Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 juni 2024;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van de vouw van 20 maart 2025 met producties 11 en 12.
- namens de man, mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens, als waarnemer van mr. Schröder;
- de vrouw, bijgestaan door mr. V.R.L. Berkhout, als waarnemer van mr. Croes-Bleijendaal.
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2018 en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2020.
- de man [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zal zien op de momenten dat hij in Nederland verblijft, waarbij de man de vrouw twee weken van tevoren zal informeren over zijn komst naar Nederland en de ouders in onderling overleg overeenkomen wanneer de man [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kan zien:
- de man iedere vrijdag tussen 18.00 en 19.00 uur (Nederlandse tijd) zal videobellen met de kinderen;
- de vakanties, na een opbouwregeling, bij helfte tussen de ouders zullen worden verdeeld, waarbij de man de kinderen steeds in Nederland ophaalt en hen vervolgens ook weer naar Nederland terugbrengt en waarbij de kosten van de reis door de man zullen worden voldaan.
4.Het geschil
- primairmet ingang van 25 juli 2023 € 231,- per kind per maand, met ingang van 1 januari 2024 € 245,32 per kind per maand en met ingang van 1 januari 2025 € 261,27 per kind per maand;
- subsidiairmet ingang van 25 juli 2023 € 113,- per kind per maand, met ingang van 1 januari 2024 € 120,01 per kind per maand en met ingang van 1 januari 2025 € 127,81 per kind per maand.
5.De overwegingen voor de beslissing
primairper datum van de beschikking van de rechtbank, namelijk 28 maart 2024, dan wel
subsidiairper datum van indiening verzoekschrift, namelijk 29 september 2023, te laten ingaan. De man stelt zich – kort weergegeven – op het standpunt dat het op de weg van de vrouw had gelegen het verzoekschrift eerder in te dienen mocht zij een eerdere ingangsdatum wensen. Bovendien heeft de man in 2023 een bijdrage geleverd in de kosten van de kinderen en is de financiële situatie van de man slecht, zodat de rechtbank terughoudendheid had moeten betrachten bij het bepalen van een ingangsdatum in het verleden, aldus de man.
Primairmoet van dit inkomen worden uitgegaan.
Subsidiairstelt de vrouw dat haar onbetwiste stelling over het inkomen van de man in eerste aanleg was dat de man € 2.000,- netto per maand exclusief vakantietoeslag verdiende toen partijen nog samen waren, zodat de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden met vakantietoeslag. Daarnaast dient er geen rekening te worden gehouden met een onderhoudsbijdrage van de man aan zijn oudste dochter, aangezien de man geen stukken ter onderbouwing van deze kosten heeft ingebracht.
- het aandeel van de man (548/810 x 700) afgerond € 474,- per maand;
- het aandeel van de vrouw (262/810 x 700) afgerond € 226,- per maand.
6.De beslissing
- met ingang van 25 juli 2023 € 219,- per kind per maand,
- met ingang van 1 januari 2024 € 233,- per kind per maand en
- met ingang van 1 januari 2025 € 248,- per kind per maand,