ECLI:NL:GHARL:2025:3045

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
200.330.356/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in geschil over bespaarde kosten na opzegging aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 mei 2025 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep tussen Adelaarsveer B.V. en Elektrotechniek Emmen B.V. De zaak betreft een geschil over de opzegging van een aannemingsovereenkomst door Adelaarsveer op 3 juli 2020. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 29 oktober 2024 vastgesteld dat er behoefte is aan deskundige voorlichting over de bespaarde kosten die Elektrotechniek heeft gerealiseerd door het niet afmaken van het werk na de opzegging. Beide partijen hebben hun standpunten over de benoeming van de deskundige en de te stellen vragen naar voren gebracht. Het hof heeft besloten om de heer [naam2] als deskundige te benoemen, die zal onderzoeken welke werkzaamheden nog moesten worden verricht en welk bedrag Elektrotechniek zich heeft bespaard door het niet uitvoeren van deze werkzaamheden. Het hof heeft ook het voorschot voor de deskundige vastgesteld op € 9.480,35, dat door Adelaarsveer moet worden betaald. Partijen hebben de gelegenheid om te reageren op het rapport van de deskundige, waarbij Adelaarsveer als eerste mag reageren. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen na het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.330.356/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 133203
arrest van 13 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap Adelaarsveer B.V.,
die is gevestigd in Coevorden,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde en ook als eiseres,
hierna:
Adelaarsveer,
advocaat: mr. D.A. Westra te Leeuwarden,
tegen
Elektrotechniek Emmen B.V.,
die is gevestigd in Emmen,
die ook hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres en ook als verweerster,
hierna:
Elektrotechniek,
advocaat: mr. H.C. Post te Assen.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof heeft in zijn tussenarrest van 29 oktober 2024 overwogen dat het hof behoefte heeft aan voorlichting door een deskundige over de omvang van de kosten die Elektrotechniek zich heeft kunnen besparen doordat zij – als gevolg van de opzegging van de overeenkomst door Adelaarsveer op 3 juli 2020 – het werk niet meer heeft hoeven afmaken.
1.2
Naar aanleiding van het tussenarrest hebben beide partijen een akte uitlating deskundige genomen en vervolgens allebei een antwoord-akte. Ten slotte hebben partijen het hof opnieuw gevraagd arrest te wijzen.

2.Het oordeel van het hof

Het hof zal een deskundige benoemen
2.1
Partijen hebben zich in de na het tussenarrest genomen aktes uitgelaten over de persoon van de deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen.
2.2
Wat de vragen betreft, heeft Adelaarsveer terecht aangevoerd dat Elektrotechniek ten onrechte een aantal aannames over de stand van het werk per 3 juli 2020 in haar vraagstelling heeft opgenomen. Het is immers juist aan de deskundige om te beoordelen hoeveel werk er toen nog gedaan moest worden. Anders dan Elektrotechniek in haar akte betoogt, is het daarbij wel relevant of de tot dan toe door haar verrichte werkzaamheden gebreken vertoonden. Weliswaar heeft het hof geoordeeld dat Elektrotechniek op dat punt op 3 juli 2020 niet in verzuim was, omdat zij ter zake niet door Adelaarsveer in gebreke was gesteld en zij tot de oplevering de tijd had het werk af te ronden, maar dat neemt niet weg dat Elektrotechniek bij een normale voortzetting van de overeenkomst eventuele gebreken in haar werk voor de oplevering moest herstellen die zij niet in de eigen kostenbegroting had betrokken, en die daarom ten koste gaan van de winst die behaald had kunnen worden. Doordat Elektrotechniek dat nu, als gevolg van de opzegging van de overeenkomst door Adelaarsveer, niet meer heeft hoeven doen, dient de deskundige te beoordelen welk bedrag Elektrotechniek zich heeft bespaard doordat zij haar werk niet heeft hoeven afmaken (eventueel noodzakelijk herstel van haar eigen werkzaamheden daaronder begrepen).
2.3
Het hof zal de vragen van Adelaarsveer ook niet één op één overnemen. Zo is de eerste vraag van Adelaarsveer te ruim geformuleerd. Het is niet zo dat de deskundige uit eigen beweging gebreken in het werk dient vast te stellen. Adelaarsveer heeft het werk inmiddels laten afmaken door [naam1] . Voor wat de stand van het werk op 3 juli 2020 betreft kan de deskundige de rapportages met punten van kritiek die Adelaarsveer in juli 2020 na de opzegging per woning heeft gemaakt (productie E XXXV bij dagvaarding) en de reactie daarop van Elektrotechniek van 17 juli 2020 (productie E XXXVI bij dagvaarding) als uitgangspunt nemen voor (i) de feitelijke toestand van de woningen en (ii) de af te ronden werkzaamheden ten tijde van de opzegging (3 juli 2020).
De deskundige dient zich vervolgens (iii) zelfstandig een oordeel te vormen over de meest kostenefficiënte manier waarop Elektrotechniek de af te ronden werkzaamheden zou hebben uitgevoerd en welk bedrag Elektrotechniek zich heeft bespaard doordat zij de werkzaamheden niet meer heeft hoeven afronden - daaronder begrepen eventuele kosten van herstel van de door haar tot dan toe uitgevoerde werkzaamheden,
voor zover die in genoemde rapportages zijn benoemd.
De door Adelaarsveer voorgestelde vragen 4 en 5 zijn niet relevant, gelet op hetgeen het hof hierover in zijn arrest van 29 oktober 2024 heeft overwogen (rechtsoverwegingen 4.26 en 4.12-4.14).
2.4
Het hof zal de te benoemen deskundige de volgende vragen voorleggen:
Wat was, in relatie tot de aannemingsovereenkomst en het overeengekomen meer- en minderwerk, en
gelet op de rapportages per woning, ten tijde van de beëindiging van de aannemingsovereenkomst op 3 juli 2020 de omvang van de werkzaamheden die nog moesten worden verricht ter afronding en eventueel herstel van de werkzaamheden en welke materialen dienden in dat verband nog te worden geleverd?
Welk bedrag heeft Elektrotechniek zich bespaard doordat zij deze werkzaamheden niet meer hoefde uit te voeren en materialen niet meer hoefde te leveren?
3. Geeft uw onderzoek u aanleiding tot het maken van opmerkingen die naar uw oordeel van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil tussen partijen?
2.5
Partijen hebben geen eenstemmig voorstel gedaan met betrekking tot de persoon van de deskundige. Adelaarsveer heeft gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de twee door Elektrotechniek voorgedragen deskundigen. Elektrotechniek heeft op haar beurt bezwaar tegen één van de vier door Adelaarsveer genoemde deskundigen.
2.6
De griffier van het hof heeft partijen in een brief van 17 april 2025 laten weten dat het hof voornemens is de heer [naam2] , lid deskundige van de Raad van Arbitrage voor Bouwgeschillen, tot deskundige benoemen. De deskundige heeft zich bereid verklaard een eventuele benoeming tot deskundige te aanvaarden en heeft aangegeven vrij te staan tegenover partijen. Partijen hebben vervolgens ingestemd met zijn benoeming, de aanvaarding van de door de Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen gehanteerde algemene voorwaarden De Nieuwe Regeling 2011 (DNR 2011) en de hoogte van het hierna te noemen voorschot.
2.7
De deskundige heeft een opgave gedaan van de naar verwachting door hem te maken kosten. Uitgaande van een verwachte tijdsbesteding van 38 uren en een uurtarief van € 195,- en € 425,- aan verschotten, zal het hof het voorschot bepalen op € 9.480,35 inclusief btw. Het hof zal Adelaarsveer, op wie de bewijslast ten aan zien van de bespaarde kosten rust, met het voorschot belasten.
Hoe verder?
2.8
Beide partijen mogen uiteraard op het door de deskundige uit te brengen rapport reageren. Adelaarsveer krijgt die gelegenheid als eerste. Vervolgens mag Elektrotechniek reageren.

