ECLI:NL:GHARL:2025:3122

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
21-002449-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting met levensgevaar en gevaar voor goederen

Op 22 mei 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting met levensgevaar en gevaar voor goederen. De verdachte, geboren in 1960, had op 21 november 2023 een kaars aangestoken in zijn appartement, gelegen in een appartementencomplex, en deze onbeheerd gelaten. Hierdoor ontstond een uitslaande brand die niet alleen zijn eigen woning, maar ook die van meerdere buren in gevaar bracht. De brandweer moest ingrijpen en meerdere woningen werden onbewoonbaar verklaard. De verdachte werd op 21 november 2023 aangehouden en verklaarde dat hij de kaars had aangestoken en vervolgens op het balkon was gaan staan. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans op brand had aanvaard door de kaars in de nabijheid van brandbare stoffen te plaatsen en deze onbeheerd achter te laten. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank Gelderland en legde de verdachte een gevangenisstraf van zeven maanden op, met aftrek van voorarrest, en een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, die dadelijk uitvoerbaar is. De beslissing om TBS op te leggen was gebaseerd op de vastgestelde psychische stoornis van de verdachte en het hoge recidiverisico. Het hof benadrukte de ernst van de situatie en de impact op de buren, die gevoelens van angst en onveiligheid ervoeren door de brand.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002449-24
Uitspraak d.d.: 22 mei 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 28 mei 2024 met parketnummer 05-308632-23, en het herstelvonnis van 25 juni 2024, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.W. van Zanden, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het op een paar punten tot een andere bewezenverklaring komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 21 november 2023 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht - op/aan/in een pand aan [adres 2] (zich bevindende in een appartementencomplex) - door open vuur (te weten een kaars) in aanraking te brengen met (een) vluchtige stof(fen) (te weten één of meerdere gordijn(en) en/of een stereotoren), althans met één of meerdere brandbare stof(fen) ten gevolge waarvan het interieur en/of de inboedel en/of overige in het pand en/of op het balkon aanwezige goederen en/of het pand zelf geheel en/of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en daardoor - levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (mede)bewoner(s) en/of aanwezige(n) in/nabij het appartementencomplex en/of de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was en/of - gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen en/of het pand zelf en/of de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair
hij op of omstreeks 21 november 2023 te [plaats] , althans in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam op/aan/in een pand aan [adres 2] (zich bevindende in een appartementencomplex) open vuur (te weten een kaars) in aanraking heeft gebracht met (een) vluchtige stof(fen) (te weten één of meerdere gordijn(en) en/of een stereotoren), althans met één of meerdere brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat het interieur en/of de inboedel en/of overige in het pand en/of op het balkon aanwezige goederen en/of het pand zelf geheel en/of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, en daardoor - levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (mede)bewoner(s) en/of aanwezige(n) in/nabij het appartementencomplex en/of de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen ontstond en/of - gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen en/of het pand zelf en/of de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen ontstond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Door bewust een kaars te plaatsen op een plek zeer dicht in de buurt van brandbare stoffen, zoals de gordijnen, maar ook de stereo-installatie en vervolgens deze kaars onbeheerd achter te laten door op het balkon te gaan staan, heeft de verdachte volgens de advocaat-generaal de aanmerkelijke kans aanvaard dat brand zou ontstaan. De gedragingen van de verdachte laten naar hun uiterlijke verschijningsvorm zien dat de verdachte de gevolgen van de lekkende kaars heeft aanvaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft hij – kort samengevat – aangevoerd dat geen sprake is geweest van het in aanraking brengen van open vuur (te weten een kaars) met vluchtige stoffen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte niet de aanmerkelijke kans op een brand in het leven heeft geroepen, dan wel bewust heeft aanvaard.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel is dat het door de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn uitgewerkt. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De bewijsmiddelen [1]
