestelijke toestand en de problematische schulden die zij heeft. De verzoekster heeft geprobeerd haar schulden af te betalen, maar het hof oordeelt dat zij niet in staat is om haar financiën zelfstandig te beheren. De beslissing van de kantonrechter wordt bekrachtigd, en de verzoekster's verzoeken worden afgewezen.