3.De beslissing

Het hof:
Benoeming deskundige
3.1
Het hof benoemt tot deskundige:
de heer [naam2] , lid deskundige van de Raad van Arbitrage voor Bouwgeschillen
Postbus 19290
3501 DG UTRECHT
tel: (030) 2 343 222
e-mail: info@raadvanarbitrage.nl
om, met inachtneming van hetgeen is overwogen in de rechtsoverwegingen 2.2 en 2.3, een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen over de vragen in rechtsoverweging 2.4.
3.2
Het hof stelt het voorschot van de deskundige vast op € 9.480,35 (inclusief omzetbelasting). Adelaarsveer moet het voorschot betalen.
Aanwijzingen voor de deskundige
3.3
Pas als de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald, hoeft de deskundige met het onderzoek te beginnen.
3.4
De deskundige moet schriftelijk antwoorden op de hiervoor geformuleerde vragen.
3.5
Bij de uitvoering van het onderzoek moet de deskundige de Leidraad deskundige in civiele zaken volgen die is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
3.6
Als de deskundige vragen heeft, kan hij die stellen aan mr. M.M.A. Wind als raadsheer-commissaris.
3.7
De deskundige zal partijen zijn concept-rapport sturen en hen in de gelegenheid stellen om binnen een redelijke termijn op het concept-rapport te reageren. Hij moet in zijn definitieve rapport de reacties van partijen bespreken.
3.8
Het ondertekende deskundigenbericht moet
vóór 5 augustus 2025worden gestuurd aan de griffie van dit hof (postbus 1704, 8901 CA in Leeuwarden).
Aanwijzingen voor partijen
3.9
Het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal aan Adelaarsveer een voorschotfactuur sturen van € 9.480,35 (inclusief btw). Dit voorschot moet binnen 4 weken na de datum op de factuur zijn betaald.
3.1
Adelaarsveer moet aan de deskundige een kopie van het dossier sturen. De griffier stuurt de deskundige een kopie van dit arrest.
3.11
Partijen moeten de deskundige de inlichtingen geven waarom deze vraagt.
3.12
Op dinsdag 2 september 2025 kan Adelaarsveer op het deskundigenbericht reageren. Daarna zal de zaak op de rol worden verwezen voor een reactie door Elektrotechniek.
3.13
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mr. M.M.A. Wind, mr. M.W. Zandbergen en mr. M.F. Eliens, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.