[aangever] heeft namens [woonstichting] aangifte gedaan van vermoedelijke
brandstichting in de woning aan [adres 2] in [plaats] . Verdachte woont sinds 17 oktober 2005 in bovenvermelde woning. Op 21 november 2023 hoorde aangeefster dat er een woningbrand was in bovenvermeld appartement. Ter plaatse bleken de woning van de verdachte en daarnaast de woningen aan [adres 3] , [adres 4] en [adres 5] niet meer bewoonbaar. De woning van [adres 6] was tijdelijk niet bewoonbaar. [2]
Situatie ten tijde van de brand
Op 21 november 2023 rond 06:05 uur kreeg de politie het verzoek om naar [adres 2] in [plaats] te gaan in verband met een woningbrand. Uit de woning [adres 2] , kwamen dikke zwarte rookwolken. [3] Er was sprake van een uitslaande brand en er kwamen grote vlammen uit de genoemde woning. De uitslaande vlammen reikten tot aan het balkon van de direct bovengelegen woning. Verbalisanten hebben de woningen op de eerste verdieping ontruimd. [4] Een verbalisant zag dat meerdere buren van verdachte nog in hun woning waren. [5]
Een verbalisant hoorde dat diverse ruiten van de woning sprongen en hij voelde dat er brandend materiaal en vonken op hem vielen. [6]
De bevelvoerder van de brandweer heeft verklaard dat de flats aan de [straat] in de zeventiger jaren zijn gebouwd. Bij een uitslaande brand met bebouwing en materialen uit die tijd zal het volgens de bevelvoerder snel leiden tot uitbreiding van de brand naar omliggende percelen, zowel naar links als naar rechts en naar onder en boven. Dat was bij de brand aan [adres 2] ook een groot risico. De flat aan de [straat] heeft een galerij en dat vormde ook een groot risico tot overslaan van de brand naar belendende woningen. Bij de brand in de woning van verdachte brandde heel snel de gehele pui uit en dat vormde een groot risico voor met name de boven- en ondergelegen woningen. [7]
Branden van een kaars en daarop volgende handelingen van verdachte
De verdachte is op 21 november 2023 aangehouden en overgebracht naar het [ziekenhuis] in [plaats] . De verdachte verklaarde daar dat hij een kaars had aangestoken en dat hij daarna op het balkon was gaan staan. Hij is vervolgens de woning ingegaan om de rookmelder uit te zetten. [8]
De verdachte heeft op 22 november 2023 bij de politie verklaard dat hij een kaars in de vorm van een Baccara roos op de mini stereo-installatie had neergezet en had aangestoken. Verdachte ging via de balkondeur zijn balkon op om de frisse boslucht te ruiken en een sigaretje te roken. Hij zag toen dat zijn stereo-installatie in de fik stond omdat de kaars aan het lekken was. De brandmelder die in de gang bij de voordeur hing ging ook af. Hij liep naar de gang en deed de brandmelder met een stok uit. De nylon gordijnen gingen ook in de fik. [9]
De verdachte heeft op 24 november 2023 bij de rechter-commissaris aanvullend verklaard dat hij de paraffine van de kaars op de stereo zag lopen. Het brandde meteen al. De kaars stond op ongeveer tien centimeter afstand van de gordijnen. Toen vlogen de gordijnen ook in brand. Het klopt dat hij stond te dansen en zingen op het balkon. Simpele liedjes. Waar maak je je druk om. Het leven is te kort. Er ligt niet veel van waarde in het appartement. [10]
Op de terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat het een kunstig gemaakte kaars was die hij van een artistieke vriend had gekregen. De kaars had de vorm van een rozenknop met openstaande blaadjes. Verdachte had nog niet eerder een dergelijke kaars gebruikt. [11]
Op het moment dat de politie de verdachte liggend onder zijn balkon aantreft, leek de verdachte niet onder de indruk van de uitslaande brand in zijn woning en bleef hij bij verbalisanten zeuren om een sigaret. [12]
[getuige] heeft verklaard dat hij in de woning aan [adres 7] verbleef en dat hij op 21 november 2023 rond 06:00 uur een brandalarm hoorde afgaan. Het brandalarm ging ook weer uit. De getuige zag toen dat de buurman half dansend op het balkon van zijn woning stond, terwijl het in de woning bij de deur van de woonkamer naar het balkon én op het balkon brandde. De brand werd heel snel groter. Toen hij naar de buurman schreeuwde dat hij weg moest gaan, schreeuwde de buurman dat hij nog genoeg zuurstof had en niet wegging. [13]
Indeling van de woning en de situatie na de brand.
De flatwoning aan [adres 2] is onderdeel van een appartementencomplex. Het appartementencomplex bestond uit drie woonlagen: de begane grond en nog twee verdiepingen. Het appartement lag op de eerste verdieping, gelegen tussen meerdere flatwoningen. [14]
Na het blussen van de brand is de bevelvoerder van de brandweer de woning binnen gegaan. De deur naar de woonkamer annex keuken zat dicht. De woonkamer bleek geheel uitgebrand. [15]
Uit forensisch onderzoek bleek dat het balkon van de bovengenoemde woning en dat van de daar bovengelegen woning zwaar door het vuur waren aangetast. Het totale brandbeeld gaf de forensisch onderzoeker de indicatie dat de temperatuur zeer hoog is geweest, gezien de brandpatronen, zoals stukken die uit het beton waren gesprongen en diepe inbrandingen in de houten kozijnen. In de flatwoning was alleen de woonkamer/keuken aangetast door vuur. De rest van de woning was aangetast door roet, hitte-inwerking en rookontwikkeling. Voor in de woonkamer was de schade door vuur en de inbrandingen meer aanwezig dan achter in de woonkamer nabij de keuken. De toegangsdeur van de woonkamer had ten tijde van de brand, gezien het totaalbeeld, dicht gezeten. De woonkamer en met name de voorzijde nabij de voorgevel betrof de primaire brandhaard: hier waren diverse brandpatronen en kenmerken te zien die passen bij een primaire brandhaard. Oordelend naar de brandpatronen was de brand nabij de gevel en de balkondeur ontstaan. [16]
De verdachte heeft op 29 november 2023 verklaard dat het brandalarm aan het plafond hing in de gang. [17]
Bewijsoverwegingen
Oorzaak brand
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de brand in de woning aan [adres 2] is ontstaan op de plek waar de verdachte een brandende kaars had geplaatst, te weten op de stereo-installatie die in de woonkamer bij het raam ter hoogte van het balkon stond. Uit forensisch onderzoek komt immers naar voren dat de primaire brandhaard op die plaats was, terwijl dit ook past bij de verklaring van de verdachte en het feit dat er geen indicaties zijn voor een technische oorzaak van de brand.
Levensgevaar, gevaar voor zwaar letsel en gemeen gevaar voor goederen
Verdachtes appartement is grotendeels uitgebrand en onbewoonbaar geraakt. Er bestond een groot risico op het overslaan van de brand naar andere appartementen. Meerdere omliggende appartementen zijn ook volledig of tijdelijk onbewoonbaar geraakt. De brand woedde in de vroege ochtend; een tijdstip waarop mensen vaak thuis zijn en liggen te slapen. Ten tijde van de brand waren meerdere buren ook daadwerkelijk in hun woning aanwezig. Gelet hierop was bij de brand ook levensgevaar of gevaar voor zwaar letsel bij derden te duchten. Gelet op het voorgaande, is het hof, evenals de rechtbank heeft geconcludeerd, van oordeel dat gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Opzet
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte opzet had op brandstichting. Het hof is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde op de terechtzitting niet volgt dat verdachte vol opzet had op de brandstichting. Er zijn geen aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat verdachte bewust een brand heeft willen stichten in zijn woning en daar zijn handelen op heeft gericht. De vraag die het hof vervolgens moet beantwoorden is of sprake was van voorwaardelijk opzet.
Het hof stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie voorwaardelijk opzet op een bepaald
gevolg aanwezig is, indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
Aanmerkelijke kans
Of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het is naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat het niet ingrijpen bij een al ontstane (kleine) brand in woning kan leiden tot een verdergaande brand. Elk open vuur binnen een woning brengt een kans mee op het ontstaan van brand. Verdachte heeft een brandende kaars met een bijzondere vorm waarvan hij het brandgedrag niet kende, neergezet direct op een stereo-installatie in de nabijheid van gordijnen en de kaars daarna onbeheerd achtergelaten. Toen hij vervolgens zag dat de kaars had gelekt en brand in de stereo-installatie was ontstaan heeft verdachte niet ingegrepen. Daarmee heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op brand gecreëerd.
Aanvaarding van de aanmerkelijke kans
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
Dat de verdachte in het onderhavige geval de aanmerkelijke kans op brand bewust heeft aanvaard, blijkt uit zijn gedrag. De verdachte heeft een kaars waarvan hij het brandgedrag niet kende onbeheerd laten branden en geen actie ondernomen om de brand te blussen toen het brandalarm afging en hij zag dat de stereo-installatie vlam had gevat. De verdachte heeft ervoor gekozen om het brandalarm in de hal uit te zetten en heeft daarna de deur naar de hal (en het brandalarm) gesloten. Uit zijn verklaring bij de rechter-commissaris leidt het hof af dat de verdachte het op dat moment niet zo erg vond dat brand was ontstaan; het leven was tekort en in zijn appartement zouden weinig spullen van waarde hebben gelegen. Deze houding komt overeen met de houding die verdachte ten tijde van de brand liet zien. Na het uitzetten van de brandmelder is de verdachte wederom op het balkon gaan staan en heeft daar staan dansen en – naar eigen zeggen – liedjes gezongen. Deze lakse houding wordt door de politie ook gezien als zij de verdachte liggend onder zijn balkon aantreffen. Terwijl de vlammen uit zijn appartement slaan, de ruiten knappen en glas naar beneden valt, is de verdachte vooral bezig met het verkrijgen van een sigaret.
De genoemde gedragingen van de verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het doen ontstaan en het laten voortduren en zich uitbreiden van de brand, dat het niet anders kan dan dat de verdachte bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
Causaal verband
Het hof is van oordeel dat het, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge verband en samenhang bezien, niet aan twijfel onderhevig is dat de keten van gebeurtenissen in de gedragingen van verdachte een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg, de brand. Voorts is het hof van oordeel dat het ingetreden gevolg redelijkerwijs aan de gedragingen van verdachte kan worden toegerekend. Een alternatieve causaliteit is niet aannemelijk geworden uit het dossier en het onderzoek op de terechtzitting.
Alternatief scenario
Het hof acht de alternatieve lezing van de verdachte ter zitting in hoger beroep – dat hij niet zou hebben gezien dat er brand was toen hij het brandalarm uitzette en dat toen hij de brand constateerde deze al onbeheersbaar was – niet aannemelijk geworden. Ditzelfde geldt voor de alternatieve lezing in zijn verklaring op 29 november 2023, voor zover die inhoudt dat hij geprobeerd zou hebben de brand te doven door een bord op de kaars te gooien. De alternatieve lezing van verdachte vindt geen steun in het dossier, terwijl het hof geen reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring die de verdachte onmiddellijk na zijn aanhouding tegenover de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd. Het hof houdt de verdachte aan die verklaringen.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het gevoerde bewijsverweer en acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting, zoals hieronder nader aangeduid.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks21 november 2023 te [plaats] ,
althans in Nederland,opzettelijk brand heeft gesticht -
op/aan/in een pand aan [adres 2] (zich bevindende in een appartementencomplex) - door open vuur (te weten een kaars) in aanraking te brengen met
(een) vluchtige stof(fen) (te weten één of meerdere gordijn(en) en/ofeen stereotoren
), althans met één of meerdere brandbare stof(fen)ten gevolge waarvan het interieur en
/ofde inboedel en
/ofoverige in het pand
en/of op het balkonaanwezige goederen en
/ofhet pand zelf geheel en/of gedeeltelijk
is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaanen daardoor - levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (mede)bewoner(s) en
/ofaanwezige(n) in/nabij het appartementencomplex
en/of de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was en
/of- gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen en
/ofhet pand zelf en
/ofde aangrenzende/omliggende panden/percelen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

Ter beoordeling van de strafbaarheid van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde heeft het hof acht geslagen op de Pro Justitia rapportages van 6 maart 2024 en 7 maart 2024, opgemaakt door de gedragsdeskundigen [naam 1] en [naam 2] , GZ-psychologen, en [naam 3] , psychiater.
Uit die rapportages volgt dat bij verdachte ten tijde van de gepleegde feiten sprake was van een stoornis. De deskundigen concluderen dat de door hen gestelde stoornis invloed heeft gehad op het tenlastegelegde feit en dat daarom het ten laste gelegde feit, indien bewezen, in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Het hof neemt de conclusie van de gedragsdeskundigen ten aanzien van de toerekenbaarheid over en maakt die tot de zijne. Het hof is daarom van oordeel dat het bewezenverklaarde feit aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. Nu er voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluit, is de verdachte strafbaar.

Oplegging van straf en maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een maatregel terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden. Deze voorwaarden zijn genoemd in het rapport van de reclassering van 6 mei 2024. De advocaat-generaal heeft gevorderd om de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de door de reclassering geadviseerde voorwaarden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de veiligheid van anderen op die manier voldoende kan worden gewaarborgd en de kans op recidive voldoende kan worden beperkt. Volgens de verdediging is oplegging van TBS met voorwaarden niet noodzakelijk.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals uit het dossier naar voren komt en bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft brand gesticht in zijn appartement, gelegen in een appartementencomplex waar op dat moment meerdere bewoners aanwezig waren. De brand heeft zich uitgebreid naar aangrenzende appartementen. Door de brand zijn vier woningen onbewoonbaar geraakt en één woning was tijdelijk onbewoonbaar. Al met al heeft verdachte door zijn handelen een levensgevaarlijke situatie doen ontstaan voor zijn buren en de hulpverleners, maar ook voor zichzelf. Dit moet bij zijn buren gevoelens van angst, onrust en onveiligheid teweeg hebben gebracht.
Het hof is van oordeel dat het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dat is gepleegd – zoals hierboven overwogen – zo ernstig zijn dat alleen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft het hof nadrukkelijk mede in aanmerking genomen dat de feiten, zoals het hof in navolging van de hierna te bespreken rapportages aanneemt, de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend en verdachte zelf ook grote schade heeft geleden. Immers, nagenoeg zijn hele inboedel is verloren gegaan en zijn huis is onbewoonbaar. Voorts heeft het hof meegewogen dat aan de verdachte tevens de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden wordt opgelegd. Gelet op deze omstandigheden komt het hof tot een lagere straf dan in beginsel ten aanzien van het onderhavige feit passend wordt geacht. Het hof acht in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
TBS-maatregel
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of, en zo ja in welke vorm, een
TBS-maatregel moet worden opgelegd.
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de vier vereisten van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht om tot oplegging van de maatregel van TBS over te kunnen gaan.
Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Het hof heeft een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van drie gedragsdeskundigen, te weten de pro justitia rapportages van gezondheidspsychologen [naam 1] en [naam 2] (hierna: [naam 1] en [naam 2] ) en van psychiater [naam 3] (hierna: [naam 3] ) van respectievelijk 6 maart 2024 en 7 maart 2024. [naam 1] en [naam 2] hebben geconcludeerd dat bij de verdachte (ten tijde van het delict) sprake was van een manische psychotische ontregeling best passend bij een schizo-affectieve stoornis, bipolaire type 2. De verdachte had klachten zoals paranoïde gekleurde denkbeelden en grootsheidsdenkbeelden over zichzelf. Er was sprake van een slechte zelfzorg, luidruchtig gedrag, verminderde slaapbehoefte, versneld denken en gedesorganiseerde spraak. Deze symptomen zijn passend bij een schizo-affectieve stoornis, bipolaire type en ontstonden grotendeels, maar niet uitsluitend, na het gebruik van middelen. Tevens stellen [naam 1] en [naam 2] vast dat sprake is van een stoornis in het gebruik van opioïde (heroïne), een stoornis in het gebruik van een stimulantium (cocaïne), een stoornis in alcoholgebruik en een stoornis in het gebruik van cannabis, allen in remissie in een gereguleerde omgeving. [naam 3] heeft eveneens geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type en misbruik van de hiervoor genoemde middelen.
Beide rapportages zijn inmiddels ouder dan een jaar. Zowel de verdediging als de
advocaat-generaal hebben echter ingestemd met het gebruik van deze rapportages.
Ter terechtzitting bij het hof is het beeld van verdachte, zoals dit uit de rapporten van de deskundigen naar voren komt, bevestigd. Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat bij verdachte ten tijde van het delict sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. De vastgestelde problematiek bij verdachte was al gedurende langere tijd aanwezig. Verdachte zit inmiddels geruime tijd in een gereguleerde omgeving, waardoor zijn stoornissen meer op de achtergrond zijn geraakt.
Daarnaast is er – naar het oordeel van het hof – sprake van een hoog recidiverisico, zodat de veiligheid van anderen in het geding is. Het hof ontleent de inschatting van dat risico aan de eerder aangehaalde rapportages. [naam 1] en [naam 2] schatten de kans op recidive hoog in. Ook [naam 3] schat het recidivegevaar hoog in. Het hof neemt deze conclusie over.
Gelet op de stoornis, het aanwezige recidivegevaar, de ernst van het door de verdachte gepleegde feit en het feit dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van TBS noodzakelijk maken en dat niet kan worden volstaan met oplegging van alleen een gevangenisstraf.
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden welke vorm van TBS opgelegd dient te worden; met bevel tot verpleging van overheidswege of met de oplegging van voorwaarden.
[naam 1] en [naam 2] adviseren om een klinische behandeling op te leggen in het kader van TBS met voorwaarden. Aangezien een zorgmachtiging ontoereikend is, is de behandeling alleen te realiseren binnen het kader van TBS met voorwaarden. [naam 3] adviseert tevens om TBS met voorwaarden op te leggen. De verdachte zou moeten worden opgenomen in een forensisch psychiatrisch ziekenhuis, bijvoorbeeld een FPK of een FPA. Op de langere termijn, als de verdachte voldoende gestabiliseerd is, zou kunnen worden gedacht aan plaatsing in een (forensisch) begeleide woonvorm.
De TBS met voorwaarden zoals die door rechtbank was opgelegd, wordt al enige tijd tenuitvoergelegd, omdat de rechtbank de maatregel dadelijk uitvoerbaar had verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de reclasseringsrapportages van 6 mei 2024 en 11 april 2025 en het behandelevaluatieverslag van Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) [locatie] van 25 april 2025. Volgens de reclassering maken het hoge recidiverisico en de vastgestelde psychiatrische problematiek van verdachte dat de ingezette controle en begeleiding moet worden voortgezet. FPA [locatie] concludeert dat door de langdurige stabiliteit op de FPA, ook na afbouw medicatie ervoor is gekozen om de door pro Justitia rapporteurs gestelde diagnose schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type niet langer te handhaven. Het behandelteam van de FPA verwacht dat het drugsgebruik, en dan met name cannabis/hasj, destijds van invloed is geweest op de ontregeling van de verdachte. Voor een succesvol na-traject wordt het essentieel geacht dat er voldoende monitoring en ondersteuning is bij het abstinent blijven van alcohol en drugs, waarbij het in het bijzonder van belang is dat de verdachte geen cannabis gebruikt omdat er een duidelijke link lijkt te zijn tussen cannabis gebruik en (manisch-)psychotische ontregeling.
Ondanks de positieve ontwikkelingen die te lezen zijn in het behandelevaluatieverslag van FPA [locatie] van 25 april 2025, oordeelt het hof dat het recidiverisico alleen afdoende beperkt kan worden met de oplegging van TBS met voorwaarden. Naast het oordeel van de deskundigen betrekt het hof ook de volgende punten daarbij:
  • de verdachte verklaart aanhoudend, ook ter terechtzitting bij het hof, wisselend over gebeurtenissen in zijn persoonlijk leven, waarbij hij veelal zichzelf groots schetst;
  • hij kan zich niet vinden in de diagnose die de pro justitia deskundigen hebben gesteld;
  • de verblijf in FPA [locatie] vindt hij niet nuttig; hij zit daar naar eigen zegge zijn tijd uit. Hij trekt zich veel terug en heeft een negatieve kijk op de situatie.
Verdachte heeft zich ter zitting van het hof wel bereid getoond de voorwaarden na te willen leven als hem een TBS met voorwaarden wordt opgelegd.
Het hof zal daarom beslissen tot oplegging van een TBS met voorwaarden en daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen de voorwaarden stellen die door de reclassering zijn geadviseerd en hieronder in het dictum worden weergegeven.
Gelet op de omstandigheid dat het bewezenverklaarde misdrijf is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan, zal het hof de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Nu het bewezenverklaarde feit een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, is de TBS, in het geval de TBS met voorwaarden in de toekomst alsnog wordt omgezet naar een TBS met verpleging van overheidswege, niet beperkt tot de duur van maximaal vier jaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 38, 38a en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
- Verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat de verdachte:
  • zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van de verdachte vast te stellen;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • meewerkt aan huisbezoeken;
  • de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
  • gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
- Verdachte laat zich opnemen in een nog nader te bepalen zorginstelling (thans FPA [locatie] ), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
- Verdachte laat zich behandelen door een nog nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- Verdachte verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
- Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Beveelt dat de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Aldus gewezen door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. T. Bertens en mr. M. Zwartjes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E. van der Zandt, griffier,
en op 22 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 22 mei 2025.
Tegenwoordig:
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. W. Gerretschen, advocaat-generaal,
mr. G.C. Drenthe, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202401081449, gesloten op 8 januari 2024 en de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, pagina’s 71 en 72.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 48.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 54.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 58.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 48.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 99.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 25.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring, d.d. 24 november 2023.
11.Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 14 mei 2024.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 24.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 111.
14.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [plaats] ), pagina 140.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 97 en 98.
16.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [plaats] ), pagina’s 142-145.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 35.